In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 5 juli 2018 uitspraak gedaan in het verzet van [opposante] tegen een eerdere uitspraak van 14 februari 2018. De Autoriteit Financiële Markten (AFM) had op 19 april 2017 een bestuurlijke boete van € 50.000,- opgelegd aan [opposante] wegens overtreding van artikel 5:62, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht. Het bezwaar van [opposante] tegen dit besluit werd op 17 augustus 2017 ongegrond verklaard. Hierop heeft [opposante] beroep ingesteld, maar de rechtbank verklaarde dit beroep niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding. In verzet heeft [opposante] betoogd dat deze termijnoverschrijding verschoonbaar was, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet het geval was. De rechtbank heeft de argumenten van [opposante] zorgvuldig overwogen, maar kwam tot de conclusie dat er geen reden was om te twijfelen aan de eerdere beslissing. De rechtbank heeft vastgesteld dat [opposante] niet binnen de wettelijke termijn van zes weken beroep had ingesteld en dat de redenen die zij aanvoerde voor deze termijnoverschrijding niet voldoende waren om het verzet gegrond te verklaren. De rechtbank heeft het verzet ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.