ECLI:NL:RBROT:2018:5368

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 februari 2018
Publicatiedatum
5 juli 2018
Zaaknummer
10/660333-17 en 10/662126-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld en bedreiging, mishandeling en wapenbezit door minderjarige verdachte

Op 27 februari 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2002, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal met geweld, mishandeling en wapenbezit. De verdachte is in de periode van 5 april 2017 tot en met 8 oktober 2017 betrokken geweest bij verschillende incidenten. De meest ernstige zaak betreft een diefstal op 1 juni 2017 in Capelle aan den IJssel, waarbij de verdachte een jongen met een mes heeft bedreigd en beroofd van zijn tas en geld. Daarnaast heeft de verdachte op 15 juni 2017 een mes gedragen, wat in strijd is met de Wet wapens en munitie. Op 8 oktober 2017 heeft hij een medepassagier in de metro mishandeld en zich verzet tegen ambtenaren van het openbaar vervoer, waarbij hij hen ook heeft bedreigd met de dood.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks zijn jonge leeftijd, al eerder is veroordeeld voor geweldsmisdrijven en zich in een proeftijd bevond. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers meegewogen in de strafmaat. De verdachte is veroordeeld tot 200 dagen jeugddetentie, waarvan 29 dagen voorwaardelijk, en moet zich houden aan bijzondere voorwaarden, waaronder deelname aan een hulpverleningsprogramma. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partijen voor de geleden immateriële schade.

De rechtbank heeft de verdachte als strafbaar verklaard en de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf toegewezen, omdat hij zich niet aan de voorwaarden heeft gehouden. De uitspraak benadrukt de noodzaak van toezicht en begeleiding voor de verdachte, gezien zijn gedragsproblemen en de risico's op recidive.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummers: 10/660333-17 en 10/662126-17
Parketnummer vordering TUL VV: 09/032340-16
Datum uitspraak: 27 februari 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 2002,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
feitelijk verblijvende op het adres [verblijfadres verdachte] te [verblijfplaats verdachte] ,
raadsman mr. G.A.J. Purperhart, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 13 februari 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.P.G. de Beer heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder parketnummer 10/660333-17 onder 1, 2 en 3 en het onder parketnummer 10/662126-17 onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 171 dagen met aftrek

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering van het onder parketnummer 10/660333-17 onder 2 en 3 en het onder parketnummer 10/662126-17 onder 1 ten laste gelegde
Het onder parketnummer 10/660333-17 onder 2 en 3 en het onder parketnummer 10/662126-17 onder 1 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering van het onder parketnummer 10/660333-17 onder 1 ten laste gelegde
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder parketnummer 10/660333-17 onder 1 ten laste gelegde diefstal door middel van geweld en bedreiging met geweld van [naam slachtoffer 1] .
4.2.2.
Standpunt verdediging
Namens de verdachte heeft de raadsman integrale vrijspraak van het onder parketnummer 10/660333-17 onder 1 ten laste gelegde bepleit, op grond van het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs.
4.2.3.
Beoordeling
De rechtbank overweegt het volgende.
Op grond van de verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 13 februari 2018, waarbij door hem is verklaard dat hij zichzelf op de stills van de bewakingscamerabeelden van het winkelcentrum Scholver te Capelle aan den IJssel (die zijn opgenomen in het proces-verbaal registratienummer [nummer] ), staat vast dat de verdachte zich op 1 juni 2017 gelijktijdig met de aangever in winkelcentrum Scholver bevond.
De aangever heeft zowel tegenover de politie als tegenover de rechter-commissaris verklaard dat hij op 1 juni 2017 in winkelcentrum Scholver door een jongen is beroofd van zijn tasje met inhoud en wat los geld. De aangever heeft de verdachte op een politiefoto met honderd procent zekerheid herkend als zijnde de dader. De aangever heeft verklaard dat hij die dag in het winkelcentrum is aangesproken door de verdachte, dat hij vervolgens met hem is meegelopen naar het laad- en losplatvorm van de Albert Heijn en dat hij daar toen door de verdachte is beroofd.
Uit het proces-verbaal van bevindingen met documentcode [code document] blijkt dat op de beelden van beveiligingscamera’s van het winkelcentrum Scholver te zien is dat de aangever een tasje bij zich draagt. Tevens is op de beelden te zien dat de aangever en verdachte samen naar de laad-loszone van de Albert Heijn lopen. Daarna verdwijnen zij korte tijd uit beeld achter een bosschage. Wanneer zij vanachter de bosjes weer tevoorschijn komen, is te zien dat de verdachte wegloopt. Op daaropvolgende beelden is te zien dat de aangever hard de roltrap op rent en dat het tasje dat aangever bij zich had, ontbreekt.
De aangever heeft verklaard dat de verdachte tijdens de beroving een mes in zijn broeksband bij zich droeg.
De verdachte heeft zich bij de politie beroepen op zijn zwijgrecht en heeft tijdens de behandeling ter terechtzitting op 13 februari 2018 verklaard dat hij de aangever op 1 juni 2017 niet heeft gezien of gesproken. De rechtbank acht die verklaring van de verdachte gezien de hiervoor beschreven camerabeelden niet geloofwaardig.
Bij zijn aanhouding had de verdachte een mes in zijn broeksband. Weliswaar was dit enkele dagen na de aangifte, maar dit ondersteunt de verklaring van de aangever over de aanwezigheid van een mes.
Op grond van de voorgaande feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien, wordt de onder feit 1 ten laste gelegde diefstal door middel van geweld en bedreiging met geweld van [naam slachtoffer 1] wettig en overtuigend bewezen geacht.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10/660333-17 onder 1 en onder parketnummer 10/662126-17 onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10/660333-17 onder 2 en 3 en onder parketnummer 10/662126-17 onder 1 ten laste gelegde ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
Parketnummer 660333-17
1.
hij op 01 juni 2017 te Capelle aan den IJssel op/aan de openbare weg, de Picassopassage, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas met inhoud en enkele euro's aan los geld, toebehorende aan [naam slachtoffer 1] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken,
en/of met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een tas met inhoud en/of enkele euro's aan losgeld, geheel of ten dele toebehorende aan die [naam slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het:
- tonen van een mes, aan die [naam slachtoffer 1] , en
- trekken van het tasje van die [naam slachtoffer 1] van diens schouder, en
- voelen in/doorzoeken van de broekzakken van die [naam slachtoffer 1] , en
- aan die [naam slachtoffer 1] toevoegen van de woorden "Heb je nog meer?",
2.
hij op 15 juni 2017 te Capelle aan den IJssel, op de openbare weg, te weten de Operalaan,
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie IV onder 7º van de Wet
wapens en munitie, te weten een mes, zijnde een voorwerp waarvan, gelet op de
aard en de omstandigheden waaronder dit voorwerp werd aangetroffen,
redelijkerwijs kon worden aangenomen dat het voor geen ander doel bestemd
was dan om letsel aan personen toe te brengen of te dreigen, heeft gedragen
en
terwijl hij de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, een wapen
als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie IV van de Wet wapens en munitie,
te weten een mes, voorhanden heeft gehad;
3.
hij op 05 april 2017 te Dordrecht, in een (winkel)pand, gelegen aan de [adres delict] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (merk/type I-Phone 7 Plus), toebehorende aan Vodafone;
Parketnummer10/662126-17
1.
hij op 08 oktober 2017 te Rotterdam [naam slachtoffer 2] heeft mishandeld door meermalen met kracht tegen het gezicht, van die [naam slachtoffer 2] te stompen;
2.
hij op 08 oktober 2017 te Rotterdam, zich met geweld, heeft verzet tegen ambtenaren, te weten [naam slachtoffer 3] en [naam slachtoffer 4] , beiden buitengewoon opsporingsambtenaar van het vervoersbedrijf RET NV, werkzaam in de rechtmatige oefening van hun bediening, te weten controleur openbaar vervoer en met handhaving belast, door
- na staandehouding te trekken en te rukken en
- met kracht tegen het gezicht van die [naam slachtoffer 3] te slaan en
- meermalen tegen de benen van die [naam slachtoffer 4] te trappen/schoppen;
3.
hij op of 08 oktober 2017 te Rotterdam [naam slachtoffer 3] en [naam slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en
door die [naam slachtoffer 3] en/of die [naam slachtoffer 4] dreigend de woorden toe te voegen:
"Ik kom je wel tegen! Ik schiet je dood! Ik steek je neer! Maak die handboeien
maar los dan zul je wel zien! Ik zou je vest maar aanhouden" en/of
"Ik maak jullie dood, wacht maar totdat ik je prive tegenkom, als jullie geen
steekvesten aanhebben dan maak ik jullie dood. Als ik vrij kom weet ik jullie
te vinden.".
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Parketnummer 660333-17
1.
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg;
2.
de eendaadse samenloop van
handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
en
handelen in strijd met artikel 26, vijfde lid, van de Wet wapens en munitie;
3.
diefstal;
Parketnummer10/662126-17
1.
mishandeling;
2.
wederspannigheid;
3.
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De vijftienjarige verdachte heeft zich in de periode van 5 april 2017 tot en met 8 oktober 2017 schuldig gemaakt aan zes strafbare feiten.
Op 5 april 2017 heeft de verdachte zich te Dordrecht schuldig gemaakt aan de diefstal van een telefoon uit een winkel van Vodafone en daarmee een inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van het betreffende winkelbedrijf. Winkeldiefstal is een ergerlijk feit, dat naast schade ook hinder veroorzaakt voor het gedupeerde winkelbedrijf.
Op 1 juni 2017 heeft de verdachte zich in Capelle aan den IJssel in het winkelcentrum Scholver schuldig gemaakt aan diefstal door middel van geweld en bedreiging van geweld. De verdachte heeft een jongen vanuit het winkelcentrum gevraagd met hem mee te lopen naar buiten en heeft hem een mes getoond en vervolgens aldaar beroofd van zijn tasje met inhoud en wat los geld.
Het betreft een ernstig feit waarmee het slachtoffer angst is aangejaagd. Het is een feit van algemene bekendheid dat de impact op slachtoffers groot is en daarnaast draagt een dergelijke feit in het algemeen bij aan gevoelens van onveiligheid en onrust in de samenleving.
Voorts heeft de verdachte zich op 15 juni 2017 Capelle aan den IJssel schuldig gemaakt aan verboden wapenbezit in de vorm van een mes, zijnde een wapen van categorie IV. Door het dragen en voorhanden hebben van dit mes, had de verdachte een wapen ter beschikking waarmee potentieel aanzienlijk letsel aan derden kan worden toegebracht.
Op 8 oktober 2017 heeft de verdachte zich in de metro te Rotterdam schuldig gemaakt aan mishandeling van een medepassagier, nadat deze medepassagier de verdachte had aangesproken op diens asociale gedrag. Door aldus te handelen heeft hij inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en hem pijn toegebracht en daarnaast draagt een dergelijke feit in het algemeen bij aan gevoelens van onveiligheid en onrust in het openbaar vervoer.
Vervolgens heeft de verdachte zich op het metrostation Capelsebrug te Rotterdam schuldig gemaakt aan verzet tegen zijn aanhouding en bedreiging van twee RET controleurs, zijnde buitengewoon opsporingsambtenaren. Door zo te handelen heeft de verdachte er blijk van gegeven geen enkel respect te hebben voor het gezag en de werkzaamheden van handhavers. Dergelijke feiten betekenen een ondermijning van het openbaar gezag en ook hier geldt dat dergelijke feiten bijdragen aan gevoelens van onveiligheid en onrust in het openbaar vervoer.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
24 januari 2018, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor een geweldsmisdrijf. De verdachte liep bovendien niet alleen in een proeftijd van een eerdere voorwaardelijke veroordeling, hij liep ten tijde van het plegen van de op 8 oktober 2017 bewezen verklaarde feiten tevens in een schorsing onder voorwaarden van zijn voorlopige hechtenis. De verdachte heeft zich hier niet door laten weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen.
7.3.2.
Rapportages en verklaringen van deskundigen op de terechtzitting
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op de navolgende rapportages die over de verdachte
zijn opgesteld.
Psycholoog drs. B.W. Roelofs-van Bon heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 1 december 2017. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in:
Bij de verdachte is sprake van een ongespecificeerde gedragsstoornis. Hiervan was ook sprake ten tijde van het ten laste gelegde.
Afgaande op het afgelopen jaar blijkt grensoverschrijdend gedrag van de verdachte zich vooral in de vrije tijd voor te doen. Wanneer hij in een gestructureerde situatie verkeert, gedraagt hij zich in het algemeen aangepast. Onderzoekster meent dat ook een risicofactor is gelegen in het feit dat betrokkene geen zicht heeft op zijn zwakke kanten.
Al met al meent onderzoekster dat de risicofactoren aanzienlijk zwaarder wegen dan de beschermende factoren. Met name omdat de verdachte zich in het afgelopen jaar niet aan de voorwaarden hield, concludeert de onderzoekster dat gesproken kan worden van een hoog risico op hernieuwd grensoverschrijdend gedrag.
Afgaande op de ervaringen van het afgelopen jaar, overweegt onderzoekster wat betreft het behandeladvies het volgende:
• Zowel bij dit onderzoek als in De Hartelborgt blijkt dat de verdachte de gedragsregels goed kent, over een goede impulsbeheersing beschikt, en zich -indien hij dat wil- goed aangepast kan gedragen. Dit betekent in ieder geval dat een orthopedagogisch gerichte behandeling, gericht op het kanaliseren van impulsen en het aanleren van aangepast gedrag, niet is geïndiceerd.
• Een uithuisplaatsing (civiel en/of strafrechtelijk) acht onderzoekster op dit moment niet zinvol. Immers, de verdachte is hiertoe niet gemotiveerd. Maar veel belangrijker: moeder is hiertoe niet gemotiveerd, en een behandeling van de verdachte zal alleen slagen als moeder er achter kan staan.
• Een vooral psychotherapeutisch gerichte behandeling -zoals bij De Fjord- is in de loop van het afgelopen jaar mislukt wegens gebrek aan motivatie ten aanzien van die psychotherapeutische interventies.
• De verdachte en moeder zijn wel gemotiveerd voor het behalen van schooldiploma's en een goede opleiding, en voor het hulpverleningsprogramma van School2Care.
Onderzoekster meent daarom dat de plaatsing bij School2Care in de gegeven omstandigheden het meest effectief is en deze interventie daarmee een gerede kans van slagen heeft. De interventie School2Care wordt uitgevoerd in het juridische kader van bijzondere voorwaarden bij strafoplegging. De verdachte zal zich moeten realiseren dat dit voor hem de allerlaatste kans is.
Psychiater drs. H. van der Lugt heeft een weigerrapportage over de verdachte opgemaakt, gedateerd 13 december 2017. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in:
Op grond van de informatie, verkregen uit de verschillende stukken, lijkt het recidiverisico niet onaanzienlijk en een slechte voorbode voor de toekomst. De verdachte heeft inmiddels alle soorten hulpverlening gehad, met als laatste dagbehandeling bij De Fjord. Vanuit haar ervaring, opgedaan in het eerste onderzoek, vreest ondergetekende dat moeder de verdachte zo zeer in bescherming neemt, dat hij niet toekomt aan ontwikkelingstaken, waaronder het nemen van verantwoordelijkheid voor eigen gedrag en handelen.
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 7 februari 2018. Dit rapport houdt het volgende in:
Bij bewezenverklaring acht de Raad een onvoorwaardelijke jeugddetentie met aftrek van voorarrest en een (deels) voorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf op zijn plaats, zodat de verdachte in ieder geval sanctie ervaart op zijn delictgedrag en er van doordrongen is dat hij er niet zomaar mee weg kan komen.
De Raad heeft geen leerstraf overwogen omdat de verdachte op dit moment intensieve begeleiding en zorg op maat krijgt op de verschillende leefgebieden bij School2Care, met als uiteindelijk doel dat hij weer op een positieve manier in de maatschappij participeert, door het volgen van een opleiding, stage of werk. De verdachte zit pas sinds november 2017 bij School2Care, waar hij zich onder andere aan het voorbereiden is op het staatsexamen VMBO-TL. Hij lijkt hiervoor gemotiveerd te zijn. De Raad acht het van belang dat de jeugdreclassering de ontwikkelingen bij School2Care blijft monitoren en adviseert de Raad om de deelname aan School2Care als bijzondere voorwaarde op te leggen. Er zal wel met nadruk duidelijk gemaakt moeten worden dat dit de allerlaatste kans is voor de verdachte en dat hij zich dan wel volledig moet inzetten om verder afglijden te voorkomen om zodoende te kunnen werken aan een positief toekomstperspectief.
De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, (hierna: JBRR) heeft een briefrapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 1 februari 2018. Dit rapport houdt het volgende in:
Bij School2Care gaat het goed met de verdachte. Hij is intrinsiek gemotiveerd om de grote achterstand op schoolgebied in te halen en een diploma te behalen dit schooljaar. Hij is zich bewust van wat hij wil in de toekomst en beschikt over voldoende schoolse vaardigheden.
Bij School2Care hebben zich een paar incidenten voorgedaan, waar de verdachte (vermoedelijk) bij betrokken was. Deze incidenten zijn besproken en afgehandeld op School2Care.
JBRR is het met de psycholoog van het NIFP eens dat de plaatsing bij School2Care in de gegeven omstandigheden het meest effectief is. De verdachte en zijn moeder zijn gemotiveerd voor het behalen van schooldiploma’s en een goede opleiding, en voor het hulpverleningsprogramma van School2Care.
JBRR maakt zich grote zorgen over de verdachte gezien de verdenkingen, delicten en zijn gedrag hieraan gekoppeld. JBRR ziet echter ook dat de verdachte stappen maakt, al zijn deze nog pril, en dat hij een zekere motivatie en bereidheid heeft tot verandering.
JBRR vindt het belangrijk dat de verdachte ervaart wat de gevolgen van zijn handelen zijn en adviseert om een onvoorwaardelijke straf gelijk aan de duur van de voorlopige hechtenis aangevuld met een taakstraf in de vorm van een werkstraf. Het is noodzakelijk dat de verdachte toezicht en controle ervaart middels een voorwaardelijke straf (met een proeftijd). De verdachte is bekend met eerder beschreven ernstige problemen, waardoor er een pedagogische meerwaarde is om jeugdreclasseringsbegeleiding te adviseren en als bijzondere voorwaarde meewerken School2Care.
De rechtbank heeft tot slot kennis genomen van de op verzoek van het Gerechtshof Den Haag over de verdachte opgemaakte deskundigenrapportages met betrekking tot parketnummer 22/004579-16.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Straffen
Gezien de ernst van de gepleegde misdrijven kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De op 15 juni 2017 gepleegde overtreding van de Wet wapens en munitie betreft een overtreding. De rechtbank ziet geen aanleiding aan verdachte voor deze overtreding een aparte sanctie op te leggen.
Nu de jeugdreclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. De rechtbank acht het van belang dat de verdachte het traject bij School2care kan afronden en een voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Algemene afsluiting
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vorderingen benadeelde partijen/ schadevergoedingsmaatregelen

De benadeelde partij [naam benadeelde 1]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 1] , wonende te Rotterdam, ter zake van het onder parketnummer 10/662126-17 onder 1 tenlastegelegde feit.
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 250,-- aan immateriële schade vermeerderd met de wettelijke rente.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van de door de benadeelde partij gevorderde schade.
8.2.
Standpunt verdediging
De raadsman van de verdachte heeft verzocht de door de benadeelde partij [naam benadeelde 1] gevorderde schade af te wijzen, op grond dat deze onvoldoende is onderbouwd en op grond daarvan een onevenredige belasting vormt voor het strafgeding.
8.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij [naam benadeelde 1] door het onder parketnummer 10/662126-17 onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks schade is toegebracht en de vordering genoegzaam is onderbouwd, zal deze, ondanks de betwisting door de verdachte, worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 8 oktober 2017.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 250,--, vermeerderd met de wettelijke rente.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
De benadeelde partij [naam benadeelde 2]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 2] , wonende te Rotterdam, ter zake van het onder parketnummer 10/662126-17 onder 3 tenlastegelegde feit.
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 450,-- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.5.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van een gematigd bedrag aan gevorderde immateriële schade tot een bedrag van € 100,--.
8.6.
Standpunt verdediging
Door de raadsman is verzocht het toe te kennen bedrag te matigen tot € 100,--.
8.7.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder parketnummer 10/662126-17 onder 3 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht.
Die schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 100,--. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard.
De rechtbank is van oordeel dat de nadere behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 8 oktober 2017.
Nu de vordering van de benadeelde partij deels zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.8.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 100,--, vermeerderd met de wettelijke rente.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
De benadeelde partij [naam benadeelde 3]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 3] , wonende te Rotterdam, ter zake van het onder parketnummer 10/662126-17 onder 3 tenlastegelegde feit.
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 263,-- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.9.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van een gematigd bedrag aan gevorderde immateriële schade tot een bedrag van € 100,--.
8.10.
Standpunt verdediging
Door de raadsman is verzocht het toe te kennen bedrag te matigen tot € 100,--.
8.11.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder parketnummer 10/662126-17 onder 3 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht.
Die schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 100,--. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard.
De rechtbank is van oordeel dat de nadere behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 8 oktober 2017.
Nu de vordering van de benadeelde partij deels zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.12.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 100,--, vermeerderd met de wettelijke rente.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 23 november 2016 van de kinderrechter in de rechtbank te ’s-Gravenhage is de verdachte ter zake van een poging tot zware mishandeling veroordeeld tot een taakstaf bestaande uit een werkstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen jeugddetentie, waarvan een gedeelte groot 20 uren, subsidiair 10 dagen jeugddetentie voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 7 december 2016.
9.2.
Standpunt officier van justitie/Standpunt verdediging
De officier van justitie heeft tijdens de behandeling ter terechtzitting van 13 februari 2018 tenuitvoerlegging van 20 uren voorwaardelijke werkstraf gevorderd.
De verdediging heeft primair verzocht om de proeftijd te verlengen en subsidiair om de vordering tenuitvoerlegging deels toe te wijzen en de voorwaardelijke werkstraf slechts gedeeltelijk, te weten voor 10 uur, ten uitvoer te leggen.
9.3.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van het voorwaardelijk gedeelte van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde straf.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 55, 77a, 77g, 77h, 77i, 77x, 77y, 77z, 77gg, 180, 285, 300, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26, 27 en 54 van de Wet wapens en munitie.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder parketnummer 10/660333-17 onder 1, 2 en 3 en onder parketnummer 10/662126-17 onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 200 (tweehonderd) dagen,
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie groot 29 (negenentwintig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden;
stelt de proeftijd vast op twee jaren onder de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- gedurende de proeftijd onderwijs/dagbesteding bij School2Care zal volgen, zolang als de jeugdreclassering dit nodig acht;
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen bij de Waag of een soortgelijke instelling, indien en zolang de jeugdreclassering dit nodig acht;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[naam benadeelde 1]te betalen een bedrag van
€ 250,-- (zegge: tweehonderdvijftig euro)aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 8 oktober 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam benadeelde 1] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 1] te betalen
€ 250,-- (zegge: tweehonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 oktober 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 250,-- vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
5 dagen; toepassing van de vervangende jeugddetentie heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[naam benadeelde 2]te betalen een bedrag van
€ 100,-- (zegge: honderd euro)aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 8 oktober 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 2] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam benadeelde 2] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 2] te betalen
€ 100,-- (zegge: honderd euro),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 oktober 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 100,-- vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
2 dagen; toepassing van de vervangende jeugddetentie heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[naam benadeelde 3]te betalen een bedrag van
€ 100,-- (zegge: honderd euro)aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 8 oktober 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 3] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam benadeelde 3] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 3] te betalen
€ 100,-- (zegge: honderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 oktober 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 100,-- vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
2 dagen; toepassing van de vervangende jeugddetentie heft de betalingsverplichting niet op;
gelast
de tenuitvoerleggingvan de voorwaardelijk opgelegde werkstraf voor de duur van 20 (twintig) uren, subsidiair 10 (tien) dagen vervangende jeugddetentie, opgelegd bij vonnis van 23 november 2016 door de kinderrechter te ’s-Gravenhage in de zaak met parketnummer 09/032340-16.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.L. van der Bijl-de Jong, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. F. Aukema-Hartog en E.J. Stalenberg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K.J. Berke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 februari 2018.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Parketnummer 660333-17
1.
hij op of omstreeks 01 juni 2017 te Capelle aan den IJssel
op/aan de openbare weg, de Picassopassage, althans op/aan een openbare weg,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas met
inhoud en/of enkele euro's aan losgeld, geheel of ten dele toebehorende aan
[naam slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping
op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit
van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/of bedreiging met geweld [naam slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de
afgifte van een tas met inhoud en/of enkele euro's aan losgeld, geheel of ten
dele toebehorende aan die [naam slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het:
- tonen van en/of richten van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen
gelijkend voorwerp, aan/op die [naam slachtoffer 1] , en/of
- tonen van een mes, althans enig scherp/puntig voorwerp, aan die
[naam slachtoffer 1] , en/of
- trekken van het tasje van die [naam slachtoffer 1] van diens schouder, en/of
- voelen in/doorzoeken van de broekzakken van die [naam slachtoffer 1] , en/of
- aan die [naam slachtoffer 1] toevoegen van de woorden "Heb je nog meer?", althans
woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op 15 juni 2017 te Capelle aan den IJssel, op de openbare weg, te weten de Operalaan,
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie IV onder 7º van de Wet
wapens en munitie, te weten een mes, zijnde een voorwerp waarvan, gelet op de
aard en/of de omstandigheden waaronder dit voorwerp werd aangetroffen,
redelijkerwijs kon worden aangenomen dat het voor geen ander doel bestemd
was dan om letsel aan personen toe te brengen of te dreigen, heeft gedragen
en/of terwijl hij de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, een wapen
als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie IV van de Wet wapens en munitie,
te weten een mes, voorhanden heeft gehad;
art 26 lid 5 Wet wapens en munitie
3.
(pnr 682085-17)
hij op of omstreeks 05 april 2017 te Dordrecht, in/uit een (winkel)pand, gelegen op/aan de [adres delict] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (merk/type I-Phone 7 Plus), geheel of ten dele toebehorende aan Vodafone, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
Parketnummer10/662126-17
1.
hij op of omstreeks 08 oktober 2017 te Rotterdam [naam slachtoffer 2] heeft mishandeld door meermalen met kracht tegen het gezicht, althans het hoofd, van die [naam slachtoffer 2] te stompen/slaan;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 08 oktober 2017 te Rotterdam, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen (een) ambtena(a)r(en), te weten [naam slachtoffer 3] en/of [naam slachtoffer 4]
, beiden buitengewoon opsporingsambtenaar van het vervoersbedrijf RET
NV, werkzaam in de rechtmatige oefening van hun/zijn bediening, te weten
controleur openbaar vervoer en met handhaving belast, door
- na staandehouding te trekken en te rukken en/om om zich heen te slaan om weg
te komen en/of
- met kracht tegen het gezicht van die [naam slachtoffer 3] te slaan en/of
- meermalen tegen de benen van die [naam slachtoffer 4] te trappen/schoppen;
art 180 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 08 oktober 2017 te Rotterdam [naam slachtoffer 3] en/of [naam slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [naam slachtoffer 3] en/of die [naam slachtoffer 4] dreigend de woorden toe te voegen:
"Ik kom je wel tegen! Ik schiet je dood! Ik steek je neer! Maak die handboeien
maar los dan zul je wel zien! Ik zou je vest maar aanhouden" en/of
"Ik maak jullie dood, wacht maar totdat ik je privé tegenkom, als jullie geen
steekvesten aanhebben dan maak ik jullie dood. Als ik vrij kom weet ik jullie
te vinden.", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht