ECLI:NL:RBROT:2018:5367

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 maart 2018
Publicatiedatum
5 juli 2018
Zaaknummer
10/960161-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelname aan terroristische organisaties en verspreiding van gewelddadige propaganda

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 maart 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een destijds zeventien- en achttienjarige verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan deelname aan de terroristische organisaties United Cyber Caliphate (UCC) en Islamitische Staat (IS). De verdachte heeft in de periode van 12 november 2016 tot en met 14 juni 2017 filmpjes gemaakt voor UCC, die aanzetten tot de gewapende jihadstrijd, en deze filmpjes verspreid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, door het vervaardigen van gewelddadige films en het delen van IS-propaganda, heeft bijgedragen aan de activiteiten van deze terroristische organisaties. De officier van justitie heeft een jeugddetentie van 12 maanden geëist, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals meldplicht en ambulante begeleiding. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 6 maanden en 181 dagen, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en het verbod om contact te hebben met de media. De verdachte is vrijgesproken van het tweede feit, dat betrekking had op het meewerken aan training voor terrorisme, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij daadwerkelijk informatie heeft verstrekt die tot terroristische misdrijven zou kunnen leiden. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, waaronder zijn geestelijke gezondheid en de noodzaak van begeleiding.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/960161-17
Datum uitspraak: 13 maart 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 1999,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] ,
raadsman mr. L.J.H. Kortz, advocaat te Utrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 13 februari 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.G. Vreugdenhil heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder feit 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • toepassing van het jeugdstrafrecht voor het deel van de tenlastegelegde periode waarin de verdachte reeds meerderjarig was;
  • veroordeling van de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 12 maanden en 181 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar met als algemene voorwaarde onder meer dat de verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van Reclassering Nederland en als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich zal houden aan de meldplicht, hij zijn medewerking zal verlenen aan ambulante woonbegeleiding (ook indien dit dient plaats te vinden in een klinische setting) en hij zich zal onthouden van het contact (te laten) leggen en hebben met de media en het delen van zaakinhoudelijke informatie op internet met derden, waarbij de verdachte openheid geeft aan de reclassering over zijn inloggegevens en de wachtwoorden van de door hem gebruikte digitale gegevensdragers;
  • dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Aanleiding onderzoek 26Brookhaven
Op grond van (i) informatie afkomstig van de Dienst Landelijke Informatie Organisatie i.o. van de Landelijke Eenheid (DLIO) ter zake van op 8 juni 2017 bij het Landelijk Internationaal Rechtshulp Centrum (LIRC) ingekomen informatie van de opsporingsautoriteiten in de Verenigde Staten, (ii) een ambtsbericht van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) van 9 juni 2017 en (iii) een digitale melding bij de politie Midden Nederland op 8 mei 2017, is op 9 juni 2017 het onderzoek 26Brookhaven gestart. Uit deze bronnen komt naar voren dat een persoon genaamd [naam verdachte] op internet zeer geregeld gewelddadige video’s van Islamitische Staat (IS) zou opzoeken, online activiteiten van IS zou verdedigen, zelf IS propaganda en IS executies op internet zou plaatsen en websites over zelfmoord/zelfdoding zou bezoeken.
De verdachte is op 15 juni 2017 aangehouden en uit onderzoek dat is verricht in zijn inbeslaggenomen computer en verklaringen van de verdachte blijkt dat hij gewelddadige films namaakt in het gamespel Grand Theft Auto (GTA), dat hij actief is op de internetsites Reddit en Telegram, dat hij via internet in contact is gekomen met United Cyber Caliphate (UCC) en dat hij in opdracht van UCC films heeft gemaakt, waarop onder meer executies en een zogenaamde kill-list worden getoond.
4.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder feiten 1, 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.2.1.
Ten aanzien van feit 1: deelneming aan terroristische organisatie
Volgens de officier van justitie kan bewezen worden dat de verdachte heeft deelgenomen aan de terroristische organisaties UCC en IS. De verdachte heeft verklaard dat hij, in opdracht van de leider van UCC, films heeft gemaakt. Uit onderzoek in open bronnen blijkt dat UCC gelieerd is aan de terroristische organisatie IS. De verdachte is zich daar ook van bewust geweest. De films die de verdachte in opdracht van UCC gemaakt heeft, bevatten verwijzingen naar IS en in de films zijn meermalen beelden van executies te zien, alsook een zogenaamde “kill-list”. Door dergelijke films voor UCC te vervaardigen heeft de verdachte deelgenomen aan een terroristische organisatie. Omdat de verdachte de films gemaakt heeft in opdracht of in samenspraak met anderen, is er sprake van medeplegen.
4.2.2.
Ten aanzien van feit 2: deelneming en meewerken aan training voor terrorisme
Ook kan bewezen worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het in artikel 134a van het Wetboek van Strafrecht (Sr) strafbaar gestelde, te weten het zich verschaffen of een ander bijbrengen van kennis of vaardigheden tot het plegen van een terroristisch misdrijf dan wel een misdrijf ter voorbereiding of vergemakkelijking van een terroristisch misdrijf. De officier van justitie heeft in dit verband - onder verwijzing naar jurisprudentie en de wetsgeschiedenis - het volgende aangevoerd.
De verdachte heeft met een Fransman, genaamd [naam 1] , informatie gedeeld over het vervaardigen van de springstof triacetontriperoxide (TATP). Later is deze Fransman aangehouden vanwege de verdenking van het voorbereiden van een terroristisch misdrijf. Door deze informatie te delen heeft de verdachte de Fransman kennis en vaardigheden bijgebracht, waardoor deze een terroristisch misdrijf kon plegen.
Daarnaast heeft de verdachte via internet allerlei IS clips binnengehaald en gedeeld via internetfora. Hij heeft IS-materiaal (zoals liedjes) voorhanden gehad en hij heeft contact onderhouden met leden van UCC en voor hen gewerkt. Uit zijn internetgedrag blijkt dat hij zich gaandeweg het gedachtengoed van IS eigen heeft gemaakt en blijkt bovendien van een steeds verdergaande fascinatie voor geweld. In die omstandigheden kan worden bewezen dat de verdachte heeft deelgenomen en meegewerkt aan training gericht op terrorisme.
4.2.3.
Ten aanzien van feit 3: verspreiding ter opruiing
De kern van het bewijs voor het medeplegen van verspreiding en te dien einde in voorraad hebben van afbeeldingen wordt gevormd door het feit dat de verdachte op bestelling en uit naam van UCC filmpjes heeft gemaakt en verspreid die direct of indirect duidelijk oproepen tot het plegen van terroristische misdrijven. Over de kennelijke bedoeling van die filmpjes kan bij de verdachte geen onduidelijkheid hebben bestaan en het moet voor de verdachte dan ook duidelijk geweest zijn dat het de bedoeling van UCC was dat die filmpjes verspreid zouden worden.
4.3.
Standpunt verdediging
De raadsman van de verdachte heeft ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3 integrale vrijspraak bepleit.
4.3.1.
Ten aanzien van feit 1
Deelneming aan een terroristische organisatie kan niet bewezen worden, omdat er geen sprake is geweest van kwaadaardige intenties bij de verdachte. De verdachte is op de sites Reddit en Telegram terecht gekomen. Via Telegram is hij in contact gekomen met UCC. Hij dacht dat het bij de opdracht van UCC tot het maken van een film met een lijst van ongeveer 8000 namen die op een “kill-list” zouden staan, om een grap ging. Verdachte heeft de film met de “kill-list” enkel toegestuurd aan [naam 2] en de video zelf niet verder verspreid. De verdachte is geschrokken toen bleek dat er (veel later) op de UCC-site verschillende keren naar was gekeken. Ook de video over de zogenaamde dood van de leider van UCC heeft verdachte niet verspreid. Deze film is pas na lange tijd op internet gekomen. Verdachte heeft geen tekstbestanden met een oproep om het gedachtengoed van IS-gerelateerde terreuracties te ondersteunen, publiekelijk verspreid. Nu uit het dossier niet blijkt dat bij de verdachte sprake is geweest van het oogmerk om de bevolking vrees aan te jagen en de maatschappij te destabiliseren of te vernietigen kan deelneming aan een terroristische organisatie niet worden bewezen.
4.3.2.
Ten aanzien van feit 2
Voor bewezenverklaring van gedragingen als omschreven in artikel 134a Sr moet voldoende verband bestaan tussen de gedragingen van verdachte en enige vorm van terrorisme. Het opzet van de verdachte moet gericht zijn op het gebruik van kennis en vaardigheden tot het plegen van een terroristisch misdrijf of van een misdrijf waarmee het plegen van een terroristisch misdrijf wordt vergemakkelijkt. Daarvan is geen sprake: de verdachte heeft uit nieuwsgierigheid een video over TATP gedownload. Toen de Fransman met wie hij contact had aangaf dat hij problemen ondervond bij het samenstellen van TATP, heeft de verdachte de Fransman enkel gewezen op de inhoud van deze op internet beschikbare video waarin te zien is wat het procedé voor het vervaardigen van TATP is. Met betrekking tot de interesse van de verdachte in het gedachtengoed van IS stelt de raadsman voorts dat, hoewel de verdachte erg ver is gegaan in zijn nieuwsgaring hieromtrent, er bij hem geen sprake is geweest van een radicaliseringsproces of het zich eigen maken van het gedachtengoed van IS, en er derhalve geen sprake is geweest van training of van opzet van de verdachte zoals bedoeld in van artikel 134a Sr.
4.3.3.
Ten aanzien feit 3
Niet kan bewezen worden dat de verdachte opruiende teksten of filmpjes heeft verspreid, omdat hij zijn films telkens slechts aan één persoon heeft gestuurd. Verdachte maakte de filmpjes voor zijn eigen plezier in zijn zoektocht naar sensatie. De verdachte heeft nooit de intentie gehad om te sympathiseren met het IS-gedachtengoed. Hoewel hij enkele films op verzoek van UCC heeft gemaakt, heeft hij de films onder eigen verantwoordelijkheid vervaardigd en kon hij altijd zelf bepalen hoe deze eruit zouden zien. De verdachte heeft de films in totale anonimiteit vervaardigd. Niet kan worden bewezen dat de verdachte, terwijl hij wist dat het om opruiende afbeeldingen ging, deze wilde verspreiden.
4.4.
Beoordeling door de rechtbank
Inleiding
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting gaat de rechtbank uit van de volgende feitelijke gedragingen van verdachte, die door hem overigens ook niet zijn betwist.
De verdachte is in de loop van 2016 door middel van google terecht gekomen op websites als Reddit (Watchpeopledie), en de app Telegram. Via Telegram ontving de verdachte diverse berichten en executiefilmpjes. De verdachte is vervolgens zelf gewelddadige (oorspronkelijke) IS films in GTA gaan vervaardigen en bewerken, maar maakte ook ander materiaal zoals een videoclip over een aanslag op Utrecht CS en een brandende Domtoren met begeleidende onheilspellende teksten. Via de app Telegram is hij zo doende ook contact gaan onderhouden met sympathisanten van IS/UCC. De verdachte is in dit verband in contact gekomen met een zekere [naam 2] , een leidende figuur binnen het UCC. Op verzoek van deze organisatie heeft de verdachte een video gemaakt met de boodschap dat deze [naam 2] zou zijn omgekomen en heeft deze video vervolgens via Telegram gedeeld (met deze [naam 2] ), waarna deze video verspreid raakte. Ook heeft de verdachte een video gemaakt, waarin executies te zien zijn en waarin een zogenaamde kill-list wordt gedeeld: het betreft een lijst van 8000 mensen, met daarbij een oproep mensen te doden. De verdachte heeft deze video via Telegram gedeeld met UCC, maar ook op YouTube geplaatst. De verdachte heeft verder samen met een persoon in Zweden een video gemaakt waarin de Counter Terrorism directeur [naam directeur] werd bedreigd, ook in deze video was een executie te zien, welke video op de computer van verdachte werd aangetroffen. Ook maakte de verdachte een video waarin wordt aangekondigd dat UCC en IS twitteraccounts hebben gehackt om de communicatie van de kuffar, ongelovigen, te verstoren, welke op zijn computer werd aangetroffen. Op gegevensdragers en een eigen website van de verdachte werden verder IS-liedjes (audiobestanden) aangetroffen.
4.4.1.
Ten aanzien van feit 1
Terroristische organisatie
Van een criminele terroristische organisatie is sprake indien deze organisatie beoogt misdrijven te plegen met een terroristisch oogmerk, misdrijven gericht op het aanjagen van vrees van de bevolking dan wel een overheid wederrechtelijk te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden, dan wel fundamentele politieke, constitutionele, economische of sociale structuren van een land of organisatie ernstig te ontwrichten of te vernietigen.
IS wordt algemeen aangemerkt als een terroristische organisatie. Deelname aan IS levert dan ook deelname aan een terroristische organisatie als bedoeld in
artikel 140a Sr op.
Op grond van de resultaten van het open bronnen onderzoek dat zich in het dossier bevindt, is komen vast te staan dat UCC een aan IS gelieerde organisatie betreft. ISIS Hackers verenigd in UCC plegen cyberaanvallen en uit naam van UCC worden “kill lists” verspreid met de oproep deze te gebruiken voor “lone wolf” aanvallen. IS heeft zich niet gedistantieerd van de activiteiten van UCC. Deelname aan UCC is derhalve aan te merken als deelname aan een terroristische organisatie.
Deelneming aan een terroristische organisatie
Uit jurisprudentie volgt dat van deelneming aan een criminele (terroristische) organisatie sprake is indien een betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in, dan wel ondersteuning biedt aan, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. Elke bijdrage aan een organisatie kan strafbaar zijn. Een dergelijke bijdrage kan bestaan uit het (mede)plegen van enig misdrijf, maar ook uit het verrichten van hand- en spandiensten en (dus) het verrichten van handelingen die op zichzelf niet strafbaar zijn, zolang van bovenbedoeld aandeel of ondersteuning kan worden gesproken. Evenmin is vereist dat de betrokkene zelf heeft meegedaan of meedoet aan de misdrijven die door andere leden zijn respectievelijk worden gepleegd.
Het moet voor de verdachte duidelijk zijn geweest dat IS het oogmerk heeft terroristische misdrijven te plegen. De verdachte heeft zelf ook verklaard dat hem bekend was dat UCC een aan IS gelieerde organisatie betreft. Dit blijkt ook uit de inhoud van de films die de verdachte voor UCC heeft vervaardigd, waarin wordt verwezen naar het gedachtengoed van IS en IS symbolen voorkomen.
De verdachte heeft in opdracht van UCC meerdere gewelddadige films gemaakt en daarbij gebruik gemaakt van IS-materiaal, oproepen om mensen te doden en beelden van executies. Door aldus te handelen is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte heeft deelgenomen aan de terroristische organisaties IS en UCC.
De verdachte heeft feitelijk een bijdrage geleverd aan het (propaganda)systeem van IS, waarvan de kwaadaardige intenties een gegeven zijn, dat de verdachte zelf geen kwaadaardige intenties had is hierbij niet van belang. Dat de verdachte de films niet zelf heeft verspreid is evenmin van belang, nu hij die verspreiding mogelijk heeft gemaakt door de films ter beschikking te stellen.
De rechtbank acht tevens bewezen dat er sprake is van medeplegen, omdat de verdachte de films gemaakt heeft in opdracht of in samenspraak met anderen.
4.4.2.
Ten aanzien feit 2
Het juridisch kader van artikel 134a Wetboek van Strafrecht
De strafbaarstelling van artikel 134a Sr ziet blijkens de wetsgeschiedenis op een persoon met een fascinatie voor terroristisch geweld die steeds verder radicaliseert, in dat kader plannen maakt met betrekking tot aanslagen en daartoe zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaft of tracht te verschaffen of kennis en/of vaardigheden verwerft die zouden kunnen worden ingezet voor het plegen van een terroristisch misdrijf of een misdrijf ter voorbereiding of vergemakkelijking van een terroristisch misdrijf. Er moet voor bewezenverklaring van artikel 134a Sr een voldoende verband bestaan tussen de gedragingen met enige vorm van training voor terrorisme. Strafbaar is aldus het op enigerlei wijze meewerken (als trainer) en het deelnemen (als getrainde) aan trainingen voor terrorisme.
In de kern draait bij de vraag of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het deelnemen of meewerken aan training voor terrorisme of kan worden bewezen hetgeen onder 2 A) ten laste is gelegd. Immers, hetgeen ten laste is gelegd onder 2 B) en 2 C (kort gezegd het voorhanden hebben/verspreiden/beschikbaar stellen van IS-propaganda materiaal en het op internet contacten onderhouden met vertegenwoordigers en sympathisanten van IS) en het delen van gewelddadige filmpjes of ander materiaal met hen kwalificeert naar het oordeel van de rechtbank als zodanig niet als het gelegenheid, middelen, of inlichtingen verschaffen. De inhoud van die filmpjes en ander materiaal is niet van dien aard dat gesteld kan worden dat daarmee daadwerkelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen ten behoeve van terroristische misdrijven door de verdachte is gegeven. Dit ligt in beginsel anders voor wat betreft hetgeen onder 2 A) ten laste is gelegd. Echter, op grond van het dossier kan de rechtbank niet vaststellen wat precies gebeurd is met de video over het vervaardigen van TATP. De officier van justitie heeft gesteld dat de verdachte aan een Franse jongen (de hiervoor genoemde [naam 1] ) informatie heeft gestuurd over hoe je TATP kan maken. Op grond van het dossier kan echter niet worden vastgesteld wat de aard en inhoud van die informatie is geweest. De verdachte heeft zelf verklaard dat hij slechts een Franse jongen heeft gewezen op het bestaan van een dergelijke video, omdat hij zelf eerder een dergelijke video op internet had gevonden. Aangezien op grond van het dossier enerzijds niet kan worden vastgesteld welke (inhoudelijke) informatie de verdachte nu daadwerkelijk heeft gestuurd en anderzijds de verklaring van de verdachte niet wordt weerlegd door de inhoud van het dossier zal de rechtbank uitgaan van hetgeen de verdachte over de TATP-video heeft verklaard. De rechtbank is op basis daarvan van oordeel dat het enkele wijzen op het bestaan van een video over hoe je TATP kan maken niet een handeling is van zodanig gewicht dat gesteld kan worden dat de verdachte daarmee heeft meegewerkt aan training voor terrorisme, te meer daar de rechtbank zich er niet van heeft kunnen vergewissen wat de aard en inhoud van de informatie is waarop de verdachte de Franse jongen dan zou hebben gewezen. De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken van het onder 2 ten laste gelegde.
4.4.3.
Ten aanzien van het onder feit 3 ten laste gelegde
De verdachte heeft de op de tenlastelegging onder feit 3 vermelde afbeeldingen, (audio)bestanden en/of filmpjes vervaardigd en/of in voorraad gehad en/of verspreid, te weten
- het filmpje met de titel " [naam titel] ’’, zijnde een aankondiging van
een aanslag op de stad Utrecht en/of Leiden;
- het filmpje met de titel Video Kill-list, zijnde een aankondiging dat UCC een lijst van
8000 personen zou vrijgeven die om het leven gebracht moesten worden;
- het filmpje met de aankondiging van een mogelijke aanslag op [naam directeur] en zijn
bedrijf [naam bedrijf] ;
- een oproep aan hackers om zich aan te sluiten bij UCC en te helpen met het gevecht tegen de kuffar en/of
- executie(s) en/of verminkingen en/of (zogenaamde) ISIS-liedjes.
Voornoemde gewelddadige afbeeldingen, bestanden en filmpjes bevatten direct of indirect oproepen tot het plegen van terroristische misdrijven.
Met betrekking tot de films die de verdachte in opdracht van UCC heeft gemaakt, kan bij de verdachte geen onduidelijkheid hebben bestaan over de bedoeling van UCC om deze filmpjes te verspreiden. Hij heeft deze filmpjes gemaakt met het oog op verspreiding. Door filmpjes ter beschikking te stellen van UCC heeft hij deze verspreid. De ISIS liedjes had verdachte omdat hij die gebruikte bij het maken van zijn filmpjes. Dit geldt ook voor beelden van executies en verminkingen. Deze bestanden heeft hij dan ook in voorraad gehad met het oog op verspreiding.
De rechtbank acht derhalve het onder feit 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.5.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1. en 3. ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij in de periode van 12 november 2016 tot en met 14 juni 2017 te
Utrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
heeft deelgenomen aan, United Cyber Caliphate (UCC) en/of Islamitische Staat
(IS), welke
organisatie(s) tot oogmerk had(den) het plegen van terroristische misdrijven, te weten,
A. het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar
lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit
feit iemands dood ten gevolge heeft (zoals bedoeld in artikel 157 Wetboek van
Strafrecht), (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in
artikel 176a van het Wetboek van Strafrecht) en/of
B. doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in
artikel 288a van het Wetboek van Strafrecht) en/of
C. moord (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel
289 jo. 83 van het Wetboek van Strafrecht) en/of
D. de samenspanning en/of opzettelijke voorbereiding van en/of bevordering tot
eerder vermelde misdrijven (zoals bedoeld in artikel 176a en/of 289a en/of
96 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht) en/of
E. het voorhanden hebben van een of meerdere wapens en/of munitie van de
categorieën II en/of III (zoals bedoeld in artikel 26 lid 1 van de Wet wapens
en munitie) (te) begaan met een terroristisch oogmerk en/of met het oogmerk om een terroristisch misdrijf voor te bereiden of gemakkelijk te maken (zoals bedoeld in artikel 55 lid 1 en/of lid 5 van de Wet wapens en munitie)
F. bedreiging met een terroristisch misdrijf (zoals bedoeld in artikel 285 lid 3 van het Wetboek van Strafrecht);
3.
hij in de periode van 12 november 2016 tot
en met 14 juni 2017 te Utrecht, althans in Nederland, meermalen,
telkens tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
één of meer afbeelding(en) en/of (audio)bestand(en) waarin
tot een terroristisch misdrijf dan wel een misdrijf ter voorbereiding en/of
vergemakkelijking van een terroristisch misdrijf, althans tot enig strafbaar
feit en/of gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag wordt opgeruid,
(lid 1)
heeft verspreid en/of om te
verspreiden, in voorraad heeft gehad, terwijl hij wist of ernstige reden had om te vermoeden dat in het/de afbeelding(en) en/of (audio)bestand(en) zodanige opruiing voorkomt
immers heeft verdachte en/of zijn mededader(s) tezamen en in
vereniging met elkaar, althans alleen, (telkens)
dit type afbeelding(en) en/of (audio)bestand(en), te
weten, onder meer één of meer (video)filmpje(s), althans videomateriaal,
(onder meer) inhoudende
- een aankondiging van een aanslag op de stad Utrecht en/of Leiden, althans
Nederland, met onder meer de tekst " [naam titel] "
en/of
- een aankondiging dat de UCC een lijst van 8000 personen zou vrijgeven die
om het leven gebracht moesten worden en/of
- een aankondiging van een mogelijke aanslag op [naam directeur] en zijn bedrijf
[naam bedrijf] en/of
- een oproep aan hackers om zich aan te sluiten bij de UCC en te helpen met
het gevecht tegen de kuffar en/of
- executie(s) en/of verminkingen en/of (zogenaamde) ISIS-liedjes,
vervaardigd en/of opgeslagen en/of voorhanden gehad en/of(vervolgens) op
diverse (sociale) media(kanalen) geplaatst en/of via het internet en/of diverse (sociale)
media(kanalen) verspreid en/of ter beschikking gesteld
waarin (telkens) de radicaal extremistische gewapende (Jihad)strijd in Syrië
en/of Irak wordt verheerlijkt en/of aangemoedigd en/of geprezen en/of wordt
aangezet tot deelname aan deze gewapende Jihadstrijd.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
medeplegen van deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van terroristische misdrijven.
3.
afbeeldingen en (audio)bestanden waarin tot een terroristisch misdrijf dan wel tot een misdrijf ter voorbereiding en/of vergemakkelijking van een terroristisch misdrijf, althans tot enig strafbaar feit en/of gewelddadig optreden tegen het openbaar gezagen/of ter voorbereiding tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag wordt opgeruid, verspreiden en om verspreid te worden in voorraad hebben, terwijl hij weet of ernstig reden heeft te vermoeden dat in de afbeeldingen en (audio)bestanden zodanige opruiing voorkomt, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

6.1.
Standpunt verdediging
Door de raadsman van de verdachte is aangevoerd dat de verdachte ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten volledig ontoerekeningsvatbaar was en om die reden zou moeten worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
6.2.
Beoordeling
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe het volgende.
Uit de inhoud van het dossier en hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht is onvoldoende aannemelijk geworden dat de verdachte ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten volledig ontoerekeningsvatbaar was.
De psychiater M.L. van Steenderen, GZ-psycholoog T.W. van de Kant en forensisch milieuonderzoeker M.D. van der Heide hebben gezamenlijk een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 20 oktober 2017. In dit rapport wordt onder meer geconcludeerd dat bij de verdachte sprake is van een autisme spectrum stoornis en dat ten tijde van het tenlastegelegde sprake was van een depressieve stoornis, welke thans in remissie is. Omdat naar de mening van onderzoekers zowel de depressieve stoornis, als de autisme spectrum stoornis een bepalende rol hebben gespeeld in het tenlastegelegde, wordt bij bewezenverklaring geadviseerd de verdachte het tenlastegelegde in verminderde mate toe te rekenen. Daarbij is overwogen dat, hoewel de verdachte steeds verder verzeild is geraakt in het online netwerk, hij op enig moment (voor zijn aanhouding) toch in staat is gebleken hier meer afstand van te nemen. De verdachte is vanuit zijn problematiek onvoldoende in staat de consequenties van zijn handelen volledig te overzien, maar hij wist wel degelijk dat zijn handelen wederrechtelijk was. En nadat in zijn omgeving mensen werden aangehouden, hield ook de verdachte rekening met een eventuele aanhouding. Toch heeft hij zijn handelen niet volledig gestaakt en heeft hij niet besloten zijn omgeving hierin te betrekken.
De verdachte heeft tijdens de behandeling ter terechtzitting ook te kennen gegeven dat hij zich bewust was van het wederrechtelijke karakter van zijn gedragingen.
Nu er ook overigens geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluiten, trekt de rechtbank de conclusie dat de verdachte strafbaar is.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De destijds zeventien- en achttienjarige verdachte heeft zich in of omstreeks de periode van 12 november 2016 tot en met 14 juni 2017 schuldig gemaakt aan deelname aan de terroristische organisaties UCC en IS, doordat hij filmpjes heeft gemaakt voor UCC. Daarnaast heeft hij filmpjes gemaakt die aanzetten tot de gewapende (Jihad)strijd en deze filmpjes ook verspreid. In deze filmpjes komen beelden voor van executies.
IS heeft tot doel het vestigen van een Islamitische staat. In het streven van IS worden rechten van andersdenkenden op zeer gewelddadige wijze geschonden. Door IS worden op grote schaal ernstige mensenrechtenschendingen begaan zoals standrechtelijke executies, moord, marteling en verminking van krijgsgevangenen en burgers. Veel van die misdrijven worden bovendien gepleegd met het uitdrukkelijke doel de bevolking in de gebieden waar zij huishoudt vrees aan te jagen en zijn daarmee ontegenzeggelijk terroristische misdrijven. Terrorisme wordt internationaal gezien als één van de ernstigste misdrijven.
Door de bewezenverklaarde opruiing heeft de verdachte aangezet tot het begaan van strafbare feiten of agressie tegen het openbaar gezag. Dit wordt de verdachte zwaar aangerekend.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 25 januari 2018, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op de navolgende rapportages die over de verdachte
zijn opgesteld.
In het hiervoor aangehaalde Triple onderzoek wordt geadviseerd verdachte het tenlastegelegde in verminderde mate toe te rekenen.
Op basis van de beschreven pathologie wordt de kans op recidive voor een vergelijkbaar feit klein geacht. Wel is de kans aanwezig dat de fascinatie voor geweld of een obsessieve interesse in een ander onderwerp zich in de toekomst voordoet. Te meer als verdachtes depressieve klachten opnieuw toenemen en hij zich steeds verder isoleert en komt af te staan van de echte wereld. Dit kan gevoelens van boosheid of prikkelbaarheid voeden. De kans dat dit tot extremistisch geweld zal leiden wordt echter als klein ingeschat. Verdachte is een in de kern angstige jongeman, die zelf weinig initiatief neemt en veel moeite heeft zijn eigen gedrag te organiseren. Dit maakt dat hij vermoedelijk niet snel over zal gaan tot fysiek geweld.
Verdachte is op intensieve wijze geconfronteerd met de consequenties van zijn handelen, waar zeer vermoedelijk een corrigerende werking vanuit gaat. Hij heeft een steunend netwerk, waarbinnen geen sprake is van extremistisch gedachtengoed, gewelddadig gedrag of verheerlijking van geweld of criminaliteit.
Hoewel verdachte vermoedelijk niet snel tot fysieke agressie zal komen, is het wel voorstelbaar dat hij de invloed van zijn handelen op internet onderschat en op die manier grenzen over kan gaan.
Er zijn argumenten gelegen in de persoonlijkheid en/of ontwikkeling van onderzochte die aanleiding geven het minderjarigenstrafrecht toe te passen. Bij verdachte is sprake van een autisme spectrum stoornis waardoor hij sociaal-emotioneel op een lager niveau functioneert. Hoewel zijn intellectuele vermogens van gemiddeld tot bovengemiddeld niveau zijn, is hij onvoldoende in staat de consequenties van zijn handelen te overzien. Hij is weinig zelfstandig en zelfredzaam en in dat opzicht sterk afhankelijk van de structuur die hem door de omgeving moet worden aangeboden. Gebruikmakend van de wegingslijst Adolescentenstrafrecht (ASR) kan als verder criterium voor toepassing van het minderjarigenstrafrecht worden genoemd dat verdachte nog pedagogisch beïnvloedbaar is en dat gezinsgerichte hulpverlening van belang is. Er zijn volgens de Wegingslijst ASR geen contra-indicaties voor toepassing van het minderjarigenstrafrecht.
Geadviseerd wordt tot een behandelings- en begeleidingstraject waarbij verdachte ondersteuning krijgt in het ontwikkelen en vergroten van de zelfredzaamheid en autonomie, hij ondersteund wordt bij het verkrijgen van dagbesteding en er ruimte is voor hem om zijn verhaal te doen. Op die wijze kan er ook zicht worden verkregen op zijn stemming en psychisch functioneren. Moeder kan in dit begeleidingstraject betrokken
worden. Dit zou bijvoorbeeld plaats kunnen vinden bij een F-ACT team. Bij voorkeur wordt daarnaast gezocht naar een mogelijkheid voor verdachte om in een kamertrainingscentrum te gaan wonen met de beschikbaarheid van intensieve begeleiding (24/7), zodat de kans wordt verkleind dat verdachte terugvalt in oude gedragspatronen. Deze hulpverleningsvorm zou plaats kunnen vinden als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 9 februari 2018. Dit rapport houdt -onder meer- het volgende in.
Geadviseerd wordt een (gedeeltelijk) voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen en het toezicht te laten uitvoeren door de volwassenenreclassering.
Hierbij worden de volgende bijzondere voorwaarden geadviseerd:
Meldplicht
De verdachte moet zich blijven melden bij Reclassering Nederland, zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. De reclassering bepaalt welke gespreksonderwerpen van belang zijn om een inschatting te kunnen maken van de recidive- en veiligheidsrisico’s. Betrokkene moet op een constructieve wijze meewerken aan deze gesprekken en openheid van zaken geven over de door de reclassering bepaalde gespreksonderwerpen, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Ambulante begeleiding
De verdachte wordt verplicht mee te werken aan ambulante woonbegeleiding en de daaruit voortvloeiende aanwijzingen die hem door de ambulant begeleider worden gegeven, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Als naar oordeel van de ambulant begeleider en/of de reclassering de begeleiding naar een klinische setting, zoals bijvoorbeeld begeleid- of beschermd wonen, moet worden opgeschaald, dan moet de verdachte daar aan meewerken.
Andere voorwaarden het gedrag betreffende
De verdachte wordt verboden om contact te (laten) leggen en te hebben met de media of zaakinhoudelijke informatie op internet met derden te delen, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Dit verbod dient ter bescherming van verdachte en de naasten van de verdachte, en ter bevordering van een ongestoorde resocialisatie. Voor naleving van deze voorwaarde, moet de verdachte aan de reclassering openheid geven over inloggegevens en wachtwoorden van de door hem gebruikte digitale gegevensdragers, of en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. De reclassering kan dit digitale onderzoek uitbesteden aan een door de reclassering aan te wijzen externe deskundige.
Gelet op het belang van het continueren van het plan van aanpak en het gegeven dat een eventueel hoger beroep een schorsende werking heeft, wordt geadviseerd om dadelijke uitvoerbaarheid van de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht te bevelen.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Toepassing van het jeugdstrafrecht
Krachtens artikel 77c Sr kan de rechtbank – ten aanzien van een verdachte die ten tijde van het begaan van een strafbaar feit de leeftijd van 18 jaren doch niet die van 23 jaren heeft bereikt – recht doen overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77gg, indien de rechtbank daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of in de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte tijdens een deel van de pleegperiode van de bewezen feiten de leeftijd van 18 jaren had bereikt. Gelet op de genoemde rapportages, de gegeven adviezen en de geschetste persoonlijkheid van de verdachte, zal de rechtbank ten aanzien van dat deel van de pleegperiode van het bewezenverklaarde op grond van artikel 77c Sr het jeugdstrafrecht toepassen.
Toerekeningsvatbaarheid
Nu de conclusies van de psychiater en psycholoog gedragen worden door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van de feiten een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens in verband waarmee hij in verminderde mate toerekeningsvatbaar wordt geacht.
Straffen
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie.
Nu de deskundigen en de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk achten, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven die zijn gericht tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Gelet op de ernst van de feiten, de bevindingen van het Triple onderzoek en de rapportage van de reclassering, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan indien hij onvoldoende begeleid wordt. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna op grond van artikel 77z Sr te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 77aa Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
De rechtbank bepaalt daarbij dat overeenkomstig het bepaalde in artikel 14b Sr de proeftijd ingaat op de datum van de einduitspraak.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaring, passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de in beslag genomen computer van de verdachte verbeurd wordt verklaard en de in beslag genomen twee USB-sticks worden teruggegeven aan de moeder van de verdachte.
8.2.
Standpunt verdediging
De raadsman van de verdachte heeft verzocht zowel de computer als de twee USB-sticks terug te geven aan respectievelijk de verdachte en zijn moeder.
8.3.
Beoordeling
De rechtbank zal de computer zijnde het onder 3 vermelde voorwerp op de beslaglijst verbeurd verklaren, nu het een voorwerp betreft dat aan de verdachte toebehoort en met behulp van welk voorwerp het bewezenverklaarde is begaan.
Ten aanzien van de twee in beslag genomen USB-sticks zijnde de onder 1 en 2 vermelde voorwerpen op de beslaglijst, zal een last worden gegeven tot teruggave aan de moeder van de verdachte zijnde deze degene bij wie deze in beslag zijn genomen en die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a, 47, 57, 77a, 77c, 77g, 77h, 77i, 77x, 77y, 77z, 77gg, 132 en 140a van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 6 (zes) maanden en 181 (honderdeenentachtig) dagen,
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie groot 6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden;
stelt de proeftijd vast op twee jaren onder de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de reclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende een door Reclassering Nederland te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de reclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd zijn medewerking zal verlenen aan ambulante woonbegeleiding en de daaruit voortvloeiende aanwijzingen die hem door de ambulant begeleider worden gegeven, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht, ook indien dit naar het oordeel van de ambulant begeleider en/of reclassering de begeleiding in een klinische setting dient plaats te vinden;
- zich gedurende de proeftijd zal onthouden van het contact (te laten) leggen en te hebben met de media of zaakinhoudelijke informatie met derden op internet mee te delen, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht en aan de reclassering openheid zal geven over inloggegevens en wachtwoorden voor van de door hem gebruikte digitale gegevensdragers, indien en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor de feiten 1 en 3:
1. stuk computer desktop [type/serienummer 1]
- gelast de teruggave aan de moeder van de verdachte van:
2 stuks Dataschijf USB-sticks [type/serienummer 2] ;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. D.C.J. Peeck, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. F. Aukema-Hartog en E.J. Stalenberg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K.J. Berke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 maart 2018.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 12 november 2016 tot en met 14 juni 2017 te
Utrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, heeft deelgenomen aan een of meer organisatie(s), namelijk
United Cyber Caliphate (UCC) en/of Islamitische Staat
(IS), dan wel Islamic State of Iraq and Shaam (ISIS) en/of Islamic State of
Iraq and Levant (ISIL) en/of Tahrir al-Sham (voorheen Jabhat Fateh al-Sliam
en/of Jabhat al-Nusra), althans (telkens) een aan IS en/of aan Al Qaida
gelieerde organisatie(s), althans (telkens) (een) organisatie(s) die de
gewapende Jihadstrijd voorstaat/voorstaan, welke Organisatie(s) tot oogmerk
had(den) het plegen van terroristische misdrijven, te weten,
A. het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar
lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit
feit iemands dood ten gevolge heeft (zoals bedoeld in artikel 157 Wetboek van
Strafrecht), (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in
artikel 176a van het Wetboek van Strafrecht) en/of
B. doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in
artikel 288a van het Wetboek van Strafrecht) en/of
C. moord (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel
289 jo. 83 van het Wetboek van Strafrecht) en/of
D. de samenspanning en/of opzettelijke voorbereiding van en/of bevordering tot
eerder vermelde misdrijven (zoals bedoeld in artikel 176a en/of 289a en/of
96 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht) en/of
E. het voorhanden hebben van een of meerdere wapens en/of munitie van de
categorieën II en/of III (zoals bedoeld in artikel 26 lid 1 van de Wet wapens
en munitie) (te) begaan met een terroristisch oogmerk en/of met het oogmerk omeen terroristisch misdrijf voor te bereiden of gemakkelijk te maken (zoals bedoeld in artikel 55 lid 1 en/of lid 5 van de Wet wapens en munitie)
F. bedreiging met een terroristisch misdrijf (zoals bedoeld in artikel 285 lid 3 van het Wetboek van Strafrecht);
art 140a lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) gelegen in de periode van 12 november 2017 tot en
met 14 juni 2017 te Utrecht, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal,
telkens tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk
zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft
verschaft en/of heeft trachten te verschaffen en/of kennis en/of vaardigheden
heeft verworven en/of (een) ander(en) heeft bijgebracht tot het plegen van een
terroristisch misdrijf en/of een misdrijf ter voorbereiding en/of
vergemakkelijking van een terroristisch misdrijf, te weten,
- het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl
daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk
letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands
dood ten gevolge heeft (te) begaan met een terroristisch oogmerk en/of
- moord en/of doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk,
- deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van
terroristische misdrijven,
- bedreiging met een terroristisch misdrijf,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) tezamen en in
vereniging met elkaar, althans alleen, (telkens) ten behoeve van de gewapende
Jihadstrijd, in welke strijd brandstichtingen, het teweeg brengen van
ontploffingen, moorden en doodslagen worden gepleegd met een
terroristisch oogmerk,
en/of
ten behoeve van één of meer (te plegen) aanslag(en) op één of meer objecten
en/of goederen en/of perso(o)n(en), door het teweeg brengen van een
ontploffing en/of het stichten van brand en/of moord en/of doodslag met een
terroristisch oogmerk,
A. één of meer website(s) en/of social media kana(a)l(en), waarop informatie
(wordt gedeeld) over (instructie(s) voor) het maken/vervaardigen van en/of
gebruik van springstof (TATP), bezocht en/of (vervolgens) informatie over
(instructie(s) voor) het maken/vervaardigen van en/of gebruik van springstof
(TATP) gedownload en/of opgeslagen en/of gedeeld en/of verspreid en/of
voorhanden gehad en/of
B. een of meer goed(eren) te weten onder meer (digitale) gegevens en/of
materiaal inhoudende, onder meer, (een) videobestand(en) en/of (een)
audiobestand(en) en/of tekstbestand(en) met daarop informatie betreffende het
Jihadistisch gedachtegoed en/of aanwijzingen/instructies over (ondersteuning
en/of aanmoediging van) de gewapende Jihadstrijd vervaardigd en/of opgeslagen
en/of voorhanden gehad en/of (via het internet en/of diverse social mediakanalen)
verspreid en/of ter beschikking gesteld en/of
C. met één of meer leden van de (groep) United Cyber Caliphate(UCC), althans
één of meer perso(o)n(en) behorende bij/gelieerd aan één of meer
organisatie(s) die het radicaal extremistisch gedachtegoed van de gewapende
Jihadstrijd (met een terroristisch oogmerk) voorstaat/voorstaan (intensief)
contact onderhouden over (onder meer) het vervaardigen/maken van één of meer
(video)filmpjes en/of afbeeldingen gerelateerd aan de gewapende Jihadstrijd
en/of één of meer te plegen misdrij(f)(ven) (met een terroristisch oogmerk)
en/of
D. zich het radicaal extremistisch gedachtegoed van de gewapende Jihadstrijd
met een terroristisch oogmerk gevoerd door de (terroristische) organisatie
Islamic State (IS) dan wel Islamic State of Iraq and Shaam (ISIS) en/of
Islamic State of Iraq and Levant (ISIL), althans aan IS en/of aan Al Qaida
gelieerde organisaties, althans (een) organisatie die de gewapende Jihadstrijd
voorstaat, eigen gemaakt en/of
E. één of meer website(s) en/of social media kana(a)l(en) waarop informatie wordt gedeeld) over onthoofdingen en/of verminkingen en/of het om het leven
brengen van mensen en/of (gevechts)trainingen en/of preken, althans over en/of
gerelateerd aan de gewapende Jihadstrijd en/of martelaarschap bezocht en/of
(vervolgens) zoekvragen gesteld en/of (vervolgens) één of meer (digitale)
bestanden (zoals handleidingen, filmpjes en/of afbeeldingen) inhoudende
instructies om een jihadstrijder te worden en/of informatie over onthoofdingen
en/of verminkingen en/of het om het leven brengen van mensen en/of
(gevechts)trainingen en/of preken, althans over en/of gerelateerd aan de
gewapende Jihadstrijd en/of martelaarschap gedownload en/of opgeslagen en/of
gedeeld en/of verspreid en/of voorhanden gehad;
art 134a Wetboek van Strafrecht
3.
hij op één of meer tijdstip(pen) gelegen in de periode van 12 november 2016 tot
en met 14 juni 2017 te Utrecht, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal,
telkens tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
één of meer geschrift(en) en/of afbeelding(en) en/of (audio)bestand(en) waarin
tot een terroristisch misdrijf dan wel een misdrijf ter voorbereiding en/of
vergemakkelijking van een terroristisch misdrijf, althans tot enig strafbaar
feit en/of gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag wordt opgeruid,
(lid 1)
heeft verspreid, openlijk tentoongesteld en/of aangeslagen en/of om te
verspreiden en/of openlijk tentoon te stellen of aan te slaan, in voorraad heeft gehad, terwijl hij wist of ernstige reden had om te vermoeden dat in het/de geschrift(en) en of afbeelding(en) en/of (audio)bestand(en) zodanige opruiing voorkomt
(lid 2)
en/of dit soort geschrift(en) en of afbeelding(en) en/of (audio)bestand(en)ten gehore heeft gebracht,
immers heeft verdachte en/of zijn mededader(s) tezamen en in
vereniging met elkaar, althans alleen, (telkens)
dit type geschrift(en) en of afbeelding(en) en/of (audio)bestand(en), te
weten, onder meer één of meer (video)filmpje(s), althans videomateriaal,
(onder meer) inhoudende
- een aankondiging van een aanslag op de stad Utrecht en/of Leiden, althans
Nederland, met onder meer de tekst " [naam titel] "
- een aankondiging dat de UCC een lijst van 8000 personen zou vrijgeven die
om het leven gebracht moesten worden en/of
- een aankondiging van een mogelijke aanslag op [naam directeur] en zijn bedrijf
[naam bedrijf] en/of
- een oproep aan hackers om zich aan te sluiten bij de UCC en te helpen met
het gevecht tegen de kuffar en/of
- executie(s) en/of verminkingen en/of (zogenaamde) ISIS-liedjes,
vervaardigd en/of opgeslagen en/of voorhanden gehad en/of(vervolgens) op
diverse (sociale) media(kanalen) geplaatst en/of via het internet en/of diverse (sociale)
media(kanalen) verspreid en/of ter beschikking gesteld
waarin (telkens) de radicaal extremistische gewapende (Jihad)strijd in Syrië
en/of Irak wordt verheerlijkt en/of aangemoedigd en/of geprezen en/of wordt
aangezet tot deelname aan deze gewapende Jihadstrijd;
art 132 lid 3 Wetboek van Strafrecht