ECLI:NL:RBROT:2018:5290

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 april 2018
Publicatiedatum
3 juli 2018
Zaaknummer
10/660422-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met mes na achtervolging

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 25 april 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van poging tot doodslag. De verdachte heeft op 9 juli 2017 in Capelle aan den IJssel het slachtoffer, na een woordenwisseling, achtervolgd en tweemaal met een mes in de rug gestoken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met opzet handelde en dat er een aanmerkelijke kans op dodelijk letsel bestond, gezien de kwetsbare delen van het lichaam die geraakt zijn. De verdediging voerde aan dat er onvoldoende bewijs was voor de poging tot doodslag en dat de verdachte zich in een noodweer situatie bevond. De rechtbank verwierp dit verweer, omdat de verdachte de aangever achtervolgde en niet in een bedreigende situatie verkeerde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en legde een gevangenisstraf van 30 maanden op, waarbij de tijd in voorlopige hechtenis in mindering werd gebracht. De benadeelde partij, die immateriële schade vorderde, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat de behandeling daarvan een onevenredige belasting voor het strafgeding zou opleveren.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 1
Parketnummer: 10/660422-17
Datum uitspraak: 25 april 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[naam verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie Hoogvliet,
raadsman mr. M.J. Bouwman, advocaat te Zaandam.

Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 11 april 2018.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. I. Streefland heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de impliciet primair ten laste gelegde poging tot doodslag;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering met een meldplicht, de verplichte medewerking van de verdachte aan diagnostiek en, indien en voor zover dat uit die diagnostiek nodig mocht blijken, de verplichte medewerking van de verdachte aan een ambulante behandeling bij De Waag of een soortgelijke ambulante forensische instelling;

Waardering van het bewijs

Bewijswaardering
Standpunt verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat bewezen kan worden dat de verdachte aangever opzettelijk tweemaal in de rug heeft gestoken en dat dit oplevert een voltooide zware mishandeling. Er is onvoldoende bewijs dat een aanmerkelijke kans op dodelijk letsel heeft bestaan –de medische informatie is te summier en niet helemaal concludent en informatie over met wat voor mes is gestoken ontbreekt- zodat de verdachte van de impliciet primair tenlastegelegde poging tot doodslag moet worden vrijgesproken.
Beoordeling
De aangever en de verdachte zijn elkaar op 9 juli 2017 aan het begin van de avond tegengekomen nadat zij eerder op die dag op straat woorden hadden gehad. De aangever had naar de vriendin van de verdachte gekeken op een manier die de verdachte als beledigend ervaarde. Tijdens de laatste ontmoeting is de aangever weg gefietst en is de verdachte achter de aangever aan gelopen en heeft de verdachte de aangever uiteindelijk met een mes tweemaal in zijn rug gestoken. Daar bevinden zich kwetsbare delen van het lichaam. Daarmee heeft de verdachte minst genomen de aanmerkelijke kans voor lief genomen dat de aangever daardoor het leven zou laten. In het midden kan blijven met wat voor soort mes is gestoken. Uit de medische informatie die beschikbaar is, blijkt dat er schade is ontstaan aan vitale organen. De aangever heeft een klaplong opgelopen en letsel aan zijn lever. De aangever en de verdachte mogen van geluk spreken dat het daarbij is gebleven.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 impliciet primair ten laste gelegde poging tot doodslag heeft begaan op die wijze dat:
hij op 9 juli 2017 te Capelle aan den IJssel ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon genaamd [naam slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet met een mes die [naam slachtoffer] meermalen in de rug heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

Strafbaarheid feit

Kwalificatie

Het bewezen feit levert op:

Poging tot doodslag.

Noodweer(exces)
Standpunt verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat bij een bewezenverklaring van poging tot doodslag de verdachte moet worden ontslagen van rechtsvervolging omdat hem een beroep toekomt op noodweer dan wel noodweerexces.
Beoordeling
De verdachte is achter de aangever aan gegaan en niet omgekeerd. Het dossier bevat geen aanknopingspunten om ervan uit te kunnen gaan dat de verdachte zich op enig moment in een situatie heeft bevonden waarin hij zich noodzakelijkerwijs heeft moeten verdedigen omdat hij zich in een bedreigende situatie bevond waaraan hij zich niet kon onttrekken. De (enkele) verklaring van de verdachte biedt daar onvoldoende steun voor.
Conclusie
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

Motivering straf

Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft de aangever met een mes tweemaal in zijn rug gestoken. Daarmee heeft de verdachte het risico genomen de aangever het kostbaarste te ontnemen wat hij bezit: zijn leven. De omstandigheid dat de aangever door de steekpartij niet het leven heeft gelaten is een geluk dat niet aan de verdachte is te danken.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 27 maart 2018, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 20 maart 2018. Dit rapport houdt het volgende in. De verdachte kan goed rondkomen van zijn inkomen. Hij woonde samen met zijn vriendin en hun zoon in een huurwoning. Vanwege het steekincident woont zijn zoon thans bij zijn oma in Zeeland. De verdachte heeft weinig sociale contacten; hij is met name gericht op zijn gezin. Verdachte is door zijn huisarts doorverwezen naar een psycholoog van De Waag voor rouwverwerking en emotieregulatie in verband met het verwerken van de dood van zijn moeder. De verdachte blowt dagelijks en drinkt af en toe een biertje. Er is geen sprake van een patroon in delict gedrag. Het recidiverisico kan niet goed ingeschat worden. Er is een onbekend risico op het onttrekken aan voorwaarden. De reclassering adviseert de oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf met een meldplicht en een verplichting tot meewerken aan diagnostiek en zo nodig ambulante behandeling bij De Waag of een soortgelijke ambulante forensische instelling. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
Conclusies van de rechtbank
Mede gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank zal een lagere straf opleggen dan is geëist door de officier van justitie. De verdachte heeft zijn leven redelijk op orde. De rechtbank ziet geen reden de reclassering en de officier van justitie te volgen en de verdachte bijzondere voorwaarden op te leggen in het kader van een voorwaardelijk strafdeel. Een behandeling zoals de reclassering voorstaat kan indien nodig eventueel ook worden gerealiseerd in het kader van een voorwaardelijke invrijheidstelling.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] , wonende te Rotterdam, ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 8.000 tot € 10.000 aan immateriële schade.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie hanteert als uitgangspunt een uitspraak van de rechtbank Noord Nederland in welke zaak de rechtbank een bedrag van € 5.000 aan immateriële schade toewees aan een benadeelde partij die in de rug was gestoken en een beschadigde lever had. In dat geval was er tevens aantoonbare psychische schade. De benadeelde partij in onderhavige zaak kreeg reeds een uitkering van € 2.500 van het Schadefonds Geweldsmisdrijven. Daarom is passend in deze zaak nog een bedrag van € 1.500 toe te wijzen en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Standpunt verdediging
De verdediging stelt zich primair op het standpunt dat de benadeelde partij niet moet worden ontvangen vanwege het bepleite ontslag van alle rechtsvervolging. Subsidiair stelt de verdediging zich op het standpunt dat de vordering verregaand onvoldoende is onderbouwd. Zo ontbreekt een rapportage van een deskundige over de psychische schade. Daarnaast is er sprake van een ‘eigen aandeel’ van de aangever hetgeen tot uitdrukking moet komen in een eventuele schadeberekening. Toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de zaak zal moeten worden aangehouden.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting oplevert van het strafgeding. De rechtbank zal de benadeelde partij om die reden niet-ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 impliciet primair ten laste gelegde poging tot doodslag, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.L.M. Boek, voorzitter,
en mrs. M.V. Scheffers en P.M. van Russen Groen, rechters,
in tegenwoordigheid van J.P. van der Wijden, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 april 2018.
Bijlage I

Tekst tenlastelegging

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 09 juli 2017 te Capelle aan den IJssel ter uitvoering van
het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon genaamd
[naam slachtoffer] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe
te brengen, met dat opzet met een mes, althans een scherp en/of puntig
voorwerp, die [naam slachtoffer] meermalen, althans éénmaal, in de rug, althans het
lichaam, heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf
niet is voltooid.