ECLI:NL:RBROT:2018:5281

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 mei 2018
Publicatiedatum
3 juli 2018
Zaaknummer
10/701176-17 en 10/691144-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot vier jaar gevangenisstraf voor woningoverval en opzetheling met geweld

Op 18 mei 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van woningoverval en opzetheling. De verdachte, die op dat moment preventief gedetineerd was, werd beschuldigd van het stelen van goederen van twee slachtoffers in Rotterdam. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 3 november 2017 de woning van het eerste slachtoffer binnenging, hem met geweld overviel en verschillende waardevolle spullen, waaronder een mobiele telefoon en USB-sticks, heeft gestolen. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de aangever betrouwbaar waren, ondanks enkele inconsistenties, en dat de verdachte's verdediging niet geloofwaardig was.

Daarnaast werd de verdachte ook beschuldigd van opzetheling van goederen die hij op 12 september 2017 had verworven, terwijl hij wist dat deze goederen van diefstal afkomstig waren. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan beide feiten en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en zijn eerdere strafblad. De verdachte heeft een geschiedenis van vermogensdelicten en is niet gemotiveerd voor behandeling van zijn verslavingsproblematiek. De rechtbank heeft besloten om geen voorwaardelijke straf op te leggen, gezien de eerdere mislukte interventies van de reclassering.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummers: 10/701176-17 en 10/691144-17
Datum uitspraak: 18 mei 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op de Koddeweg 100, 3194 DH Rotterdam, zijnde het adres van de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie Hoogvliet, waar de verdachte ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief is gedetineerd;
raadsman mr. R. Haze, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 4 mei 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J.A. Castelein heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Feit 1
4.1.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat de verklaringen van de aangever onbetrouwbaar zijn aangezien deze inconsistenties bevatten. Voorts heeft de verdachte een alternatief scenario geschetst.
4.1.2.
Beoordeling
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
De verdachte heeft op 3 november 2017 ’s avonds tweemaal aangebeld bij aangever [naam slachtoffer 1] . De tweede keer was om circa 23:00 uur;
De eerste keer heeft de verdachte usb-sticks te koop aangeboden. De aangever herkende deze sticks als sticks die in juni 2017 van hem waren gestolen en heeft de verdachte in ruil geld gegeven;
Na het tweede bezoek heeft de verdachte de woning van de aangever verlaten met geld en andere eigendommen van de aangever;
De aangever is kort daarna de gang van zijn appartementencomplex opgegaan, heeft geroepen dat hij was overvallen en heeft om hulp gevraagd.
De aangever heeft direct daarna verklaard dat de verdachte de tweede keer tegen zijn wil was binnen gekomen, hem met zijn rolstoel heeft omgegooid en daarna geld en spullen van hem heeft gestolen. Deze rechtbank acht deze lezing aannemelijk, nu deze steun vindt in de overige bewijsmiddelen. Zo heeft een buurvrouw harde geluiden gehoord komende uit het appartement van de aangever en heeft de aangever zich tegen pijn aan zijn borstkas moeten laten behandelen in het ziekenhuis. De aangever heeft daarna nog meermalen, waaronder bij de rechter-commissaris, op de essentiële onderdelen consistent verklaard. Dat de aangever op ondergeschikte punten wisselend heeft verklaard, doet aan het vorenstaande niet af.
De verdachte heeft verklaard dat hij de usb-sticks in een zakje had gevonden, dat hij hier kinderporno en foto’s van de aangever op aantrof en dat hij naar de aangever is gegaan om hem te confronteren met die kinderporno. Tijdens het eerste bezoek liet de verdachte zich naar eigen zeggen door de aangever afkopen voor 15 euro in ruil voor de usb-sticks. De verdachte voelde zich hier echter niet goed onder en is daarom later op dezelfde avond opnieuw naar de aangever gegaan. De aangever zou hem toen vrijwillig verscheidene spullen hebben gegeven in een poging om hem ervan te weerhouden alsnog naar de politie te stappen.
De rechtbank vindt dit scenario niet geloofwaardig, reeds omdat er door de politie op de usb-sticks geen kinderporno is aangetroffen. Bovendien bevreemdt in dit scenario dat de verdachte bij het tweede bezoek, dat dan bedoeld zou zijn om de 15 euro terug te geven, nog meer spullen van aangever heeft meegenomen. Ten slotte past niet in dat scenario dat de aangever kort na het tweede bezoek om hulp heeft gevraagd waardoor de politie juist werd geïnformeerd.
4.2.
Feit 2
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat niet de verdachte, maar een ander de tas met gestolen spullen vasthad.
4.2.2.
Beoordeling
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
Tussen zondag 10 september 2017 te 23:30 uur en maandag 11 september 2017 te 05:00 uur is aangever [naam slachtoffer 2] het slachtoffer geworden van een inbraak in zijn woning waarbij verscheidene spullen werden gestolen;
Op 12 september 2017 houdt de aangever samen met een bekende de verdachte aan, omdat hij vermoedt dat de verdachte spullen van hem op straat te koop aanbiedt;
Voorwerpen die de verdachte bij zich had worden door de aangever herkend als zijn eigendom.
De verdachte heeft verklaard dat hij op 12 september 2017 ene [naam] op straat was tegengekomen en dat [naam] hem een tas met spullen in de handen duwde en is weggefietst op het moment dat de aangever aan kwam lopen.
De rechtbank vindt ook dit scenario niet geloofwaardig. Zo heeft de verdachte ter terechtzitting verklaard dat [naam] een blanke man is. De aangever heeft echter verklaard dat hij naast de verdachte slechts één andere persoon heeft gezien, te weten een donkere Antilliaanse man. Die man keek op dat moment in de tas die door de verdachte werd vastgehouden. Daarbij werd er volgens de aangever door één van hen gezegd dat het goedkoop was. Verder is na fouillering op het politiebureau gebleken dat de verdachte een deel van de eigendommen van de aangever in zijn zakken had, dus niet alleen in de tas die hij van [naam] zou hebben gekregen. De verdachte heeft met zijn ongeloofwaardige verklaring blijkbaar willen verhullen dat hij wist dat de spullen die hij bij zich had van diefstal of een ander misdrijf afkomstig waren. De rechtbank acht daarom bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij
op 03 november 2017 te Rotterdam
met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigeningheeft weggenomen een mobiele
telefoon (merk Samsung, type S7) en een tablet en een
portofoon en een schoudertas en een geldbedrag en meerdere USB-sticks,
toebehorende aan [naam slachtoffer 1] , welke diefstal werd vergezeld van
geweld tegen die [naam slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte,
- ( na te hebben aangebeld) de woning van die [naam slachtoffer 1] is binnengedrongen en
- ( vervolgens) (onverhoeds) op die [naam slachtoffer 1] is afgerend en
- ( vervolgens) de rolstoel, waar die [naam slachtoffer 1] in zat, heeft vastgepakt en
(vervolgens) die [naam slachtoffer 1] met rolstoel en al heeft omgeduwd en
- een deel van de inboedel van de woning van die [naam slachtoffer 1] heeft omgegooid.
2.
hij
op 12 september 2017 te Rotterdam goederen,
te weten een (schouder)tas (merk: Lacoste) en een flesje parfum (merk:
Dangerzone) en
driehorloges (merken: Max en Seiko en LIV)
en
tweezonnebrillen (merk: Ray-Ban) en een speelgoedrevolver en een sleutelhanger (met neppatroon) heeft voorhanden gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van die goederen wist dat het door
misdrijf, namelijk door diefstal, althans door enig (ander) misdrijf,
verkregen goederen betrof.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
diefstal vergezeld van geweld tegen een persoon met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken;
2.
opzetheling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich ten eerste schuldig gemaakt aan een woningoverval, waarbij hij misbruik heeft gemaakt van de fysieke kwetsbaarheid van het slachtoffer. Door deze handelwijze heeft de verdachte de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer geschonden en een ernstige inbreuk gemaakt op het gevoel van veiligheid dat men in de eigen woning behoort te hebben. De verdachte heeft hier geen rekening mee gehouden en meer belang gehecht aan een mogelijke buit. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
Daarnaast heeft de verdachte willens en wetens gestolen goederen op staat te koop aangeboden. Hij heeft hiermee bijgedragen aan het in stand houden van de afzetmarkt voor dergelijke goederen.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten, in het bijzonder de woningoverval, kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Uit de voornoemde rapporten is gebleken dat er bij de verdachte sprake is van persoonlijkheidsproblematiek en mogelijk middelenmisbruik. De rechtbank zal echter geen gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden opleggen, omdat eerdere interventies van de reclassering zijn mislukt en verdachte meermalen heeft benadrukt niet mee te willen werken aan een behandeling. Er wordt daarom volstaan met ‘kaal afstraffen’. Bij de bepaling van de duur van de geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf heeft de rechtbank in het nadeel van de verdachte rekening gehouden met zijn aanzienlijke strafblad en verder acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 57, 312 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaar;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. N. Doorduijn, voorzitter,
en mrs. A. Hello en E.B.J. van Elden, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.E.G. Busemeijer genaamd Lagemann, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij
op of omstreeks 03 november 2017 te Rotterdam
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een mobiele
telefoon (merk Samsung, type S7) en/of een tablet en/of een of meerdere
portofoon(s) en/of een schoudertas en/of een geldbedrag (in totaal 50 euro)
en/of een of meerdere USB-stick(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [naam slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van
geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 1] , gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om
bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke
bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte,
- ( na te hebben aangebeld) de woning van die [naam slachtoffer 1] is binnengedrongen
en/of
- ( vervolgens) (onverhoeds) op die [naam slachtoffer 1] is afgerend en/of
- ( vervolgens) de rolstoel, waar die [naam slachtoffer 1] in zat, heeft vastgepakt en/of
(vervolgens) die [naam slachtoffer 1] met rolstoel en al heeft omgeduwd en/of
- een deel van de inboedel van de woning van die [naam slachtoffer 1] heeft omgegooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
(parketnummer 10/691144-17)
hij
op of omstreeks 12 september 2017 te Rotterdam (een) goed(eren),
te weten een (schouder)tas (merk: Lacoste) en/of een flesje parfum (merk:
Dangerzone) en/of één of meer horloge(s) (merken: Max en/of Seiko en/of LIV)
en/of één of meer zonnebril(len) (merk: Ray-Ban) en/of een speelgoedrevolver
en/of een sleutelhanger (met neppatroon), heeft voorhanden gehad, terwijl hij
ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dat goed/die
goederen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door
misdrijf, namelijk door diefstal, althans door enig (ander) misdrijf,
verkregen goed(eren) betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht