ECLI:NL:RBROT:2018:5277

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 juni 2018
Publicatiedatum
2 juli 2018
Zaaknummer
ROT 17_5746
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing verzoek om kennisneming van politiegegevens in het kader van een lopend onderzoek

In deze zaak heeft eiser, een inwoner van Rotterdam, beroep ingesteld tegen een besluit van de korpschef van politie, waarin het verzoek van eiser tot kennisneming van politiegegevens werd afgewezen. Dit verzoek was gedaan in het kader van een onderzoek waarbij eiser als verdachte was aangemerkt. De rechtbank heeft op 27 juni 2018 uitspraak gedaan in deze zaak, geregistreerd onder zaaknummer ROT 17/5746.

Eiser had in maart 2017 verzocht om toegang tot verschillende politiegegevens, waaronder gegevens die waren verkregen in het kader van een observatiebevel en gegevens die verband hielden met mensenhandel en prostitutie. De korpschef heeft in zijn besluit van 23 mei 2017 een deel van de gevraagde informatie geweigerd, met als argument dat het onthouden van deze gegevens noodzakelijk was voor de goede uitvoering van de politietaak en de bescherming van de rechten van betrokkenen.

Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen dit besluit, maar heeft later dit beroep ingetrokken. Desondanks heeft hij op 20 september 2017 opnieuw beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat de eerdere intrekking van het beroep op 8 september 2017 onvoorwaardelijk was en er geen aanwijzingen waren dat eiser zijn intrekking wilde terugdraaien. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de beslissing openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Bestuursrecht 3
zaaknummer: ROT 17/5746

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 juni 2018 in de zaak tussen

[naam eiser] , te Rotterdam, eiser,

gemachtigde: mr. R.P.A. Kint,
en
de korpschef van politie, de politiechef van de regionale eenheid Rotterdam, verweerder,
gemachtigde: mr. I.D. de Hoop.

Procesverloop

Bij besluit van 31 juli 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het verzoek van eiser tot kennisneming van politiegegevens afgewezen, voor zover het gegevens betreft die zijn gelieerd aan of zullen worden gebruikt in het onderzoek “ [naam onderzoek] ”.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 april 2018. Eiser is verschenen, bijgestaan door mr. S.M. Hoogenraad, kantoorgenoot van zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Bij brief van 15 maart 2017 heeft eiser verweerder verzocht kennis te mogen nemen van de volgende politiegegevens:
1. Alle gegevens die zijn verkregen naar aanleiding van het bevel tot observatie, afgegeven door officier van justitie N. Oosterveld op 13 april 2016;
2. Alle gegevens die zijn gevorderd bij het Hoofd controleteam prostitutie en mensenhandel door officier van justitie mr. N. Oosterveld in de bijgevoegde vordering verstrekking historische gegevens, afgegeven op 8 februari 2016;
3. Alle omtrent eiser aanwezige politiegegevens waarin eiser in verband wordt gebracht met mensenhandel en prostitutie;
4. Alle gegevens die zijn verkregen van [naam horecagelegenheid] naar aanleiding van de bijgevoegde vordering verstrekking historische gegevens, afgegeven op 6 januari 2016;
5. Alle omtrent eiser aanwezige politiegegevens in verband met onderzoek naar bezoeken van eiser aan [naam horecagelegenheid] ;
6. Alle omtrent eiser aanwezige politiegegevens in de zaken [naam zaak 1] en [naam zaak 2] ;
7. Alle omtrent eiser aanwezige politiegegevens die zijn vergaard in het kader van reguliere verkeerscontroles, staande houdingen en/of aanhoudingen, waaronder alle gegevens die zijn vergaard in het kader van en/of relevant zijn voor de ‘patser aanpak’ jegens eiser.
1.2.
Bij besluit van 23 mei 2017 heeft verweerder beslist op dit verzoek tot kennisneming als bedoeld in artikel 25 van de Wet politiegegevens (Wpg). Verweerder heeft bij de beoordeling van dit verzoek het recht van eiser op kennisneming afgewogen tegen de belangen als verwoord in artikel 27 van de Wpg. In dit artikel is bepaald dat een verzoek als bedoeld in artikel 25 wordt afgewezen voor zover het onthouden van kennisneming noodzakelijk is in het belang van:
a. de goede uitvoering van de politietaak;
b. de bescherming van de rechten van betrokkene of van de rechten en vrijheden van derden;
c. de veiligheid van de staat.
In verband met de goede uitvoering van de politietaak heeft verweerder beslist dat eiser geen kennis kan nemen van de gegevens weergegeven onder de nummers 1, 2, 4, 5 en 6 van rechtsoverweging 1.1. Deze gegevens maken deel uit van het onderzoek [naam onderzoek] , waarin eiser als verdachte is aangemerkt. De (straf)rechter heeft in deze zaak nog geen uitspraak gedaan en daarom verzet de goede uitvoering van de politietaak zich tegen kennisneming van deze gegevens, aldus verweerder.
Met betrekking tot de politiegegevens waarvoor die noodzaak niet bestaat, zijnde de nummers 3 en 7 van rechtsoverweging 1.1, heeft verweerder het verzoek tot kennisneming toegewezen. In het besluit heeft verweerder verder toegelicht dat deze toewijzing ziet op gegevens waarvan eiser nog geen kennis heeft genomen bij eerdere gelegenheden. Het kennisnemen van bepaalde stukken kan eiser geweigerd worden op grond van artikel 27 van de Wpg. Hierover dient een nader besluit te worden genomen. Ook kan er voor worden gekozen om bepaalde stukken aan eiser voor te lezen. Dat zal eiser nog worden toegelicht. Vervolgens heeft verweerder in het besluit aangegeven op welke wijze er een afspraak kan worden gemaakt voor de kennisneming.
1.3.
Bij brief van 4 juli 2017, ontvangen 5 juli 2017, heeft eiser beroep ingesteld tegen het besluit van 23 mei 2017. Dit beroep is bij deze rechtbank geregistreerd onder zaaknummer ROT 17/4100.
1.4.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder, zoals vermeld in het besluit van 23 mei 2017, een aanvullend besluit op het verzoek tot kennisneming genomen. Verweerder heeft daarbij beslist dat eiser bepaalde informatie wordt onthouden in het kader van een goede uitvoering van de politietaak. Het gaat dan om een deel van de politiegegevens die over eiser zijn verwerkt en zijn gelieerd aan het onderzoek [naam onderzoek] , waarin eiser verdachte is, en de informatie die is gelieerd aan de onderzoeken [naam zaak 1] en [naam zaak 2] (van welke informatie gebruik wordt gemaakt dan wel nog zal worden gemaakt) in onderzoek [naam onderzoek] . In de rechtsmiddelenclausule onder dit besluit staat vermeld dat dit aanvullende besluit is genomen tijdens een lopende beroepsprocedure tegen het besluit van 23 mei 2017, zodat dit aanvullende besluit geacht wordt deel uit te maken van die lopende procedure. Het door eiser ingestelde beroep wordt blijkens de rechtsmiddelenclausule geacht ook betrekking te hebben op het bestreden besluit.
1.5.
Het bestreden besluit is abusievelijk eerst eind augustus 2017 aan eiser verzonden. Op het bestreden besluit is een stempel geplaatst met de tekst: “ontvangen 01 sep. 2017”. De rechtbank houdt het er derhalve voor dat eiser het bestreden besluit op 1 september 2017 heeft ontvangen.
1.6.
Bij brief van 8 september 2017 heeft eiser de rechtbank bericht dat hij het beroep geregistreerd onder zaaknummer ROT 17/4100 intrekt. Vervolgens heeft de rechtbank de ontvangst van deze brief aan eiser bevestigd en meegedeeld dat de beroepsprocedure hiermee is beëindigd.
1.7.
Ter zitting heeft eiser bevestigd dat hij ten tijde van de intrekking van voornoemd beroep kennis had van het bestreden besluit.
1.8.
Bij brief van 20 september 2017 heeft eiser beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2. Op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft het bezwaar of beroep van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben.
3. De rechtbank overweegt als volgt.
3.1.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op hetgeen hiervoor onder rechtsoverweging 1.2 en 1.4 is overwogen, verweerder met het bestreden besluit een besluit heeft genomen in de zin van artikel 6:19, eerste lid, van de Awb. Er is daarbij sprake van voldoende samenhang met het besluit van 23 mei 2017, nu het bestreden besluit ten opzichte van het besluit van 23 mei 2017 een nadere standpuntbepaling behelst. Het bestreden besluit valt binnen de feitelijke grondslag en reikwijdte van dat eerder genomen besluit.
3.2.
De rechtbank stelt voorop dat artikel 6:19 van de Awb op zich niet in de weg staat aan het – binnen de beroepstermijn – zelfstandig instellen van beroep tegen het besluit, waartegen het beroep met toepassing van dit artikel mede gericht wordt geacht. Dit ligt echter anders indien het beroep tegen dat besluit voordien bevoegd en onvoorwaardelijk is ingetrokken.
3.3.
Daarvan is in dit geval sprake. Redengevend daartoe is dat eiser bij brief van 8 september 2017 het beroep gericht tegen het besluit van 23 mei 2017 onvoorwaardelijk heeft ingetrokken en eiser niet de bedoeling heeft gehad om daarop terug te komen. In het beroepschrift is immers op geen enkele wijze verwezen naar de intrekking van 8 september 2017 en de gemachtigde van eiser heeft desgevraagd ter zitting verklaard dat het beroep is bedoeld als een nieuw beroep, omdat zij had geconstateerd dat het initiële beroep van 4 juli 2017 buiten de beroepstermijn en derhalve te laat was ingediend.
4. Aldus is de rechtbank gehouden het beroep tegen het bestreden besluit niet-ontvankelijk te verklaren.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.J. Adriaansen, rechter, in aanwezigheid van
drs. S.R. Jonkergouw, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 juni 2018.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.