In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 mei 2018 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere bedreigingen aan medewerkers van het Leger des Heils. De verdachte, die ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd was, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.H.E. Wanrooij. De officier van justitie, mr. S.M. Scheer, eiste een gevangenisstraf van 185 dagen en terbeschikkingstelling (TBS) met dwangverpleging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 26 oktober 2017 tot en met 14 november 2017 verschillende medewerkers van het Leger des Heils heeft bedreigd, zowel via WhatsApp als telefonisch. De bedreigingen waren van ernstige aard en leidden tot gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers.
De verdediging voerde aan dat de verdachte vrijgesproken moest worden, omdat de uitlatingen niet als bedreigend konden worden beschouwd. De rechtbank oordeelde echter dat de bedreigingen wel degelijk als zodanig moesten worden gekwalificeerd, gezien de context en de omstandigheden waaronder deze zijn gedaan. De rechtbank nam daarbij in overweging dat de verdachte eerder was veroordeeld voor vergelijkbare feiten en dat er sprake was van een geestelijke stoornis, maar dat deze niet leidde tot volledige ontoerekeningsvatbaarheid.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte ter beschikking gesteld met verpleging van overheidswege opgelegd, omdat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen in het geding was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn geestelijke stoornis, strafbaar was en dat er geen alternatieven voor de TBS-maatregel beschikbaar waren, gezien de weigering van de verdachte om mee te werken aan onderzoek en behandeling.