ECLI:NL:RBROT:2018:5228

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 mei 2018
Publicatiedatum
2 juli 2018
Zaaknummer
10/229935-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

TBS-dwangverpleging voor bedreigingen aan medewerkers van het Leger des Heils

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 mei 2018 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere bedreigingen aan medewerkers van het Leger des Heils. De verdachte, die ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd was, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.H.E. Wanrooij. De officier van justitie, mr. S.M. Scheer, eiste een gevangenisstraf van 185 dagen en terbeschikkingstelling (TBS) met dwangverpleging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 26 oktober 2017 tot en met 14 november 2017 verschillende medewerkers van het Leger des Heils heeft bedreigd, zowel via WhatsApp als telefonisch. De bedreigingen waren van ernstige aard en leidden tot gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers.

De verdediging voerde aan dat de verdachte vrijgesproken moest worden, omdat de uitlatingen niet als bedreigend konden worden beschouwd. De rechtbank oordeelde echter dat de bedreigingen wel degelijk als zodanig moesten worden gekwalificeerd, gezien de context en de omstandigheden waaronder deze zijn gedaan. De rechtbank nam daarbij in overweging dat de verdachte eerder was veroordeeld voor vergelijkbare feiten en dat er sprake was van een geestelijke stoornis, maar dat deze niet leidde tot volledige ontoerekeningsvatbaarheid.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte ter beschikking gesteld met verpleging van overheidswege opgelegd, omdat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen in het geding was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn geestelijke stoornis, strafbaar was en dat er geen alternatieven voor de TBS-maatregel beschikbaar waren, gezien de weigering van de verdachte om mee te werken aan onderzoek en behandeling.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-229935-17
Datum uitspraak: 18 mei 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de PI Haaglanden
locatie Scheveningen (PPC), 's-Gravenhage,
raadsman mr. J.H.E. Wanrooij, advocaat te ’s-Gravenhage.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 04 mei 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. S.M. Scheer heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 185 dagen met aftrek van voorarrest, alsmede ter beschikkingstelling (TBS) van de verdachte met bevel tot dwangverpleging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de tenlastegelegde bedreigingen, nu die uitlatingen niet (direct) bedreigend van aard waren en omdat bij de aangifte door [naam slachtoffer 1] een schriftelijke volmacht van [naam slachtoffer 2] ontbreekt.
4.2.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat de uitlatingen door de verdachte van dien aard zijn geweest en onder zodanige omstandigheden zijn geschied dat bij de medewerkers van de afdeling reclassering van het Leger des Heils de redelijke vrees kon ontstaan dat de misdrijven waarmee werd gedreigd ook zouden worden gepleegd.
De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de verdachte in het kader van een voorwaardelijke straf voor een geweldsdelict bij deze reclassering, in het bijzonder bij [naam slachtoffer 2] (hierna: [naam slachtoffer 2] ) als zijn toezichthoudster, onder begeleiding was. Dit maakte het voor de medewerkers des te bedreigender. De verdachte heeft [naam slachtoffer 2] bovendien meermalen ongevraagd in haar privésfeer benaderd door haar op te zoeken in het weekend in de bus en haar te contacteren op haar privételefoon.
Het vereiste van een schriftelijke volmacht, zoals aangevoerd door de raadsman, vindt geen steun in het recht. De aangever [naam slachtoffer 1] (hierna: [naam slachtoffer 1] ) mocht vanuit zijn functie als leidinggevende van de Reclassering aangifte doen namens de Reclassering van bedreiging van zijn medewerkers, onder wie [naam slachtoffer 2] . Voor zover de raadsman heeft beoogd te betogen dat de aangifte niet rechtsgeldig is, omdat uit het ontbreken van een schriftelijke volmacht moet worden afgeleid dat [naam slachtoffer 2] niet heeft ingestemd met de aangifte, kan dit betoog evenmin slagen, reeds omdat instemming van [naam slachtoffer 2] niet vereist is voor het doen van aangifte. Overigens blijkt uit een proces-verbaal van bevindingen van 19 november 2017 dat [naam slachtoffer 2] aanwezig was bij de aangifte door [naam slachtoffer 1] , zelf ook aangifte wilde doen, maar uit veiligheidsoverwegingen aangifte heeft laten doen door [naam slachtoffer 1] .
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij in de periode van 26 oktober 2017 tot en met 14 november
2017 te Rotterdam,
[naam slachtoffer 2] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en met verkrachting,
door die [naam slachtoffer 2] tekstberichten te sturen
via WhatsAppinhoudende:
"Zal op u jagen" en
"Ik ga je vastbinden mag je blijven lullen terwijl ik je verkracht" en
"Ik zal jullie allemaal uitroeien" en
"Uw laatste adem zal ik meemaken";
2.
hij op 14 november 2017 te Rotterdam [naam slachtoffer 1] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht door telefonisch een medewerkster van Het Leger des Heils dreigend de woorden toe te voegen "Ik maak jullie kapot. Ik blaas jullie op en [naam slachtoffer 1] pak ik als eerste";
3.
hij in de periode van 26 oktober 2017 tot en met 14 november 2017 te Rotterdam,
medewerkers van Het Leger des Heils (werkzaam in een pand
gelegen aan de [adres] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door dreigende e-mails te sturen naar een e-mailadres van de reclassering inhoudende:
"Ik zal jullie allemaal 1 voor 1 uitroeien" en
"over paar jaartjes ga ik jullie allemaal vermoorden, niet zelf, tenminste een
paar mijn favoriete. Ik zal ze allemaal financieren en met genot toekijken"
en
"ik zal er alles aan doen om jullie te elimineren" en
"ik wil wraak, ik wil jullie koppen", en
door een medewerkster van Het Leger des Heils telefonisch dreigend de
woorden toe te voegen: "Ik maak jullie kapot. Ik blaas jullie op en [naam slachtoffer 1]
pak ik als eerste".
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.

bedreiging met verkrachting en met enig misdrijf tegen het leven gericht;

2.en 3.

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

6.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, gelet op de (psychische) omstandigheden waaronder hij de tenlastegelegde feiten heeft begaan.
6.2.
Beoordeling
Voor zover de raadsman heeft beoogd te betogen dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar dient te worden verklaard ten aanzien van de tenlastegelegde feiten, slaagt dit niet. Weliswaar is er – zoals hierna zal blijken – sprake van een psychische stoornis. Echter, van (volledige) ontoerekeningsvatbaarheid is eerst sprake, indien de psychische stoornis de gevaarvolle daden van de verdachte geheel dan wel overwegend heeft beheerst. Voor die conclusie is in dit geval onvoldoende feitelijke grondslag. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de verdachte steeds vlak na de geuite bedreigingen spijt heeft betuigd en zijn excuses heeft aangeboden. De verdachte lijkt op die momenten dus te hebben geweten wat hij had gedaan en ook de ontoelaatbaarheid van zijn handelingen te hebben ingezien. Dat sluit niet uit dat er (mogelijk kortstondige) periodes kunnen zijn geweest van ontoerekeningsvatbaarheid, maar dat die er zijn geweest, is niet aannemelijk geworden.
6.3.
Conclusie
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering maatregel

7.1.
Algemene overweging
De maatregel die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de maatregel is gebaseerd
De verdachte heeft verscheidene medewerkers van het Leger des Heils mondeling en per e-mail bedreigd, onder wie in het bijzonder zijn eigen begeleidster, door haar een aanzienlijk aantal persoonlijk gerichte dreigende berichten te sturen. Zij en de andere medewerkers van het Leger des Heils hebben hierdoor gevoelens van angst en onveiligheid ervaren.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 2 maart 2018, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor (soortgelijke) strafbare feiten, waaronder het bedreigen van beroepsbeoefenaars.
7.3.2.
Vaststelling van geestelijke stoornis
Klinisch (neuro)psycholoog drs. L.E.E. Ligthart heeft op 8 maart 2018 over de verdachte gerapporteerd. De verdachte weigerde na een begingesprek echter mee te werken waardoor slechts zeer beperkt onderzoek mogelijk was. Verder heeft psychiater dr. B.A. Blansjaar op 10 maart 2018 over de verdachte gerapporteerd. Een psychiatrisch onderzoek heeft niet kunnen plaatsvinden omdat de verdachte hieraan niet wenste mee te werken.
De psychiater en de psycholoog hebben daarom een klinische observatie geadviseerd.
De verdachte heeft ter terechtzitting expliciet medegedeeld dat hij geen medewerking zal verlenen aan een klinische observatie. [1]
De rechtbank heeft er daarom voor gekozen om geen klinische observatie te gelasten.
Dat laat onverlet dat vastgesteld moet worden of de verdachte ten tijde van de feiten een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens had. Voor de beantwoording van die vraag zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang:
1)
Het NIFP-consult van 17 november 2017 door psychiater dr. L. Timmerman:
Verdachte is bekend in de forensische psychiatrie, Het Dok, te Rotterdam, ging echter niet meer naar de afspraken, er zou een klinische opname zijn geïndiceerd dit ter detox. Zou gediagnostiseerd zijn met persoonlijkheidsstoornis (borderline) en met bipolaire stoornis. Ook andere diagnosen zijn genoemd waaronder vermoeden op schizofrenie (Pi rapportage 2017) en volgens betrokkene is ook de diagnose autisme genoemd. Zegt nooit regulier onder psychiatrische behandeling te zijn geweest
2)
Het NIFP-rapport van een psychologisch onderzoek (waaraan de verdachte wel zijn medewerking heeft verleend) d.d. 20 april 2017 door klinisch (neuro)psycholoog dr. drs. L.E.E. Ligthart:
Betrokkene is lijdend aan een ziekelijke stoornis der geestvermogens in de vorm van een procespsychotisch beeld, waarschijnlijk een schizofrenie. Mogelijk mede veroorzaakt door een stoornis in het cannabisgebruik. Betrokkene is verhoogd achterdochtig en zeer prikkelgevoelig. Hij kan gemakkelijk ontregeld raken wanneer er stress is en hij niet direct een uitweg ziet, c.q. bij instanties vastliep om een uitkering te kunnen ontvangen.
3)
Een e-mailbericht van deskundige Ligthart, zoals weergegeven in het proces-verbaal van de terechtzitting van 22 februari 2018:
lk bezocht betrokkene met assistent begin februari 2018. Ik trof toen een verwarde, druk sprekende man aan die bijna niet te stoppen was in zijn onsamenhangend betoog. Dit verhaal was vooral gesitueerd rond complottheorieën waarbij justitie in samenhang met zijn reclasseringsmedewerker hem seksueel verleid zou hebben en waarbij laatstgenoemde hem op gezette tijden belde via haar privé-gsm terwijl ze wist dat hij zich bij die gelegenheid aan de telefoon zat te bevredigen. In het gesprek was er veel sprake van seksueel gerelateerde thematiek, hetgeen door ondergetekende als zorgelijk getypeerd wordt. Uit het met betrokken reclasseringswerker gevoerde gesprek kwam met name naar voren dat betrokkene haar stalkte en zelfs kennelijk achterhaald had waar zij woonde. De situatie was aanzienlijk verslechterd sinds maart-april 2017, toen betrokkene veel beter aanspreekbaar was en meer in de realiteit geworteld leek dan nu. Er was tevens sprake van ernstig decorumverlies waarbij betrokkene bij voortduring zijn geslachtsdeel manipuleerde gedurende het gesprek. Mede in het licht van zijn feitelijke presentatie, de dreigende opmerkingen op het einde van het gesprek, de seksueel getinte preoccupaties, decorum verlies en het stalken van een Reclasseringsmedewerkster adviseert ondergetekende een dubbel PJ-onderzoek in te stellen. Dit mede omdat ondergetekende gezien het potentieel gevaar voor personen een maatregeladvies overweegt.
De in 2017 gestelde DSM-5 classificatie blijft ongewijzigd. Andere problemen die reden voor zorg kunnen zijn: problemen verband houdend met justitiële maatregel, geen adequate hulpverlening. problemen in relatie tot alleen wonen.”
4)
Het NIFP-rapport van een psychologisch onderzoek d.d. 8 maart 2018 door klinisch (neuro)psycholoog dr. drs. L.E.E. Ligthart:
Gezien de verhoogde achterdocht, het gevoel voortdurend gevolgd te worden is er waarschijnlijk sprake van een procespsychotische stoornis, waarschijnlijk in het kader van een schizofrenie, naast het bestaan van een waanstoornis van het erotomane type. Overigens wordt de waan vaak als voorbode van de psychose geduid en binnen DSM-5 binnen de categorie schizofreniespectrum stoornissen beschreven.
5)
De bewezenverklaarde bedreigingen zijn slechts een selectie van de door de verdachte in korte tijd gedane vergelijkbare uitlatingen via de e-mail en via tekstberichten/WhatsApp. De verdachte heeft tevens buiten de zakelijke contacten om contact gezocht met zijn reclasseringswerkster, op wie hij naar eigen zeggen verliefd was geworden. Hij heeft haar persoonsgegevens opgezocht, haar gevolgd en in een bus benaderd en haar op haar privételefoonnummer gebeld.
6)
De verdachte heeft ter terechtzitting erkend dat hij een stoornis heeft waarvoor hij behandeld moet worden.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Geestelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens
Vastgesteld wordt dat bij de verdachte tijdens het begaan van de ten laste gelegde feiten een geestelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens bestond die van invloed is geweest op zijn handelingen.
Behandeling in welke vorm?
De rechtbank acht het onverantwoord dat de verdachte zonder behandeling voor zijn stoornis terug zal keren in de maatschappij. Dit op grond van de aanwezigheid van een stoornis, de door de psycholoog vastgestelde achteruitgang van de verdachte, het feit dat hij op 31 maart 2016 veroordeeld is tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden, waarvan 45 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar voor een mishandeling met zwaar lichamelijk letsel ten gevolge, en de feiten waarvoor hij thans wordt veroordeeld.
De vraag is dan in welke vorm dat moet plaatsvinden. De officier van justitie heeft TBS met dwangverpleging gevorderd, de raadsman van de verdachte heeft een plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis bepleit. Gelet op het zware karakter van de TBS-maatregel, heeft de rechtbank bekeken welke reële alternatieven er zijn voor het opleggen van deze maatregel.
Een klinische behandeling in het kader van een voorwaardelijke straf is niet toereikend, gelet op de ontbrekende bereidheid tot medewerking van de verdachte, zijn gebrek aan ziekte-inzicht en het feit dat de eerder ingezette interventies niet hebben geleid tot verbetering of verandering. Bovendien neemt de verdachte zijn medicatie niet in en ziet de reclassering geen mogelijkheden meer om de verdachte te begeleiden.
De maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis, ex art. 37 Sr, zoals door de raadsman van de verdachte is bepleit, is evenmin een optie. Weliswaar bestond bij de verdachte tijdens het begaan van de feiten een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens en moet hij daarom in verminderde mate toerekeningsvatbaar worden geacht, maar niet aannemelijk is geworden dat hij geheel ontoerekeningsvatbaar is, zoals vereist is voor een plaatsing ex art. 37 Sr.
Dan resteert binnen het strafrecht de optie van de TBS, al dan niet met dwangverpleging. Voor die maatregel is een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens vereist. Normaal gesproken geldt daarbij de eis van een multidisciplinair onderzoek als bedoeld in artikel 37 lid 2 Sr, maar die eis geldt in dit geval niet. De verdachte heeft immers zijn medewerking aan dat onderzoek niet verleend. Bij de hiervoor gedane vaststelling door de rechtbank dat van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis sprake was (en is), is in overeenstemming met vaste rechtspraak zoveel mogelijk gekeken naar de beschikbare rapportages.
De rechtbank is daarom van oordeel dat, hoewel het gaat om – in de context van de TBS gezien – relatief lichte strafbare feiten, de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen in dit geval de terbeschikkingstelling eisen van de verdachte met verpleging van overheidswege. Daarbij neemt de rechtbank het strafblad van de verdachte in aanmerking, inhoudende onder meer de al genoemde bedreigingen van beroepsbeoefenaars en het ook al genoemde recente geweldsdelict, het hoge recidivegevaar in samenhang met de snelle ‘aftakeling’ van de psychische toestand van de verdachte nadat hij in oktober 2017 stopte met zijn medicijnen en de zorgelijke ontwikkeling in de benadering in de privésfeer van zijn voormalige reclasseringsmedewerkster. De verdachte heeft iedere opening naar alternatieve, minder vergaande modaliteiten van beteugeling van het herhalingsgevaar onmogelijk gemaakt door zijn weigering medewerking te verlenen aan onderzoek door gedragsdeskundigen.
Vastgesteld wordt dat de bewezen verklaarde feiten, ter zake waarvan de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege zal worden opgelegd, misdrijven zijn als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, aanhef en onder 1, en artikel 37b Sr.
Nu de strafbare feiten ter zake waarvan de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege zal worden opgelegd geen misdrijven zijn die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen kan de totale duur van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege een periode van vier jaar niet te boven gaan.
Aan de verdachte zal, gelet op het voorgaande, terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege worden opgelegd. De rechtbank ziet, anders dan de officier van justitie, onvoldoende aanleiding om de verdachte daarnaast ook een gevangenisstraf op te leggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 37a, 37b, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gesteld;
beveelt dat de terbeschikkinggestelde
van overheidswege wordt verpleegd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. N. Doorduijn, voorzitter, en
mrs. A. Hello en E.B.J. van Elden, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A-L.H. Wilkens, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 26 oktober 2017 tot en met 14 november
2017 te Rotterdam, althans in Nederland,
[naam slachtoffer 2] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling
en/of met verkrachting,
door die [naam slachtoffer 2] tekstberichten te sturen via e-mail en/of sms en/of
social media inhoudende:
"Zal op u jagen" en/of
"Ik ga je vastbinden mag je blijven lullen terwijl ik je verkracht" en/of
"Ik zal jullie allemaal uitroeien" en/of
"Uw laatste adem zal ik meemaken", althans woorden voor soortgelijke
dreigende aard en/of strekking;
2.
hij op of omstreeks 14 november 2017 te Rotterdam, althans in Nederland,
[naam slachtoffer 1] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door telefonisch een medewerkster van Het Leger des Heils dreigend de
woorden toe te voegen "Ik maak jullie kapot. Ik blaas jullie op en [naam slachtoffer 1]
pak ik als eerste", althans woorden van gelijke dreigende aard of
strekking;
3.
hij in of omstreeks de periode van 26 oktober 2017 tot en met 14 november
2017 te Rotterdam, althans in Nederland
één of meer medewerkers van Het Leger des Heils (werkzaam in een pand
gelegen aan de [adres] heeft bedreigd met enig misdrijf
waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen en/of goederen
ontstaat en/of enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware
mishandeling en/of brandstichting,
door dreigende e-mails of tekstberichten te sturen naar een e-mailadres van
de reclassering en/of sms berichten naar een medewerkster van de
reclassering inhoudende:
"Ik zal jullie allemaal 1 voor 1 uitroeien" en/of
"over paar jaartjes ga ik jullie allemaal vermoorden, niet zelf, tenmiste een
paar mijn favoriete. Ik zal ze allemaal financieren en met genot toekijken"
en/of
"ik zal er alles aan doen om jullie te elimineren" en/of
"ik wil wraak, ik wil jullie koppen", en/of
door een medewerkster van Het Leger des Heils telefonisch dreigend de
woorden toe te voegen: "Ik maak jullie kapot. Ik blaas jullie op en [naam slachtoffer 1]
pak ik als eerste", althans woorden van soortgelijke dreigende aard
en/of strekking.

Voetnoten

1.De verdachte heeft na de zitting vier brieven aan de rechtbank gezonden. Daarin staat onder meer dat hij alsnog bereid is aan observatie mee te werken, maar zegt hij ook dat het te lang duurt en onnodig is. De rechtbank vindt dit onvoldoende om het onderzoek te heropenen.