Op 13 juni 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op dat moment preventief gedetineerd was in de Penitentiaire Inrichting Ter Apel. De verdachte was aangeklaagd voor het van voorhanden hebben van cocaïne in een woning, waarbij de officier van justitie een gevangenisstraf van zes maanden eiste. Tijdens de zitting werd vastgesteld dat de verdachte in een woning was aangetroffen waar een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne, in totaal één kilo, was gevonden. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was om vast te stellen dat de verdachte wetenschap had van de cocaïne of dat hij beschikkingsmacht had over de aangetroffen hoeveelheid. Het enkele feit dat de verdachte in de woning aanwezig was, was niet voldoende om tot een veroordeling te komen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het ten laste gelegde feit en gelastte de teruggave van een in beslag genomen geldbedrag van € 405,00 aan de verdachte. Deze beslissing werd genomen in het licht van de gebrekkige bewijsvoering die door de officier van justitie was gepresenteerd.