ECLI:NL:RBROT:2018:5206

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 mei 2018
Publicatiedatum
29 juni 2018
Zaaknummer
10/690120-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor handel in strijd met de Opiumwet en witwassen met voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf

Op 9 mei 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van handel in hennep en witwassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich in de periode van 2 november 2016 tot en met 22 november 2016 schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben en verstrekken van hennep en hasjiesj, alsook aan witwassen van een geldbedrag van € 6.300,-. De verdachte, eigenaar van een tabakszaak in Rotterdam, werd betrapt op camerabeelden die zijn betrokkenheid bij de handel in softdrugs aantonen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet kon aantonen dat het aangetroffen geld legitiem was en dat het afkomstig was uit zijn bedrijfsvoering. De officier van justitie had een werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf geëist, en de rechtbank volgde deze eis. De verdachte kreeg een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken en een taakstraf van 50 uren opgelegd. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact van drugshandel op de samenleving, evenals de noodzaak om witwassen van criminele gelden tegen te gaan. De rechtbank verklaarde ook dat het in beslag genomen geldbedrag van € 6.300,- verbeurd werd verklaard, omdat dit bedrag was verkregen uit de bewezen verklaarde feiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/690120-16
Datum uitspraak: 9 mei 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. T.P. van der Eerden, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 24 en 25 april 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. L.C. Visser heeft gevorderd:
  • partiële vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het overige onder 1 en van het onder 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 50 uren met aftrek van voorarrest, te vervangen door 25 dagen hechtenis en tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Partiële vrijspraak feit 1 zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1, eerste gedachtestreepje - betreffende het geldbedrag van € 11.864 - ten laste gelegde witwassen niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering feit 1, tweede gedachtestreepje, en feit 2
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen en handel in hennep en/of hasj. De officier van justitie beperkt de bewezenverklaring van feit 1 (gewoontewitwassen) tot de periode van 2 november 2016 tot en met 22 november 2016. Voorts is het muntgeld dat in de woning van de verdachte is aangetroffen en dat een totale waarde had van € 344,56 volgens de officier van justitie niet te koppelen aan de handel in softdrugs. Het in de woning en in de tabakszaak aangetroffen geldbedrag van in totaal € 6.885,- echter wel. Uit de beelden blijkt dat sprake is van een herhaling van handelingen die leiden tot vermenging van legale en illegale gelden, waaruit kan worden afgeleid dat de verdachte de subjectieve neiging heeft het feit steeds weer te begaan. Er kan daarom gesproken worden van gewoontewitwassen.
4.2.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit omdat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat sprake is van (gewoonte)witwassen (feit 1) en van handel in softdrugs (feit 2). Het geld in de kluis (€ 6.400,-) was kasgeld van de sigarenwinkel. Het is volgens de verdediging goed mogelijk dat klanten hun aankopen in de tabakszaak met grotere coupures betalen en dat het niet vreemd is dat deze coupures in de kluis worden bewaard. Het kan niet met een voldoende mate van zekerheid worden uitgesloten dat het aangetroffen geldbedrag een legale herkomst heeft. Van witwassen is dan ook geen sprake. Datzelfde geldt voor de tenlastegelegde handel in softdrugs. De camerabeelden leveren daarvoor onvoldoende bewijs. De beschrijving van de beelden is niet duidelijk en nooit is gecontroleerd wat de inhoud was van tassen die op de beelden zijn waargenomen. Omdat de verdachte destijds veel blowde, vroegen vrienden hem soms de kwaliteit van de hennep te beoordelen. Dat is de reden waarom er op de camerabeelden is te zien dat hij aan hennep ruikt. Daaruit kan echter niet worden afgeleid dat hij handelde in softdrugs.
4.2.3.
Beoordeling
Feit 2 (handel in en opzettelijk aanwezig hebben van hennep/hasjiesj)De verdachte is eigenaar van tabakszaak “ [naam tabakszaak] , gelegen aan de [adres tabakszaak] in Rotterdam. In het naastgelegen pand op nummer [huisnummer] is een coffeeshop gevestigd waarvan [naam broer verdachte] , een broer van de verdachte, eigenaar was.
In het dossier bevinden zich beschrijvingen van een groot aantal camerabeelden over (met name) de maanden oktober en november 2016. Deze beelden zijn afkomstig van de beveiligingscamera’s van de tabakszaak van de verdachte en van de naastgelegen coffeeshop.
Anders dan de verdediging acht de rechtbank de beschrijving van de camerabeelden voldoende duidelijk. Hieruit blijkt dat de tabakszaak in de maand november 2016 meerdere keren is bezocht door personen die de verdachte hennep(toppen) en hasjiesj laten ruiken. De verdachte heeft ter zitting ook bevestigd dat dit dikwijls gebeurde. Uit de beelden blijkt vervolgens dat de bezoeker hierna vertrekt, al dan niet met achterlating van de softdrugs.
Daarnaast is op de camerabeelden van november 2016 gezien dat er regelmatig personen heen en weer lopen tussen de coffeeshop en de tabakszaak. Een aantal personen, waaronder medewerkers van de naastgelegen coffeeshop, draagt daarbij (gevulde) plastic tassen. Zo is gezien dat een van de medewerkers van de coffeeshop de tabakszaak betreedt, waarna hij en de verdachte uit beeld verdwijnen. Als beiden weer in beeld verschijnen is te zien dat de verdachte in elkaar gevouwen geldbiljetten op de balie gooit en dat de medewerker met een gevulde plastic tas de tabakszaak verlaat en terugkeert naar de coffeeshop. In de coffeeshop haalt een andere medewerker gripzakjes met een op hennep gelijkende substantie en voorgedraaide joints uit deze tas en vult daarmee de bakken met hennep in de coffeeshop bij. Ofschoon de inhoud van de tassen niet is gecontroleerd, zoals de verdediging heeft gesteld, heeft de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de beschrijving van de verbalisanten, die ambtshalve bekend zijn met de uiterlijke kenmerken van hennep.
Op grond van de beschrijving van de camerabeelden en de overige gebezigde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich in de maand november 2016 samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben en het verstrekken van hennep en/of hasjiesj. Uit de camerabeelden blijkt dat er hennep in de tabakszaak wordt gebracht, dat de verdachte die hennep test en houdt en dat medewerkers van de naastgelegen coffeeshop de tabakszaak verlaten met tassen waarin zich hennep bevindt. Uit de camerabeelden blijkt dan ook een duidelijke link met de naastgelegen coffeeshop en van betrokkenheid van de verdachte bij de handel in hennep. De op 22 november 2016 in de tabakszaak aangetroffen lege gripzakjes en zakjes met hennep wijzen ook in die richting. Daarnaast worden de waarnemingen op de camerabeelden ondersteund door de op 21 januari 2017 afgelegde verklaring van getuige [naam getuige 1] dat in de tabakszaak de kwaliteit van drugs wordt bekeken voor verkoop daarvan in de coffeeshop.
Feit 1 (tweede gedachtestreepje, witwassen)
Tijdens de doorzoeking van de tabakszaak op 22 november 2016 is in een kluis een geldbedrag van € 6.400,- aangetroffen. Gelet op de bewezenverklaring van de handel in softdrugs acht de rechtbank aannemelijk dat (een deel van) dit bedrag afkomstig is uit eigen misdrijf.
Het verweer dat het geldbedrag kasgeld is afkomstig uit de normale bedrijfsvoering van de tabakszaak, volgt de rechtbank niet. Het aangetroffen geldbedrag bestond onder andere uit twee briefjes van € 500,-. Het is volstrekt onaannemelijk dat klanten hun aankopen in een tabakszaak doen met dergelijke grote coupures. Dit geldt te meer gelet op de verklaring van de verdachte bij de politie dat de gemiddelde besteding van zijn klanten € 7,- per keer is. Bankbiljetten van € 500,- passen veeleer bij de bewezenverklaarde handel in softdrugs.
Uit de beschrijving van de camerabeelden blijkt dat de verdachte in de periode van 2 november 2016 tot en met 22 november 2016 meerdere keren stapeltjes bankbiljetten uit zijn broekzak haalt en deze sorteert. Een deel van dat geld legt hij in de kassa. Ook is waargenomen dat de verdachte geld uit de kassa haalt en slechts een deel daarvan teruglegt. Door zonder redelijke economische grond het geld in de kassa en het geld uit de broekzak van de verdachte met elkaar te vermengen heeft de verdachte het zicht op de daadwerkelijke herkomst van het geld verhuld en is het niet mogelijk om met enige zekerheid de (legale) herkomst van het geldbedrag in de kluis vast te stellen.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen. Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het muntgeld dat in de woning van de verdachte is aangetroffen en dat een totale waarde had van € 344,56, niet te koppelen is aan enig misdrijf. De rechtbank zal dit bedrag bij het bepalen van de hoogte van het witgewassen geldbedrag dan ook buiten beschouwing laten. Twee briefjes van € 50,- in de kluis bleken na onderzoek vals te zijn. De rechtbank zal daarom ook een bedrag van € 100,- buiten beschouwing laten.
Wanneer de tenlastelegging in samenhang met het onderliggende dossier wordt bezien, valt het in de woning van de verdachte aangetroffen geldbedrag van € 485,- buiten de omvang van de tenlastelegging. De officier van justitie heeft dit bedrag meegenomen in zijn eis. Hiermee wordt de grondslag van de tenlastelegging verlaten. De rechtbank neemt dit bedrag dan ook niet mee in de bewezenverklaring.
De rechtbank acht niet bewezen dat er sprake is van gewoontewitwassen, nu in de tenlastelegging - anders dan vereist - de verhullingshandelingen die tot een gewoonte leiden niet nader in de tenlastelegging zijn gespecificeerd, noch de periode waarover de gewoonte zich heeft uitgestrekt.
4.2.4.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte zich in de periode van 2 november 2016 tot 22 november 2016 samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben en het verstrekken van hennep en hasjiesj en dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen van een geldbedrag van € 6.300,-.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en onder 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
Hij, in de periode van
2 november2016 tot en met 22 november 2016, te Rotterdam,
zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen, immers heeft hij, verdachte ,(telkens)meermalen
vaneen voorwerp, te weten
-een geldbedrag van
€ 6.300,00(op 22 november 2016)
- de werkelijke aard en de herkomst verhuld of
gebruik van gemaakt,
terwijl hij, verdachte , wist dat
datvoorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
2.
Hij in de periode van
2 november2016 tot en met 21 november 2016, te Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen meermalen (telkens) opzettelijk heeft verstrekt en opzettelijk aanwezig heeft gehad hoeveelheden van een materiaal bevattende hennep en/of hasj,
inelk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep en/of hasj, zijnde hennep en/of hasjiesj, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
witwassen, meermalen gepleegd
2.
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen en tezamen en in vereniging met anderen gepleegd
en
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen en tezamen en in vereniging met anderen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben en verstrekken van hennep en heeft daarmee een bijdrage geleverd aan de handel in hennep. Tevens heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het witwassen van de daarmee verkregen inkomsten. Handel in hennep geeft veelvuldig aanleiding voor allerlei vormen van criminaliteit, waaronder gewelds- en vermogensdelicten. Drugs zijn bovendien schadelijk voor de volksgezondheid. Door zijn handelen heeft de verdachte bijgedragen aan de instandhouding van de handel in verdovende middelen. Witwassen van criminele gelden vormt een bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. De verdachte heeft de opbrengsten uit misdrijf aan het zicht van justitie onttrokken door het te doen voorkomen alsof die opbrengsten afkomstig waren van de bedrijfsvoering van zijn tabakszaak.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
19 maart 2018, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor een soortgelijk
strafbaar feit. Dat feit is echter van langere tijd geleden zodat dit niet in het nadeel van de
verdachte zal worden meegewogen.
7.4
Conclusies van de rechtbank
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf, zoals gevorderd door de officier van justitie, op zijn plaats is. Deze voorwaardelijke straf strekt ertoe de verdachte ervan te weerhouden zich voor het einde van de proeftijd schuldig te maken aan al dan niet soortgelijke strafbare feiten. Voor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf ziet de rechtbank, gelet op de justitiële documentatie en het feit dat de strafbare feiten al langere tijd geleden zijn gepleegd, geen aanleiding.
De rechtbank is van oordeel dat daarnaast een taakstraf van na te noemen aantal uren moet worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaring, passend en geboden.
8 In beslag genomen voorwerpen
8.1.
Beoordeling
Het in beslag genomen geld tot een bedrag van € 6.300,- (nummer 4 op de beslaglijst) zal worden verbeurd verklaard, omdat feit 1 op de tenlastelegging met dit geldbedrag is begaan.
De twee in beslag genomen valse bankbiljetten van € 50,- (nummer 4 op de beslaglijst), zullen worden onttrokken aan het verkeer. Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet.
De overige geldbedragen op de beslaglijst (nummers 1, 3 en 5) dienen te worden teruggegeven aan de verdachte, voor zover dat nog niet is gebeurd. Van het witwassen van deze bedragen wordt de verdachte vrijgesproken (€ 10.020,- en € 344,56) dan wel staat dat bedrag niet op de tenlastelegging (€ 485,-).

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 47, 57 en artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) weken;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 (twee) jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 50 (vijftig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
48 (achtenveertig) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
24 (vierentwintig) dagen;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
-
verklaart verbeurd als bijkomende straf voor feit 1:
4. € 6.300.-
- verklaart onttrokken aan het verkeer:
4. 2x € 50,-
- gelast de teruggave aan verdachte van:
3. € 485,-
5. € 344,56
1. € 10.020,-
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Verweij, voorzitter,
en mrs. J. Bergen en A.A.T. Werner, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.M. van Herwijnen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 mei 2018.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
Hij, in of omstreeks de periode van 19 februari 2016 tot en met 22 november 2016, te Rotterdam, althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, althans zich schuldig heeft gemaakt aan (schuld) witwassen,
immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s), (telkens) meermalen, althans eenmaal, (een) voorwerp(en), te weten (een) geldbedrag(en), waaronder
- een geldbedrag van 11.864,- (op 19 februari 2016), en of
- een geldbedrag van 6744,56 (op 22 november 2016)
verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of van een of meer voorwerp(en) te weten de zojuist benoemde voorwerpen,
- gebruik gemaakt, en/of
- de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld, en/of
- verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op voornoemd(e) voorwerp(en) was/waren of wie voornoemd(e) voorwerp(en) voorhanden had(den) en/of
voornoemde voorwerp(en) verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen
en/of omgezet en/of gebruik van gemaakt,
terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en), althans redelijkerwijs had(den) kunnen vermoeden, dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
2.
Hij, in of omstreeks de periode van 1 maart 2016 tot en met 21 november 2016, te
Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, althans opzettelijk aanwezig heeft gehad, een (grote) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende hennep en/of hasj, en elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep en/of hasj, zijnde hennep en/of hasjiesj, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a
van die wet.