4.2.1.Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen en handel in hennep en/of hasj. De officier van justitie beperkt de bewezenverklaring van feit 1 (gewoontewitwassen) tot de periode van 2 november 2016 tot en met 22 november 2016. Voorts is het muntgeld dat in de woning van de verdachte is aangetroffen en dat een totale waarde had van € 344,56 volgens de officier van justitie niet te koppelen aan de handel in softdrugs. Het in de woning en in de tabakszaak aangetroffen geldbedrag van in totaal € 6.885,- echter wel. Uit de beelden blijkt dat sprake is van een herhaling van handelingen die leiden tot vermenging van legale en illegale gelden, waaruit kan worden afgeleid dat de verdachte de subjectieve neiging heeft het feit steeds weer te begaan. Er kan daarom gesproken worden van gewoontewitwassen.
4.2.3.Beoordeling
Feit 2 (handel in en opzettelijk aanwezig hebben van hennep/hasjiesj)De verdachte is eigenaar van tabakszaak “ [naam tabakszaak] , gelegen aan de [adres tabakszaak] in Rotterdam. In het naastgelegen pand op nummer [huisnummer] is een coffeeshop gevestigd waarvan [naam broer verdachte] , een broer van de verdachte, eigenaar was.
In het dossier bevinden zich beschrijvingen van een groot aantal camerabeelden over (met name) de maanden oktober en november 2016. Deze beelden zijn afkomstig van de beveiligingscamera’s van de tabakszaak van de verdachte en van de naastgelegen coffeeshop.
Anders dan de verdediging acht de rechtbank de beschrijving van de camerabeelden voldoende duidelijk. Hieruit blijkt dat de tabakszaak in de maand november 2016 meerdere keren is bezocht door personen die de verdachte hennep(toppen) en hasjiesj laten ruiken. De verdachte heeft ter zitting ook bevestigd dat dit dikwijls gebeurde. Uit de beelden blijkt vervolgens dat de bezoeker hierna vertrekt, al dan niet met achterlating van de softdrugs.
Daarnaast is op de camerabeelden van november 2016 gezien dat er regelmatig personen heen en weer lopen tussen de coffeeshop en de tabakszaak. Een aantal personen, waaronder medewerkers van de naastgelegen coffeeshop, draagt daarbij (gevulde) plastic tassen. Zo is gezien dat een van de medewerkers van de coffeeshop de tabakszaak betreedt, waarna hij en de verdachte uit beeld verdwijnen. Als beiden weer in beeld verschijnen is te zien dat de verdachte in elkaar gevouwen geldbiljetten op de balie gooit en dat de medewerker met een gevulde plastic tas de tabakszaak verlaat en terugkeert naar de coffeeshop. In de coffeeshop haalt een andere medewerker gripzakjes met een op hennep gelijkende substantie en voorgedraaide joints uit deze tas en vult daarmee de bakken met hennep in de coffeeshop bij. Ofschoon de inhoud van de tassen niet is gecontroleerd, zoals de verdediging heeft gesteld, heeft de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de beschrijving van de verbalisanten, die ambtshalve bekend zijn met de uiterlijke kenmerken van hennep.
Op grond van de beschrijving van de camerabeelden en de overige gebezigde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich in de maand november 2016 samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben en het verstrekken van hennep en/of hasjiesj. Uit de camerabeelden blijkt dat er hennep in de tabakszaak wordt gebracht, dat de verdachte die hennep test en houdt en dat medewerkers van de naastgelegen coffeeshop de tabakszaak verlaten met tassen waarin zich hennep bevindt. Uit de camerabeelden blijkt dan ook een duidelijke link met de naastgelegen coffeeshop en van betrokkenheid van de verdachte bij de handel in hennep. De op 22 november 2016 in de tabakszaak aangetroffen lege gripzakjes en zakjes met hennep wijzen ook in die richting. Daarnaast worden de waarnemingen op de camerabeelden ondersteund door de op 21 januari 2017 afgelegde verklaring van getuige [naam getuige 1] dat in de tabakszaak de kwaliteit van drugs wordt bekeken voor verkoop daarvan in de coffeeshop.
Feit 1 (tweede gedachtestreepje, witwassen)
Tijdens de doorzoeking van de tabakszaak op 22 november 2016 is in een kluis een geldbedrag van € 6.400,- aangetroffen. Gelet op de bewezenverklaring van de handel in softdrugs acht de rechtbank aannemelijk dat (een deel van) dit bedrag afkomstig is uit eigen misdrijf.
Het verweer dat het geldbedrag kasgeld is afkomstig uit de normale bedrijfsvoering van de tabakszaak, volgt de rechtbank niet. Het aangetroffen geldbedrag bestond onder andere uit twee briefjes van € 500,-. Het is volstrekt onaannemelijk dat klanten hun aankopen in een tabakszaak doen met dergelijke grote coupures. Dit geldt te meer gelet op de verklaring van de verdachte bij de politie dat de gemiddelde besteding van zijn klanten € 7,- per keer is. Bankbiljetten van € 500,- passen veeleer bij de bewezenverklaarde handel in softdrugs.
Uit de beschrijving van de camerabeelden blijkt dat de verdachte in de periode van 2 november 2016 tot en met 22 november 2016 meerdere keren stapeltjes bankbiljetten uit zijn broekzak haalt en deze sorteert. Een deel van dat geld legt hij in de kassa. Ook is waargenomen dat de verdachte geld uit de kassa haalt en slechts een deel daarvan teruglegt. Door zonder redelijke economische grond het geld in de kassa en het geld uit de broekzak van de verdachte met elkaar te vermengen heeft de verdachte het zicht op de daadwerkelijke herkomst van het geld verhuld en is het niet mogelijk om met enige zekerheid de (legale) herkomst van het geldbedrag in de kluis vast te stellen.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen. Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het muntgeld dat in de woning van de verdachte is aangetroffen en dat een totale waarde had van € 344,56, niet te koppelen is aan enig misdrijf. De rechtbank zal dit bedrag bij het bepalen van de hoogte van het witgewassen geldbedrag dan ook buiten beschouwing laten. Twee briefjes van € 50,- in de kluis bleken na onderzoek vals te zijn. De rechtbank zal daarom ook een bedrag van € 100,- buiten beschouwing laten.
Wanneer de tenlastelegging in samenhang met het onderliggende dossier wordt bezien, valt het in de woning van de verdachte aangetroffen geldbedrag van € 485,- buiten de omvang van de tenlastelegging. De officier van justitie heeft dit bedrag meegenomen in zijn eis. Hiermee wordt de grondslag van de tenlastelegging verlaten. De rechtbank neemt dit bedrag dan ook niet mee in de bewezenverklaring.
De rechtbank acht niet bewezen dat er sprake is van gewoontewitwassen, nu in de tenlastelegging - anders dan vereist - de verhullingshandelingen die tot een gewoonte leiden niet nader in de tenlastelegging zijn gespecificeerd, noch de periode waarover de gewoonte zich heeft uitgestrekt.