Op 9 mei 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder het handelen in strijd met de Opiumwet, het bezit van harddrugs en witwassen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. De zaak kwam voor de rechtbank na een onderzoek dat plaatsvond op verschillende data, waaronder 1 maart 2017, 24 mei 2017, 24 april 2018 en 25 april 2018. De officier van justitie had gevorderd om de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank oordeelde dat de bewijsvoering niet voldoende was om de verdachte te veroordelen.
De rechtbank concludeerde dat de betrokkenheid van de verdachte bij de handel in harddrugs niet wettig en overtuigend kon worden bewezen. Er waren weliswaar aanwijzingen van contact met medeverdachten en het aantreffen van drugs in de woning van de verdachte, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de feiten die hem ten laste waren gelegd. Dit gold ook voor de beschuldigingen van witwassen, waarbij de rechtbank oordeelde dat de herkomst van de aangetroffen geldbedragen niet duidelijk was en dat de verdachte aannemelijke verklaringen had gegeven over de herkomst van een deel van het geld.
De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om de verdachte vrij te spreken van alle ten laste gelegde feiten en heeft de teruggave van in beslag genomen voorwerpen gelast, waaronder een geldbedrag van € 6.750,- aan de verdachte. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en werd openbaar uitgesproken op de zitting.