ECLI:NL:RBROT:2018:5204

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 mei 2018
Publicatiedatum
29 juni 2018
Zaaknummer
10/690447-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Integrale vrijspraak voor handelen in strijd met de Opiumwet, Wet wapens en munitie en witwassen

Op 9 mei 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder het handelen in strijd met de Opiumwet, het bezit van harddrugs en witwassen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. De zaak kwam voor de rechtbank na een onderzoek dat plaatsvond op verschillende data, waaronder 1 maart 2017, 24 mei 2017, 24 april 2018 en 25 april 2018. De officier van justitie had gevorderd om de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank oordeelde dat de bewijsvoering niet voldoende was om de verdachte te veroordelen.

De rechtbank concludeerde dat de betrokkenheid van de verdachte bij de handel in harddrugs niet wettig en overtuigend kon worden bewezen. Er waren weliswaar aanwijzingen van contact met medeverdachten en het aantreffen van drugs in de woning van de verdachte, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de feiten die hem ten laste waren gelegd. Dit gold ook voor de beschuldigingen van witwassen, waarbij de rechtbank oordeelde dat de herkomst van de aangetroffen geldbedragen niet duidelijk was en dat de verdachte aannemelijke verklaringen had gegeven over de herkomst van een deel van het geld.

De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om de verdachte vrij te spreken van alle ten laste gelegde feiten en heeft de teruggave van in beslag genomen voorwerpen gelast, waaronder een geldbedrag van € 6.750,- aan de verdachte. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en werd openbaar uitgesproken op de zitting.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/690447-16
Datum uitspraak: 9 mei 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. G.N. Weski, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 1 maart 2017, 24 mei 2017, 24 april 2018 en 25 april 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. L.C. Visser heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 4 en 5 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering feit 5
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 5 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Vrijspraak feit 1
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
Aangevoerd is dat de medeverdachte [naam medeverdachte 1] een deallijn beheerde voor de handel in cocaïne en hij werd aangestuurd door medeverdachte [naam medeverdachte 2] . [naam medeverdachte 2] heeft regelmatig contact met het nummer van de deallijn alsook met de verdachte. Als [naam medeverdachte 1] het te druk heeft, springt [naam medeverdachte 2] bij of zet hij de verdachte of een derde in. [naam medeverdachte 2] en de verdachte hebben regelmatig contact over de deallijn, waarbij ook over de verdeling van de opbrengst wordt gesproken. De auto waarin [naam medeverdachte 1] tijdens het dealen wordt gezien, staat bovendien op naam van de verdachte. Dat bij doorzoeking van de voormalige woning van de verdachte grote hoeveelheden harddrugs en geld is aangetroffen bevestigt de betrokkenheid van de verdachte bij de handel.
4.2.2.
Beoordeling
Uit het dossier en in het bijzonder de taps kan worden afgeleid dat de verdachte wetenschap had van de deallijn. De taps lijken bovendien ook te duiden op een bepaalde betrokkenheid van de verdachte bij de handel in harddrugs. Onvoldoende is echter gebleken wat die betrokkenheid inhield, of de verdachte handelingen heeft verricht - en zo ja, welke - en welke rol de verdachte had ten opzichte van de deallijn en de medeverdachten.
4.2.3.
Conclusie
Het onder 1 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.3.
Vrijspraak feiten 2 en 3
4.3.1.
Standpunt officier van justitie
Op 22 november 2016 heeft een doorzoeking plaatsgevonden in de voormalige woning van de verdachte aan de [adres delict] te Rotterdam. Op de toenmalige slaapkamer van de verdachte zijn harddrugs en softdrugs aangetroffen. Gelet op de betrokkenheid van de verdachte bij de handel in drugs, kan de verdachte - tezamen met [naam medeverdachte 1] , die ook regelmatig in deze woning en slaapkamer kwam - verantwoordelijk worden gehouden voor de aangetroffen drugs.
4.3.2.
Beoordeling
Ter terechtzitting van 24 april 2016 heeft [naam medeverdachte 1] als getuige verklaard dat de aangetroffen drugs van hem waren. De softdrugs had hij daar al een tijdje liggen en waren voor eigen gebruik. De harddrugs had hij op de ochtend van de doorzoeking in een kast in de slaapkamer van de verdachte - en van een jongere broer - gelegd. De verdachte stond op dat moment onder de douche.
Aan de hand van het dossier kan de wetenschap van de verdachte van de drugs in zijn slaapkamer niet worden vastgesteld. Gelet op de vrijspraak voor het dealen (ten laste gelegd als feit 1) liggen ook daarin geen indicaties dat de verdachte die wetenschap wel zou hebben gehad. Door het ontbreken van wetenschap kan niet worden geconcludeerd dat de drugs in een kast in de slaapkamer van de verdachte binnen zijn machtssfeer lag.
4.3.3.
Conclusie
Het onder 2 en 3 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.4.
Vrijspraak feit 4
4.4.1.
Standpunt officier van justitie
Op 22 november 2016 heeft een doorzoeking plaatsgevonden in de voormalige woning van de verdachte aan de [adres delict] te Rotterdam. In de woning zijn op diverse plaatsen geldbedragen aangetroffen. De officier van justitie vraagt vrijspraak van witwassen, omdat van verhullen of verbergen geen sprake is.
4.4.2.
Standpunt verdediging
Namens de verdachte is eveneens vrijspraak gevraagd. Daaraan is primair ten grondslag gelegd dat geen sprake is van gelden die afkomstig zijn van enig misdrijf. Van het ten laste gelegde bedrag van € 17.530,- behoort slechts een bedrag van € 6.750,- toe aan de verdachte. Dit geld is deels afkomstig uit een verifieerbare achterstallige betaling en is voor het overige spaargeld. Zoals de zus van de verdachte bij de rechter-commissaris heeft verklaard, betrof de achterstallige betaling een nabetaling van de uitkering van de moeder van de verdachte. De korting die in het verleden ten onrechte op haar uitkering was toegepast hield verband met de studiefinanciering van de verdachte (korting op alimentatie bij inwonende studenten). Het nabetaalde bedrag is door de zus van de verdachte opgenomen en gegeven aan de verdachte. Dat de verdachte bij de politie heeft verklaard dat de betaling verband hield met zijn studiefinanciering, terwijl de betaling heeft plaatsgevonden via de rekening van zijn moeder, past daarbij. Pas als moet worden vastgesteld dat de verdachte geen aannemelijke verklaring heeft gegeven voor het bedrag van € 6.750,- wordt relevant dat er geen sprake is van het verhullen of verbergen van dit geld.
4.4.3.
Beoordeling
De rechtbank stelt vast dat het van de in de woning aangetroffen geldbedragen van totaal
€ 17.530,- niet geheel duidelijk is van wie deze bedragen zijn. In de woning woonde de verdachte samen met zijn moeder en een jongere broer. Daarnaast verbleef een zus regelmatig in die woning. De zus heeft bij de rechter-commissaris verklaard over verschillende geldbedragen, waaronder geld dat zou toebehoren aan haar, haar moeder en haar broertje, met wie de verdachte een slaapkamer deelt. Onder deze omstandigheden en in aanmerking genomen dat de verklaring die de verdachte heeft gegeven over de legale herkomst van het hem toebehorende geldbedrag niet onaannemelijk is, dient vrijspraak te volgen.
4.4.4.
Conclusie
Het onder 4 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

5.In beslag genomen voorwerpen

5.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de geldbedragen die in de slaapkamer van de verdachte zijn aangetroffen, in totaal een bedrag van € 13.105,-, verbeurd te verklaren.
5.2.
Standpunt verdediging
Namens de verdachte is verzocht het bedrag van € 6.750,- te doen teruggeven aan de verdachte.
5.3.
Beoordeling
Ten aanzien van het in beslag genomen geldbedrag van € 6.750,- zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.
Ten aanzien van de overige beslagen geldbedragen zal een last worden gegeven tot teruggave aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.

6.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

7.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave ten behoeve van de rechthebbende van:
1. € 4.120,-
2. € 1.935,-
3. € 320,-
4. € 595,-
5. € 1180,-
6. € 900,-
7. € 300,-
8. € 1.080,-
9. € 350,-
- gelast de teruggave aan de verdachte van:
10. € 6.750,-
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Verweij, voorzitter,
en mrs. J. Bergen en A.A.T. Werner, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.M. van Herwijnen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 mei 2018.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
Hij, op of omstreeks de periode 1 maart 2016 tot en met 21 november 2016, te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, een of meer (gebruikers) hoeveelhe(i)d(en) cocaïne, in elk geval een of meer (gebruikers)hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde
cocaïne een middel, als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op of omstreeks 22 november 2016 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 37 gram heroïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of
- ongeveer 201,9 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde heroïne en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op of omstreeks 22 november 2016 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 94,7 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij in of omstreeks de periode 1 maart 2016 tot en met 22 november 2016, te Rotterdam, althans in Nederland (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt,
immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s),
(telkens) meermalen, althans eenmaal, (een) voorwerp(en), te weten
- een geldbedrag van EUR 17.530,- (op 22 november 2016), althans een geldbedrag, aan contant geld,
- verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet
en/of van een of meer voorwerp(en) te weten de zojuist benoemde voorwerpen, gebruik gemaakt en/of
- de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld, en/of
- verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op voornoemd(e) voorwerp(en) was/waren of wie voornoemd(e) voorwerp(en) voorhanden had(den) en/of voornoemde voorwerp(en) verworven en/of voorhanden gehad,
terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en), althans redelijkerwijs had(den) kunnen vermoeden, dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
5.
Hij, op of omstreeks 22 november 2016, te Rotterdam, althans in Nederland, een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 categorie III onder 1° van de Wet wapens en munitie, te weten,
- een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3° van die Wet, in de vorm van een pistool van het merk Glock, type 19, kaliber: 9x19mm,
en/of
- munitie in de zin van artikel 1 onder 4° van de Wet wapens en munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, Categorie III, te weten 11 kogelpatronen, (groot) aantal kogelpatronen, van het merk Sellier & Bellot, kaliber 9x19mm,voorhanden heeft gehad.