ECLI:NL:RBROT:2018:5199

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 juni 2018
Publicatiedatum
29 juni 2018
Zaaknummer
6356911 CV EXPL 17-34249
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Indeplaatsstelling van Club Blu als huurder van de Gemeente Rotterdam na ernstige incidenten en sluitingen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 29 juni 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap Club 010 B.V. en de Gemeente Rotterdam. Club 010 vorderde een machtiging om Club Blu in haar plaats te stellen als huurder van een bedrijfsruimte aan de Prins Alexanderlaan 37 in Rotterdam. De Gemeente had eerder de huurovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden na een reeks ernstige incidenten, waaronder bedreigingen en geweldsincidenten, die de openbare orde in de omgeving ernstig hadden aangetast. De kantonrechter oordeelde dat de buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst door de Gemeente niet gerechtvaardigd was, omdat er geen tekortkoming van Club 010 was aangetoond. De rechter wees erop dat Club 010 en Club Blu in nauw overleg met de Gemeente en de politie hadden gewerkt aan de exploitatie van de club en dat er voldoende waarborgen waren voor een goede bedrijfsvoering. De kantonrechter verleende Club 010 de gevraagde machtiging tot indeplaatsstelling, onder voorwaarden, waaronder het stellen van een bankgarantie door Club Blu en een garantstelling door Gezici Holding B.V. Tevens werd de Gemeente veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Zaaknummer: 6356911 CV EXPL 17-34249
Uitspraak: 29 juni 2018
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CLUB 010 B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres bij exploot van dagvaarding van 22 september 2017,
verweerster in reconventie,
gemachtigde: mr. J. Nagtegaal te Breukelen, gemeente Stichtse Vecht,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE ROTTERDAM,
zetelende te Rotterdam,
gedaagde,
eiseres in reconventie,
gemachtigde: mr. J.P. van der Valk te Den Haag.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘Club 010’ respectievelijk ‘de Gemeente’.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Het procesverloop blijkt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter heeft kennisgenomen:
 de dagvaarding, met producties;
 de brief van 2 oktober 2017 van de gemachtigde van Club 010;
 de conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie, met producties;
 het vonnis van 11 januari 2018, waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
 de brief van 8 maart 2018 van de gemachtigde van Club 010, met producties;
 de brief van 13 maart 2018 van de gemachtigde van Club 010, met productie;
 de brief van 14 maart 2018 van de gemachtigde van Club 010, met productie;
 de conclusie van antwoord in reconventie, met producties;
 de akte wijziging/vermeerdering van eis in reconventie, met producties;
 het proces-verbaal van de op 16 maart 2018 gehouden comparitie van partijen alsook de bij die gelegenheid door de gemachtigden van partijen elk overgelegde pleit- c.q. comparitieaantekeningen.
1.2
De datum van deze uitspraak is door de kantonrechter (nader) bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten, nu deze enerzijds zijn gesteld dan wel blijken uit de overgelegde stukken en anderzijds zijn erkend dan wel niet althans niet (voldoende) gemotiveerd zijn bestreden:
2.1
Met ingang van 1 september 2013 verhuurt de Gemeente aan Club 010 de bedrijfsruimte op de boven de begane grond gelegen verdiepingen van het pand te (3068 PN) Rotterdam, aan de Prins Alexanderlaan 37 (hierna: ‘het gehuurde’).
2.2
Op 2 mei 2016 heeft de Gemeente Club Blu B.V. (hierna: ‘Club Blu’) een exploitatie- alsook een drank- en horecawetvergunning ten behoeve van het gehuurde verleend.
2.3
Op 20 december 2017 heeft de heer [X.] (middellijk) bestuurder van Club Blu, aangifte gedaan. Aan het proces-verbaal van aangifte wordt het volgende ontleend:
“(…)
Ik ben de eigenaar van Club Blu (…).
Bij de kamer van koophandel staat de club ingeschreven als discotheek / nachtclub. Er vinden in het weekend regelmatig themafeesten plaats. (…)
De laatste tijd is Club Blu het onderwerp van bedreiging, vernieling en beschieting. Ik denk dat het de bedoeling is mijn club te laten sluiten. Ik zal u vertellen waarom ik dat denk.
In november 2017 werd ik gebeld door een anonieme persoon. Ik bel namens diegene die in het nieuws is en tegen wie 16 jaar is geëist. Verder werd tijdens dat gesprek gezegd dat de persoon waarom het ging een tand had gebroken en dat die daar een vergoeding voor wilde hebben. Ik ben daar niet op ingegaan en heb gezegd dat we helemaal niets gingen vergoeden. Ik hoorde de anonieme man vervolgens zeggen “Dan ga je het zien. Dan ga je dicht”.
Ik denk dat er in het bedoelde telefoongesprek werd gerefereerd aan ene Jason D die op dat moment in het nieuws was in verband met betrokkenheid bij een liquidatie. Dat was in november 2017. In de media werd ook vermeld dat de verdenking tegen Jason D in gang werd gezet door een incident in Club Blu in Rotterdam. Mijn club dus.
De reden waarom ik direct aan Jason D dacht is het volgende incident. In april 2016 was er een feest in Club Blu. Onder de bezoekers was ook een man waarvan ik wist dat hij een rapper is. Later begreep ik dat deze man Jason D wordt genoemd. (…)
Op de bedoelde avond gedroegen deze Jason D en mensen uit zijn gezelschap zich vervelend in de club. Ik heb die mensen laten verwijderen uit de club. Anders dan anderen die uit de club verwijderd worden gingen deze mensen geweld gebruiken. Zo hebben zij beveiligers met een fles op het hoofd geslagen. Er kwamen daarna beveiligers te hulp waarna deze mensen met geweld uit de club werden verwijderd. In plaats van, zoals gebruikelijk is bij lastige klanten, deze mensen op de parkeerplaats achter te laten hebben wij die keer de politie gebeld die deze mensen heeft meegenomen.
Later vernam ik onder andere uit de media dat aan het politiebureau de telefoon van deze Jason D onderzocht [was] waarna bleek dat hij iets te maken had met een liquidatie. Om die reden heeft Jason D een gevangenisstraf gekregen van 14 jaar.
Deze informatie heb ik gedeeld met [B.]. Ik ken [B.] die ik een keer per 6 weken spreek op een beheersoverleg waarbij ook politie en gemeente vertegenwoordigd zijn.
(…)
Ik heb voorgesteld om de camera’s meer bereik te geven en de camera’s continue te laten uitkijken zodat bij een eventueel incident waarbij Club Blu betrokken zou zijn onmiddellijk ingegrepen zou kunnen worden. Dit heeft echter niet mogen leiden tot het voorkomen van een aantal incidenten waardoor mijn club benadeeld is omdat ik geen camera’s mocht plaatsen op de openbare weg, ik mocht alleen camera’s plaatsen op de deur. Ik wilde 24 uurs camerabewaking hebben maar dat heeft geen zin als je slechts de deur mag bekijken.
Die incidenten zijn:
het aantreffen van een handgranaat op vrijdag 15 december 2017.
het met verf besmeuren dan wel bespuiten van de voorgevel van de club. Daarbij werden teksten als ‘war’ en ‘oorlog’ op de gevel van de club gespoten.
In de nacht van 16 december werd er een vuurwerkbom of iets dergelijks tegen de gevel van het naast de club gesitueerde sushi restaurant gegooid waardoor die gevel beschadigd raakte.
En tenslotte werd er in de nacht van woensdag 20 december 2017 de voorgevel van mijn club beschoten. Dat gebeurde kennelijk met een zwaar kaliber wapen omdat de kogels dwars door een dikke zware houten deur met daarachter gemonteerd een stalen plaat [gingen]. Hierdoor is uiteraard de deur en zijn de wanden achter de deur beschadigd geraakt.
Ik ben ervan overtuigd dat het de bedoeling van mijn belagers is om mij op deze manier (…) af te persen. Als ik zou ingaan op het verzoek om geld te betalen voor die zogenaamde afgebroken tand zou dit slechts een begin van afpersing kunnen zijn. Als de gemeente mijn club sluit ben ik dubbel gedupeerd. Mijn club wordt belaagd en dan zou die ook nog worden gesloten. Wat voor signaal geef je dan als gemeente af? Dat je je beter maar kan laten afpersen? Nee toch!
Door de gang van zaken, het aantreffen van een handgranaat, de teksten WAR en OORLOG, het ontploffen van een vuurwerkbom en tenslotte de kogels welke werden afgevuurd op mijn club voel ik mij bedreigd.
Hoewel ik mij, gezien de tijdstippen waarop die incidenten plaatsvonden, ook wel besef dat het mijn belagers niet te doen is om doden of gewonden te veroorzaken is dit toch beangstigend.
Mijn belagers weten dat als de gemeente mijn club zal sluiten dit mij veel geld kan kosten. Daarmee spelen zij in op het feit dat het voor mij eigenlijk goedkoper zou zijn om afpersers te betalen.
Ik zal ervoor zorgen dat mijn club nog beter zal worden beveiligd dan nu al het geval is.
Ik ben niet bang. De enige angst die ik heb is dat mijn club wordt gesloten door de gemeente. Als de gemeente mij camera’s laat plaatsen die gericht zijn op de openbare ruimten, bijvoorbeeld met een zicht over een afstand van 50 meter vanaf mijn club. Verder wil ik dat die beelden 24 uur per dag live worden uitgekeken door een beveiligingsbedrijf. Verder wil ik als extra signaal aan mijn belagers een busje met beveiligers voor de deur van mijn club zetten. Hiermee toon ik aan dat ik niet zal betalen en mij daartoe niet zal laten dwingen.
(…)”.
2.4
Bij besluit van 20 december 2017 heeft de burgemeester de tijdelijke (spoed)sluiting van het gehuurde bevolen, voor de duur van maximaal twee weken, tot en met 2 januari 2018. Aan de toelichting op dit besluit wordt het volgende ontleend:
“(…)
Op woensdag 20 december 2017, omstreeks 09.30 uur, werd door de politie ontdekt dat op het trottoir, direct voor de trap naar de ingang van Club Blu, patroonhulzen lagen en dat in de toegangsdeur van Club Blu kogelgaten zaten. Tevens waren er allemaal inslagen op de muren erachter, dus in de inrichting. Uit camerabeelden (…) werd duidelijk dat op woensdag 20 december 2017, omstreeks 01.00 uur, door een persoon met een automatisch vuurwapen was geschoten in de richting van Club Blu. Deze persoon is hierna gevlucht.
Dit incident lijkt niet op zich zelf te staan. Immers, uit de politierapportage blijkt dat op vrijdag 15 december 2017, omstreeks 14.52 uur, tegen de gevel van Club Blu een op scherp staande handgranaat is aangetroffen, dat op zaterdag 16 december 2017, omstreeks 02.45 uur tegen de gevel van een in het zelfde pand als uw pand gevestigde inrichting een zware vuurwerkbom tot ontploffing is gebracht. Op 18 december 2017 omstreeks 01.45 uur is op de toegangsdeur van uw inrichting met gele verf drie maal het woord “war” en tweemaal het woord “oorlog” aangebracht. Ook de in hetzelfde pand gevestigde inrichting is beklad. De exploitant van die inrichting heeft aangegeven dat dit hem een onveilig gevoel geeft.
Uit de rapportage komt het beeld naar voren van ernstige (gewelds)incidenten die elkaar in hoog tempo opvolgen. Bovengenoemde feiten en omstandigheden hebben de openbare orde in en rondom uw inrichting in ernstige mate aangetast. De feiten raken aan het veiligheidsgevoel van onder meer passanten, bezoekers van uw inrichting en omwonenden. Verdere escalatie dient te worden voorkomen. De feiten vergen een onmiddellijk optreden van mij.
Conform het handhavingsarrangement behorende bij de Horecanota 2017-2021 volgt bij een ernstig geweldsincident een spoedsluiting van maximaal 2 weken om de rust per direct te herstellen.
Naar aanleiding van bovenstaand incident heeft een medewerker van de directie Veiligheid telefonisch contact met u opgenomen. U heeft aangegeven dat u afgeperst wordt en dat u hiervan melding heeft gedaan bij de politie. U mist nu inkomsten omdat feesten die gepland staan voor Kerst en Oud&Nieuw niet door kunnen gaan.
Op grond van de voorlopige rapportage concludeer ik dat er op dit moment geen aanleiding is om van een spoedsluiting af te zien.
Binnen twee weken zal er door de politie nader onderzoek worden verricht naar de feitelijke toedracht van het incident en zullen zij mij een definitieve rapportage zenden. U zult zo spoedig mogelijk worden uitgenodigd voor een zienswijzengesprek. Op basis van de uiteindelijke politierapportage en de resultaten van het zienswijzengesprek zal ik besluiten of nadere maatregelen noodzakelijk zijn.
(…).”
2.5
Bij brief van 27 december 2017 heeft de gemachtigde van de Gemeente aan Club 010 medegedeeld dat de Gemeente gebruik maakt van haar bevoegdheid de huurovereenkomst op grond van artikel 7:231 lid 2 BW buitengerechtelijk te ontbinden wegens de door de burgemeester besloten sluiting.
2.6
In de periode van 3 tot 23 januari 2018 is Club Blu vrijwillig gesloten geweest.
2.7
Bij besluit van 23 januari 2018 heeft de burgemeester Club Blu opnieuw gesloten, voor de duur van drie maanden. Aan de toelichting op dit besluit wordt het volgende ontleend:
“(…)
Op basis van de rapportages en zienswijzengesprekken stel ik vast dat in december 2017 zich in korte tijd een aantal zeer ernstige incidenten hebben voorgedaan. Als gevolg hiervan is de openbare orde en het woon- en leefklimaat in de omgeving van de inrichting op onaanvaardbare wijze aangetast. Om de rust per direct te herstellen en nader onderzoek te doen naar de feitelijke toedracht van het incident is de inrichting door mij op 20 december 2017 met spoed gesloten voor de duur van twee weken. Ik dacht dergelijke (gewelds)incidenten ontoelaatbaar. Ze vormen een bedreiging voor de openbare orde en veiligheid en kunnen leiden tot aantasting van het woon- en leefklimaat in de omgeving van uw inrichting, terwijl er juist alles aan wordt gedaan het woon- en leefklimaat te verbeteren en de openbare orde te beschermen. Tevens constateer ik dat de vrees dat er in de toekomst opnieuw feiten kunnen voordoen waardoor de openbare orde wordt aangetast of het woon- of leefklimaat in de omgeving van de openbare inrichting opnieuw nadelig zal worden beïnvloed onverminderd aanwezig is.
Als burgemeester ben ik belast met de handhaving van en de bescherming van de openbare orde en veiligheid in de stad. Hier ligt dan ook mijn eerste prioriteit. Gelet op de ernst van de incidenten, de vermoedelijke toedracht, de aard van de inrichting (veel jeugdige bezoekers), de stand van het onderzoek en de aanwezige vrees voor herhaling, meen ik dan een bestuurlijke maatregel nodig is. Ik licht dat hieronder verder toe.
Niet betwist is dat er sprake is van een hevige escalatie van (ernstige) incidenten in een zeer korte tijd. Het feit dat deze incidenten tot op heden hebben plaatsgehad op momenten dat de inrichting niet werd geëxploiteerd doet niets af aan de inbreuk op de openbare orde en veiligheid. Uit onderzoek van de politie moet nog onomstotelijk komen vast te staan of er sprake is van een directe relatie tussen deze incidenten, maar gezien het korte tijdsbestek waarin deze incidenten plaatsvonden, het aantal incidenten en de door u gemelde aangifte van bedreiging, acht ik dit thans voldoende aannemelijk.
Uit de feiten en de politierapportages ontstaat het beeld dat de incidenten vermoedelijk hun oorzaak vinden in een (nog) lopend conflict, waarbij de bedreigingen, gelet op de ernst van de incidenten, vermoedelijk uit de hoek van zware criminaliteit komen. In het zienswijzengesprek heeft u aangegeven dat u aangifte van bedreiging heeft gedaan en dat de incidenten bij Club Blu dan ook niet op toeval berusten, maar onderdeel zijn van de bedreiging tegen u en/of de club.
Op dit moment zijn de daders (nog) niet aangehouden en kan de politie geen garantie bieden dat dit op korte termijn wel zal gebeuren. De politie kan verder geen garanties geven in deze fase van het onderzoek dat de veiligheid van personeel en bezoekers naar alle redelijkheid gewaarborgd kan worden.
(…)
Tijdens de zienswijzengesprekken heeft uw gemachtigde aangegeven dat er sinds het schietincident van 20 december 2017 geen nieuwe bedreiging heeft plaatsgevonden. Uw gemachtigde stelt dat op basis hiervan geen grond bestaat om aan te nemen dat er opnieuw een bedreiging zal worden geuit en/of een incident zal plaatsvinden. U heeft in het zienswijzengesprek aangegeven dat u tussen het incident met de handgranaat en het schietincident voor publiek geopend bent geweest. Ook geeft u aan dat u, na afloop van de spoedsluiting van twee weken, nog eens twee weken vrijwillig gesloten bent geweest en uw eerste feest op 27 januari 2018 zal plaatsvinden. Omdat u sinds 20 december 2017 dus niet meer geopend bent geweest voor het publiek volg ik uw stelling, dat er geen sprake meer is van een dreiging, omdat er niet opnieuw een incident heeft plaatsgevonden, niet. Eerder acht ik het aannemelijk dat er juist op het moment dat u uw exploitatie hervat wederom kans bestaat op een incident. Immers, na het incident met de handgranaat op 15 december 2017 is Club Blu open geweest (in de nacht van 16 op 17 december 2017) en hebben zich in de dagen daarna in korte tijd een aantal ernstige incidenten voorgedaan.
Gelet op het bovenstaande acht ik de kans op herhaling onverminderd aanwezig. Dat u medewerking verleent aan het onderzoek, zelf aangifte heeft gedaan van bedreiging en meerdere keren aanvullende informatie aan de politie heeft verstrekt doen hier niet aan af. Het belang van de bescherming van de openbare orde prevaleert.
Uw gemachtigde heeft aangegeven dat u een aanvullend beveiligingsplan heeft opgesteld. U heeft aangegeven alle maatregelen te willen nemen die nodig zijn voor een veilige exploitatie. (…) De politie heeft aangegeven dat het plan, gelet op deze uitzonderlijke situatie en het eerdere gebruik van zeer ernstig geweld, onvoldoende is om de veiligheid van bezoekers te garanderen. Gelet op het feit dat uw exploitatie met regelmaat meer dan duizend jeugdige bezoekers trekt, geef ik hier veel gewicht aan.
Op grond van de APV ben ik bevoegd die maatregelen te nemen die in het belang van de openbare orde en het woon- en leefklimaat in de omgeving van de inrichting noodzakelijk zijn. Het belang van de handhaving weegt daarbij zwaarder dan uw (financiële) belang. Op grond van het in de Horecanota 2017-2021 neergelegde handhavingsarrangement zal ik een passende bestuurlijke maatregel opleggen.
In bovenstaande zie ik aanleiding om af te wijken van het in de nota opgenomen beleid en uw inrichting, voorlopig, voor drie maanden te sluiten. Hierbij betrek ik nadrukkelijk dat het politieonderzoek de dreiging en gerelateerde ernstige incidenten nog onvoldoende heeft kunnen duiden. Daardoor acht ik het risico op nieuwe aantastingen van de openbare orde expliciet aanwezig. Met uw beveiligingsplan heeft u deze vrees niet kunnen wegnemen. Ik heb de politie verzocht om mij op de hoogte te houden van de ontwikkelingen in het strafrechtelijk onderzoek voor zover relevant voor het bestuursrechtelijk traject. Ook zal ik wederom een Bibob-onderzoek starten. Indien mogelijk, dan wel noodzakelijk, zal ik binnen deze drie maanden opnieuw overwegen of een (aanvullende) bestuurlijke maatregel noodzakelijk is om de openbare orde en het woon- en leefklimaat in en in de directe omgeving van uw inrichting te beschermen.
(…).”
2.8
Bij brief van 30 januari 2018 heeft de gemachtigde van de Gemeente aan Club 010 medegedeeld dat de Gemeente, voor het geval mocht blijken dat de huurovereenkomst op 27 december 2017 niet rechtsgeldig buitengerechtelijk werd ontbonden, deze op grond van artikel 7:231 lid 2 BW buitengerechtelijk ontbindt wegens de door de burgemeester op 23 januari 2018 (opnieuw) bevolen sluiting.

3.Het geschil

3.1
Club 010 heeft -
in conventie- gevorderd bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar
bij voorraad:
  • primair: Club 010 een machtiging te verlenen om Club Blu in haar plaats te stellen als huurder en exploitant van het gehuurde, dan wel
  • subsidiair: Club 010 onder door de kantonrechter in goede justitie te bepalen voorwaarden een machtiging te verlenen om Club Blu in haar plaats te stellen als huurder en exploitant van het gehuurde,
met,
zowel primair als subsidiair, veroordeling van de Gemeente in de kosten van de procedure alsook in de nakosten.
3.2
Aan het door haar gevorderde heeft Club 010 -naast de hiervoor onder 2 genoemde feiten en samengevat en voor zover nu van belang weergegeven- ten grondslag gelegd dat voldaan is aan de daaraan door artikel 3:307 BW gestelde eisen. Er is immers (a) sprake van een daadwerkelijke bedrijfsoverdracht door Club 010 aan Club Blu van het in het gehuurde uitgeoefende bedrijf. Verder heeft Club 010 (b) een zwaarwichtig belang bij de onderhavige indeplaatsstelling omdat zij geen mogelijkheid meer zag om in de toekomst een deugdelijke invulling te geven aan de huurovereenkomst en van haar huurdersverplichtingen ontheven kon worden door de bedrijfsexploitatie aan Club Blu over te dragen. Haar belang is nu nog groter omdat vanaf juni 2016, toen Club Blu de benodigde vergunningen had verkregen, Club Blu het gehuurde, in nauw overleg met de Gemeente en de politie, exploiteert. Club 010 kan thans (dus) ook niet exploiteren. Club 010 heeft de voor exploitatie benodigde vergunningen niet meer en zonder exploitatie heeft zij ook geen inkomsten om Club 010 weer te gaan exploiteren waardoor de huurpenningen in de toekomst niet kunnen worden betaald. Zonder bedrijfsoverdracht zal Club 010 de gehele (verbeterde) inventaris terug moeten kopen en de aanbetaling aan Club Blu moeten terugbetalen, dit terwijl zij daaraan wellicht niet meer kan voldoen. Zonder bedrijfsoverdracht is een eventueel faillissement van Club 010 onafwendbaar. Daarnaast biedt Club Blu (c) voldoende waarborgen voor volledige nakoming van de huurovereenkomst en een behoorlijke bedrijfsvoering. Club Blu is één van de grootste horecagelegenheden van Rotterdam, zij voert vanaf juni 2016 tot tevredenheid van de Gemeente en de politie de bedrijfsexploitatie, zij betaalt vanaf juni 2016 de huur aan de Gemeente en biedt voldoende (financiële) waarborgen. Club Blu is zelfs bereid om extra zekerheid aan de Gemeente te bieden door middel van een bankgarantie ter grootte van drie maanden huur. Daarnaast is ook Gezici Holding B.V., die mede-eigenaar is van Club Blu, bereid garant te staan voor de huurverplichtingen van Club Blu jegens de Gemeente. Tot slot (d) heeft Club 010 uiteengezet dat haar belangen bij de gevorderde indeplaatsstelling zwaarder wegen dan de belangen van de Gemeente bij afwijzing daarvan, terwijl ook Club Blu een zeer groot belang bij de indeplaatsstelling heeft.
3.3
De Gemeente heeft gemotiveerd geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van Club 010 in haar vorderingen, althans tot afwijzing daarvan, althans tot toewijzing van het gevorderde onder de voorwaarden (of lasten) zoals verzocht onder 4.20 tot en met 4.25 van haar conclusie van antwoord in conventie, met veroordeling van Club 010, uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente, alsook in de nakosten.
3.4
Voorts heeft de Gemeente een tegenvordering ingesteld. De Gemeente heeft (na wijziging van eis) -
in reconventie- gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:

primair:
voor recht te verklaren:
a. dat de huurovereenkomst op 27 december 2017 rechtsgeldig buitengerechtelijk is ontbonden,
b. dat Club 010 met al het hare en de haren, waaronder Club Blu waaraan Club 010 het gehuurde in gebruik heeft gegeven of anderszins ter beschikking heeft gesteld, zonder recht of titel in het gehuurde verblijven,
c. voorwaardelijk, namelijk voor het geval de eerdere buitengerechtelijke ontbinding van 27 december 2017 niet rechtsgeldig blijkt te zijn, dat de huurovereenkomst op 30 januari 2018 rechtsgeldig buitengerechtelijk is ontbonden, dan wel

subsidiair
de huurovereenkomst tussen de Gemeente en Club 010 te ontbinden, en

zowel primair als subsidiair:
 Club 010 te veroordelen het gehuurde binnen acht dagen na betekening van het te wijzen vonnis, althans binnen een door de kantonrechter te bepalen termijn, te ontruimen en ontruimd te houden, met al het hare en de haren en al diegenen die zich met haar toestemming in het gehuurde bevinden, waaronder Club Blu, en die leeg, ontruimd en bezemschoon aan de Gemeente ter beschikking te stellen, met machtiging aan de Gemeente de ontruiming zelf te doen bewerkstelligen, desnoods met behulp van de sterke arm van justitie en politie, en
 Club 010 te veroordelen in de proceskosten, vermeerderd met wettelijke rente, alsook in de nakosten.
3.5
Op hetgeen de Gemeente ter toelichting op het door haar gevorderde alsook op hetgeen Club 010, die gemotiveerd heeft geconcludeerd tot afwijzing daarvan, naar voren hebben gebracht en op hetgeen partijen overigens, ook in conventie, hebben aangevoerd, wordt hierna -voor zover relevant- bij de beoordeling teruggekomen.

4.De beoordeling

4.1
De kantonrechter ziet in de gegeven omstandigheden aanleiding eerst de reconventionele vorderingen te behandelen, nu de uitkomst daarvan bepalend is voor de beoordeling van de eis in conventie.
in reconventie
4.2
Beoordeeld dient -primair- te worden of het gebruikmaken door de Gemeente van haar bevoegdheid de huurovereenkomst buitengerechtelijk te ontbinden gerechtvaardigd en naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid aanvaardbaar is, waarbij getoetst moet worden of de gevolgen van de ontbinding (en ontruiming) evenredig zijn aan het doel ervan en waarbij rekening moet worden gehouden met het belang van Club 010 te kunnen blijven huren en in de inrichting te kunnen (blijven) exploiteren.
4.3
De kantonrechter stelt voorop dat artikel 7:231 lid 2 BW een uitzondering maakt op de hoofdregel dat voor ontbinding van de huurovereenkomst rechterlijke tussenkomst vereist is. Artikel 7:231 lid 2 BW is ingevoerd met ingang van 1 augustus 2003. Daarmee werd de aanvankelijk voorziene tekst van artikel 7:231 BW aangepast aan artikel IV van de Wet Victor. In de wetsgeschiedenis is met name stilgestaan bij de ratio van de bevoegdheid tot ontbinding na sluiting van overlast gevende drugspanden, hetgeen begrijpelijk is vanuit de optiek dat de uitzondering van artikel 7:231 lid 2 BW vooral met die bedoeling in de wet is opgenomen. De Nota naar aanleiding van het verslag in verband met de vaststelling van artikel 7.4 (Huur) van het Burgerlijk Wetboek (
Kamerstukken II, 26089 nr. 6, p. 37) vermeldt het volgende:
“(…) Naar aanleiding van het tweede lid heeft de Commissie gevraagd waarom de verhuurder buitengerechtelijk kan ontbinden wanneer hij bekend was met het voorgenomen gebruik als drugspand en derhalve geen sprake is van een tekortkoming van de huurder. Het gaat hier om het geval dat ter zake van het gehuurde in het kader van de bestrijding van overlast door drugsgebruikers een besluit als bedoeld in artikel 174a Gemeentewet is opgenomen, dat erop neerkomt dat het pand wordt gesloten en derhalve naleving van de huurovereenkomst onmogelijk wordt gemaakt. In beginsel zal dit betekenen dat de huurder geen huur meer verschuldigd is of, als de sluiting het gevolg is van zijn eigen gedrag, vermoedelijk geen verhaal of nauwelijks verhaal zal bieden. Voortduren van de huurovereenkomst zal in dit geval weinig zin hebben en in elk geval voor de verhuurder zeer nadelig uitpakken. Een betere oplossing is dat hij zo spoedig mogelijk een nieuwe huurder vindt en op grondslag van deze nieuwe huurovereenkomst opheffing van het gemeentebesluit kan vragen. Indien hij daartoe eerst een ontbindingsvordering zou moeten instellen, zou de huurovereenkomst gedurende het geding voortduren, zodat de ontstane impasse langere tijd zou blijven bestaan. Dat is onwenselijk geoordeeld, ook omdat het beter is dat in gevallen als hier bedoeld de verhuurder aan de sanering meewerkt, hetgeen hij kan doen door de bestaande huurovereenkomst zo spoedig mogelijk te beëindigen. (…)”
4.4
Op basis van hetgeen partijen naar voren hebben gebracht, kan worden geconcludeerd dat een situatie als door de wetgever voorzien zich hier niet voordoet en dat van bedoelde impasse geen sprake is. Niet in geschil is immers dat Club 010 (althans Club Blu) bereid en in staat is de huurovereenkomst alsook de exploitatie van de inrichting te continueren terwijl ook de correcte huurbetaling, niettegenstaande de bevolen sluitingen, geen issue is gebleken.
4.5
Voorts overweegt de kantonrechter dat, hoewel bepaald niet ter discussie staat dat zich in december 2017 in (zeer) korte tijd een aantal (zeer) ernstige incidenten heeft voorgedaan, waarbij ondubbelzinnige en substantiële dreigingen met geweld jegens de club zijn geuit en bovendien, zij het (gelukkig) buiten de openingstijden om, ook daadwerkelijk substantieel geweld is gebruikt tegen de buitenzijde van de club, niet van aanwijzingen is gebleken dat dit een gevolg is van een ondeugdelijke bedrijfsvoering van Club 010 (althans Club Blu). Daarbij komt dat Club 010 (althans Club Blu) onbetwist heeft gesteld dat zij voorafgaand aan deze incidenten, naar aanleiding van (een) door haar in november 2017 ontvangen dreigement(en) van dan wel namens ‘Jason D’ dat de club zou worden gesloten indien zij niet tot betaling zou overgaan (omdat hij in april 2016 uit de club was verwijderd waarbij hem een tand zou zijn uitgeslagen), de politie hiervan direct op de hoogte heeft gebracht en daarbij verzocht heeft om (onder meer) onderlinge afstemming opdat, als het dreigement ten uitvoer gelegd zou worden, er snel actie zou kunnen worden ondernomen, hetgeen naar het oordeel van de kantonrechter overigens ook past bij een behoorlijke bedrijfsvoering van een club als dit. Voorts is niet in geschil dat Club Blu aangifte van bedreiging heeft gedaan en dat zij haar medewerking heeft verleend aan het politieonderzoek.
4.6
Hoe betreurenswaardig ook is dat vervolgens in een korte periode de hiervoor genoemde ernstige incidenten hebben plaatsgehad -gesteld noch gebleken is overigens dat zich daarna opnieuw een incident van deze aard en dit kaliber heeft voorgedaan in de nabije omgeving van de club- en hoe begrijpelijk ook is dat de burgemeester daarin aanleiding heeft gezien de club, in het belang van de openbare orde en veiligheid, eerst voor twee weken te sluiten en daarna nogmaals, voor drie maanden, kort gezegd: uit vrees voor nieuwe incidenten, acht de kantonrechter, ook gelet op de belangen van Club 010 (althans Club Blu) bij voortzetting van de onderneming in het gehuurde, in de gegeven omstandigheden de buitengerechtelijke ontbinding van de onderhavige huurovereenkomst als door de Gemeente (tot tweemaal toe) ingeroepen, gelet op de bijzondere aard van hetgeen daaraan ten grondslag is gelegd, niet gerechtvaardigd althans een beroep op artikel 7:231 lid 2 BW hier naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Dat betekent dat de namens de Gemeente (voorwaardelijk) uitgebrachte ontbindingsverklaringen geen effect hebben gesorteerd. Het door haar (in reconventie) primair gevorderde wordt dan ook afgewezen.
4.7
Subsidiair heeft de Gemeente gevorderd de huurovereenkomst te ontbinden wegens tekortschieten van Club 010, bestaande uit (a) het aantreffen van een handgranaat, een ontplofte vuurwerkbom en de beschieting, die de veiligheid van eventuele aanwezigen in het pand en in de omgeving ernstig in gevaar heeft gebracht en de openbare orde ernstig heeft aangetast, nog los van de risico’s voor het pand zelf, (b) de sluiting van de club door de burgemeester, (c) de gebeurtenissen als omschreven in paragraaf 2.15 van de conclusie van eis in reconventie en (d) verboden onderhuur dan wel ingebruikgeving aan Club Blu, ondanks herhaalde sommaties, in strijd met de huurovereenkomst.
4.8
Geoordeeld wordt dat de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst niet op de door de Gemeente sub a en b gestelde gronden toewijsbaar is nu er ter zake geen sprake is van een tekortkoming van Club 010. Daartoe wordt verwezen naar hetgeen de kantonrechter hiervoor ten aanzien van de beide door de Gemeente uitgebrachte buitengerechtelijke ontbindingsverklaringen heeft overwogen.
4.9
Ter toelichting op de door haar sub c gestelde grond voor ontbinding heeft de Gemeente, onder verwijzing naar de door haar overgelegde stukken, aangevoerd dat zich, afgezien van hetgeen vanaf medio december 2017 is voorgevallen, daarvoor al een aantal ernstige feiten heeft voorgedaan die tot het gehuurde te herleiden zijn. Zo is er op 29 april 2017 sprake geweest van een poging tot doodslag doordat een bezoeker van de club getracht heeft een bewaker met een hamer te slaan, is er, zo blijkt uit het verslag van het beheersoverleg van 1 november 2017, een schietincident geweest en is, zo blijkt uit het verslag van het beheersoverleg van 13 december 2017, een bezoekster onder invloed van GHB afgevoerd naar het ziekenhuis, aldus de Gemeente.
4.1
Club 010 heeft dit alles betwist. Zij stelt dat nimmer is bevestigd dat de bezoekster in kwestie daadwerkelijk onder invloed is geweest van GHB en is afgevoerd. Mocht zij wel onder invloed van GHB zijn geweest, dan gaat dat slechts om één bezoekster in anderhalf jaar tijd, terwijl de club op een avond tussen de 1000 en 1500 bezoekers heeft. Verder heeft Club 010 erop gewezen dat uit het betrokken verslag ook blijkt dat het meisje in kwestie is opgemerkt door de beveiligers van de club, die een ambulance hebben gebeld. Het door de Gemeente genoemde schietincident vond voorts plaats op een openbaar parkeerterrein in de buurt van de club en betrof geen personen die in de club waren geweest. De beveiligers van de club hebben de schutter overmeesterd en overgedragen aan de politie, aldus Club 010.
4.11
Geoordeeld wordt dat het, gelet op deze gemotiveerde betwisting van Club 010, op de weg van de Gemeente zou hebben gelegen haar standpunt dat het hier gaat om -kort gezegd- feiten en omstandigheden die tot het oordeel dienen te leiden dat Club 010 tekortgeschoten is in op de op haar rustende verplichtingen uit hoofde van de huurovereenkomst (zodat de ontbinding daarvan geïndiceerd is), nader te concretiseren en te onderbouwen. Dat heeft zij echter niet gedaan, zodat de door haar gestelde tekortkoming van Club 010 op dit onderdeel niet is komen vast te staan. Ook de door haar sub c aangevoerde grond kan daarom niet tot toewijzing van de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst leiden.
4.12
Ten aanzien van de sub d door de Gemeente aangevoerde ontbindingsgrond wordt overwogen dat niet in geschil is dat het gehuurde al gedurende langere tijd, volgens de Gemeente reeds vanaf 1 juni 2015 en volgens Club 010 vanaf juni 2016, feitelijk niet meer door huurder Club 010 maar door Club Blu (die Club 010 in haar plaats als huurder gesteld wenst te zien worden) wordt geëxploiteerd terwijl de huurovereenkomst bepaalt dat de formele huurder (Club 010 dus) het gehuurde zelf dient te exploiteren en verbiedt dat het gehuurde zonder instemming van de verhuurder aan derden in gebruik wordt gegeven of wordt (onder)verhuurd. In die zin is dus juist dat Club 010 heeft gehandeld in strijd met de huurovereenkomst. Uit de overgelegde stukken blijkt voorts dat Club 010 al vanaf augustus 2015 door de beheerder van het pand (Verwey Vastgoed) namens de Gemeente op haar verplichtingen ter zake is gewezen.
4.13
Uit de overgelegde stukken en de in zoverre niet weersproken toelichting van partijen daarop blijkt echter ook dat Club 010 en de beheerder van de Gemeente al vanaf april 2015 in overleg zijn over (de voorwaarden van) de door Club 010 voorgestane indeplaatsstelling, onder meer ten aanzien van de vergunningen waarover Club Blu zou dienen te beschikken en welke -zie 2.2- vervolgens op 2 mei 2016 door de Gemeente aan Club Blu zijn verleend, nadat een Bibob-onderzoek had plaatsgevonden. Tevens blijkt daaruit dat vanaf het moment dat Club Blu de exploitatie van de club ter hand heeft genomen, er periodiek overleg over de (wijze van) exploitatie heeft plaatsgehad tussen Club Blu, de Gemeente en de politie en ook dat in die periode verder gecorrespondeerd is tussen Club 010 en de beheerder van het pand omtrent de voorwaarden waaronder Club Blu als huurder in de plaats gesteld zou kunnen worden van Club 010, waaronder een verhoogde huurprijs (verwezen wordt naar de door Club 010 als productie 9 overgelegde e-mails van 10 november 2016), één en ander onder voorbehoud van (uiteindelijke) instemming van de Gemeente. Die instemming heeft de Gemeente daarop evenwel geweigerd, zo blijkt uit de door Club 010 als productie 16 in het geding gebrachte brief van 30 juni 2017 van de Gemeente aan de heer [X.] van Club Blu, om reden dat haar recent was gebleken dat hij niet alleen meermalen was veroordeeld voor strafbare feiten maar ook dat hij als verdachte was betrokken bij diverse strafrechtelijke onderzoeken, waarna partijen in de maand juli 2017 nog verder hebben gecorrespondeerd.
4.14
Tegen de achtergrond van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden bezien is de kantonrechter van oordeel dat in deze situatie, waarin sprake is geweest van een langdurig onderhandelingsproces gedurende welke periode de Gemeente de exploitatie van de club door Club Blu, hoewel in strijd met de huurovereenkomst, de facto heeft toegestaan althans daartegen niet (in rechte) is opgetreden, kennelijk om de uitkomst van de onderhandelingen af te wachten, en deze overigens mede mogelijk heeft gemaakt door Club Blu de benodigde vergunningen te verlenen, de bijzondere aard van de tekortkoming van Club 010 in de nakoming van haar genoemde verplichting uit de huurovereenkomst zich hier tegen de door de Gemeente thans gevorderde ontbinding daarvan verzet.
4.15
Het voorgaande betekent dat de vordering in reconventie van de Gemeente integraal wordt afgewezen. Hetgeen overigens nog is aangevoerd, kan tot geen ander oordeel leiden.
4.16
Bij die uitkomst past dat de Gemeente in de proceskosten wordt veroordeeld. Daarbij wordt opgemerkt dat bij de vaststelling van de hoogte van de aan Club 010 toe te kennen proceskostenvergoeding rekening is gehouden met de omstandigheid dat de vorderingen van de Gemeente zijn voortgevloeid uit haar verweer in conventie.
4.17
De door Club 010 apart gevorderde nakosten zullen worden toegewezen als hierna vermeld, nu de proceskostenveroordeling hiervoor reeds een executoriale titel geeft en de kantonrechter van oordeel is dat de nakosten zich reeds vooraf laten begroten.
in conventie
4.18
Met betrekking tot de door Club 010 (in conventie) gevorderde indeplaatsstelling wordt vooropgesteld dat artikel 3:307 lid 1 BW de huurder die, zoals hier, overdracht wenst van het in het gehuurde bedrijf aan een derde, de mogelijkheid biedt te vorderen dat hij wordt gemachtigd die derde als huurder in zijn plaats te stellen. Op grond van het tweede lid van dit artikel beslist de kantonrechter op een dergelijke vordering met inachtneming van alle omstandigheden van het geval, met dien verstande dat hij de vordering slechts kan toewijzen indien de huurder een zwaarwichtig belang heeft bij de overdracht van het bedrijf en dat hij haar steeds afwijst indien de voorgestelde huurder (Club Blu) niet voldoende waarborgen biedt voor een volledige nakoming van de overeenkomst en een behoorlijke bedrijfsvoering. Het derde lid van genoemd artikel biedt de kantonrechter, tot slot, de mogelijkheid aan de te verlenen machtiging voorwaarden te verbinden of daarbij een last op te leggen.
4.19
De Gemeente heeft aangevoerd dat de vordering tot indeplaatsstelling niet tijdig is gedaan omdat uit wet en jurisprudentie blijkt dat een dergelijke vordering vóór dan wel zo spoedig mogelijk ná de bedrijfsoverdracht moet worden ingesteld terwijl hier twee jaar is gelegen tussen de bedrijfsoverdracht en het entameren van de onderhavige procedure.
4.2
In dat verweer kan de kantonrechter de Gemeente echter niet volgen. Hoewel juist is dat een machtiging tot indeplaatsstelling in beginsel moet worden gevorderd voordat de bedrijfsoverdracht is gerealiseerd, kan deze ook daarna nog worden verleend als de huurder zo spoedig mogelijk na de bedrijfsoverdracht het nodige heeft gedaan om tot overdracht van de huur te komen. Gegeven dat toetsingskader wordt overwogen dat uit de in het geding gebrachte stukken en de in zoverre onweersproken gelaten toelichting van Club 010 daarop blijkt dat zij zich vanaf april 2015 met de nodige voortvarendheid heeft ingespannen om op minnelijke wijze met de Gemeente tot overeenstemming te (trachten te) geraken ter zake van de door haar gewenste indeplaatsstelling. Gesteld noch gebleken is ook dat dit traject lang(er) heeft geduurd als gevolg van een aan Club 010 toe te rekenen omstandigheid. Tegen die achtergrond bezien kan in redelijkheid niet gezegd wordt dat, gegeven dat de Gemeente (eerst) bij gemelde brief van 30 juni 2017 kenbaar maakte niet in te (willen) stemmen met de verzochte indeplaatsstelling, Club 010 de onderhavige vordering ontijdig heeft ingesteld bij exploot van 22 september 2017, nadat zij nog, zo blijkt uit de overgelegde correspondente, had getracht de Gemeente (alsnog) op andere gedachten te brengen.
4.21
Meer inhoudelijk is niet in geschil dat Club Blu het (voorheen) door Club 010 in het gehuurde uitgeoefende bedrijf wil (blijven) uitoefenen. Dat vindt ook steun in de door Club 010 als productie 5 overgelegde koopovereenkomst. Weliswaar heeft de Gemeente ter zake, onder verwijzing naar haar productie 4, erop gewezen dat bedoelde koopovereenkomst op 1 juli 2015 met wederzijds goedvinden werd ontbonden, maar in reactie hierop heeft Club 010 een schriftelijke verklaring van 8 maart 2018, ondertekend namens zowel Club 010 als Club Blu, overgelegd, waaruit blijkt dat zij zijn overeengekomen dat de (inderdaad) eerder ontbonden koopovereenkomst -die voorziet in de overdracht van de inventaris, de goodwill, de handelsnaam en de domeinnaam van de onderneming- weer onverminderd geldig is en in zijn geheel van kracht is tussen hen alsook dat zij daaraan uitvoering hebben gegeven, hetgeen de Gemeente niet (meer) heeft bestreden. De Gemeente heeft ter comparitie van partijen juist bevestigd dat de koopovereenkomst feitelijk nooit is ontbonden, nu Club Blu aan de hand van de haar verleende vergunningen is gaan exploiteren. Voor de kantonrechter is dan ook duidelijk dat Club 010 de (definitieve) overdracht van de in het gehuurde uitgeoefende onderneming aan Club Blu beoogt. Daarmee is voldaan aan het voor toewijzing van de gevorderde machtiging tot indeplaatsstelling (eveneens) geldende vereiste dat sprake moet zijn van een (daadwerkelijke) bedrijfsoverdracht.
4.22
Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of Club 010 een zwaarwichtig belang heeft bij de bedrijfsoverdracht. In dit verband heeft zij toegelicht dat nadat zij het bedrijf enige tijd had geëxploiteerd, haar bestuurders in 2015 de Nederlandse ‘masterfranchise’ van Pizza Hut hebben verkregen en dat zij geen mogelijkheid had om daarnaast Club 010 te exploiteren, reden waarom gezocht is naar een overnamekandidaat voor de tot dan toe nog niet renderende onderneming. Deze is gevonden in Club Blu, hetgeen geresulteerd heeft in de hiervoor genoemde koopovereenkomst. De Gemeente heeft het door Club 010 gestelde zwaarwichtig belang bestreden, daartoe onder meer stellende dat niet valt in te zien waarom Club 010 de exploitatie niet weer zelf ter hand zou kunnen nemen en de koopovereenkomst zou kunnen terugdraaien.
4.23
Geoordeeld wordt dat de omstandigheid dat Club 010 in Club Blu een partij heeft gevonden die bereid is de -volgens haar tot dan toe niet renderende- onderneming over te nemen en de exploitatie daarvan voort te zetten tegen betaling van een tussen partijen overeengekomen -substantiële (zo blijkt uit de overgelegde koopovereenkomst)- koopsom, opdat de bestuurders van Club 010 zich kunnen toeleggen op de exploitatie van de verkregen ‘masterfranchise’, maakt dat zij niet alleen een (substantieel) financieel belang heeft bij de door haar gevorderde machtiging tot indeplaatsstelling als zodanig maar ook een zwaarwichtig belang als bedoeld in artikel 7:307 lid 2 BW. De door de Gemeente gestelde omstandigheid dat volgens haar Club 010 de exploitatie van het gehuurde weer zelf ter hand zou kunnen nemen en de koopovereenkomst zou kunnen terugdraaien, wat daar verder ook van zij, laat dit onverlet.
4.24
Op dit onderdeel merkt de kantonrechter nog op dat de Gemeente -eerst- ter comparitie heeft aangevoerd dat Club 010 het gestelde zwaarwichtig belang nog nader zou moeten onderbouwen (bijvoorbeeld met een winst- en verliesrekening). Dienaangaande overweegt de kantonrechter dat, daargelaten nog het late stadium waarin de Gemeente dit verweer naar voren heeft gebracht waardoor zij Club 010 de mogelijkheid heeft ontnomen voorafgaand aan de zitting (financiële) stukken in het geding te brengen, de Gemeente daarmee voorbijziet aan het feit dat het zwaarwichtig belang van Club 010 bij de indeplaatsstelling reeds kan zijn gelegen in haar financiële belang de onderneming tegen een voor haar acceptabele koopsom te kunnen overdragen en de omstandigheid dat dit haar bestuurders de ruimte biedt de verkregen ‘masterfranchise’ met betrekking tot Pizza Hut te exploiteren.
4.25
Thans wordt toegekomen aan de vraag of, naar Club 010 heeft gesteld en de Gemeente heeft betwist, de beoogde (nieuwe) huurder, Club Blu, voldoende waarborgen biedt voor een volledige nakoming van de huurovereenkomst en voor een behoorlijke bedrijfsvoering. Indien dit niet het geval is, dient de gevorderde machtiging tot indeplaatsstelling volgens artikel 7:307 lid 2 BW zonder meer te worden afgewezen. Uit de wetgeschiedenis blijkt dat de ratio achter deze wettelijke bepaling is dat aangezien het hier, anders dan bij een contractsoverneming op de voet van artikel 6:159 BW, tegenover de verhuurder om een gedwongen vervanging van de huurder gaat, de verhuurder geen genoegen behoeft te nemen met een huurder die niet voldoende solide is of van wie een behoorlijke exploitatie niet verwacht kan worden. Daarbij gaat het om zowel financiële waarborgen bij een behoorlijke bedrijfsvoering als waarborgen met betrekking tot de persoon van de beoogd huurder, waarbij ook betekenis kan toekomen aan diens strafrechtelijk verleden.
4.26
Club 010 heeft in dit verband onder meer aangevoerd dat Club Blu al vanaf juni 2016 de huur betaalt, dat Club Blu bereid is de Gemeente, als extra zekerheid, een bankgarantie ter grootte van drie maanden huur (exclusief btw) te verstrekken en dat daarenboven Gezici Holding B.V., die mede-eigenaar is van Club Blu, bereid is jegens de Gemeente garant te staan voor de nakoming van de huurverplichtingen van Club Blu.
4.27
In reactie hierop heeft de Gemeente aangevoerd dat Club Blu onvoldoende financiële waarborgen biedt omdat het hier gaat om een relatief jonge onderneming, die naar eigen zeggen door de (hiervoor besproken) sluiting van het gehuurde al tonnen schade heeft geleden, terwijl niets bekend is omtrent haar eventuele reserves. De aangeboden bankgarantie van drie maanden huur is een begin van zekerheid maar geen afdoende financiële waarborg. Evenwel eist de Gemeente voor het geval de gevorderde machtiging tot indeplaatsstelling (voor het overige) toewijsbaar zou zijn, zowel die bankgarantie als de door Gezici Holding B.V. aangeboden garantstelling als (minimum)voorwaarde (als bedoeld in artikel 7:307 lid 3 BW).
4.28
Overwogen wordt dat de wettelijk vereiste waarborg voor een volledige nakoming van de huurovereenkomst erop wijst dat de beoogde huurder voldoende kredietwaardig dient te zijn. Weliswaar zal een jonge onderneming zulk een waarborg niet altijd kunnen bieden, maar dat euvel wordt, voor zover hier aan de orde, naar het oordeel van de kantonrechter in afdoende mate ondervangen door de door Club Blu aangeboden bankgarantie in combinatie met de door Gezici Holding B.V. aangeboden garantstelling. Uitgaande van die aan een toe te wijzen machtiging tot indeplaatsstelling verbonden althans te verbinden voorwaarden kan naar het oordeel van de kantonrechter in redelijkheid niet gezegd worden dat Club Blu in financiële zin jegens de Gemeente onvoldoende waarborgen biedt voor een volledige nakoming van de huurovereenkomst.
4.29
Nu verder niet is gesteld of gebleken dat Club Blu onvoldoende waarborgen biedt voor een behoorlijke bedrijfsvoering, wordt toegekomen aan een afweging van de belangen van Club 010 bij toewijzing van de door haar gevorderde machtiging tot indeplaatsstelling van Club Blu tegenover die van de Gemeente bij afwijzing daarvan.
4.3
Ter onderbouwing van het door haar betrokken standpunt dat haar belangen hier zwaarder wegen dan de belangen van Club 010, heeft de Gemeente onder meer aangevoerd dat zij een gerechtvaardigd belang heeft om geen huurovereenkomst te hebben met Club Blu vanwege het risico op reputatieschade voor de Gemeente. De (middellijk) bestuurder van Club Blu, de heer [X.], is namelijk betrokken bij een strafrechtelijk onderzoek naar witwassen en het risico bestaat dat hij ter zake wordt veroordeeld. Voorts is uit informatie die de Gemeente heeft ontvangen van het Regionaal Informatie en Expertise Centrum (RIEC) gebleken dat de heer [X.] meerdere malen is veroordeeld voor strafbare feiten en als verdachte is betrokken bij verschillende strafrechtelijke onderzoeken. In dit verband wijst de Gemeente erop dat zij, als erfverpachter, op 7 maart 2017 haar toestemming in een erfpachtkwestie heeft geweigerd vanwege meerdere registraties van de heer [X.] in het bedrijfsprocessensysteem van de nationale politie, zijn veroordelingen voor diverse geweldsdelicten, een inbeslagname van een illegaal gasdrukvuurwapen jegens hem, zijn bekendheid als subject in verband met de handel in verdovende middelen en het zijn van verdachte in een lopend witwasonderzoek. Deze redenen leveren een reputatierisico op voor de Gemeente. Voor haar is aan de burger niet uit te leggen dat zij in zee zou willen gaan met een ondernemer en een onderneming als deze, te minder nu haar gebleken is dat zich bij een andere onderneming waarbij de heer [X.] als (middellijk) bestuurder betrokken is, te weten ‘Club Magnum’ in Zoetermeer, in 2014 diverse ernstige problemen en incidenten hebben voorgedaan, met een sluiting voor onbepaalde tijd en intrekking van de drank- en horecavergunning tot gevolg. Daarbij komen dan nog de incidenten van eind 2017 bij Club Blu, welke zich naar aard en omvang niet hebben voorgedaan in de periode dat Club 010 het gehuurde exploiteerde. Wat van die incidenten ook de oorzaak moge zijn, de Gemeente wil geen huurder die dergelijke gebeurtenissen over zich afroept. Tot slot is het zo dat de Gemeente het pand graag wil verkopen, met ‘probleemloze’ huurders daarin, en Club Blu voldoet niet aan dat profiel.
4.31
De kantonrechter stelt voorop dat de Gemeente, in het licht van de door Club 010 gedane betwisting daarvan bezien, niet heeft aangetoond dat de heer [X.] sinds zijn achttiende levensjaar voor méér is veroordeeld dan, naar Club 010 heeft erkend, een verkeersovertreding en het voorhanden hebben van een luchtdrukpistool en evenmin dat hetgeen in het verleden is voorgevallen bij Club Magnum in Zoetermeer, terug te voeren is op de persoon van de heer [X.]. Verder weegt mee dat de Gemeente, zij het in het kader van de vervulling van haar publiekrechtelijke taken, een antecedentenonderzoek heeft laten uitvoeren naar de heer [X.] en de geldstromen binnen Club Blu, met als resultaat dat hem de voor de exploitatie van het gehuurde benodigde vergunningen zijn verstrekt. Daarbij komt dat, mede gelet op hetgeen daaromtrent hiervoor in conventie werd overwogen en gezien de inhoud van de overgelegde verslagen van beheersoverleggen, niet gebleken is dat Club Blu het gehuurde sinds de door haar feitelijk ter hand genomen exploitatie anders dan naar behoren exploiteert, laat staan dat zij haar bedrijfsvoering zodanig heeft ingericht dat zij incidenten zoals deze zich in het verleden bij Club Magnum in Zoetermeer hebben voorgedaan en zich eind 2017 bij Club Blu hebben voorgedaan, over zich afroept, in die zin dat haar daarvan in het kader van haar bedrijfsvoering een verwijt te maken valt.
4.32
Al met al komt de kantonrechter tot de slotsom dat het gebleken (zwaarwichtig) belang van Club 010 bij overdracht van de onderneming, met inbegrip van de hier aan de orde zijnde huurovereenkomst, aan Club Blu hier aanmerkelijk zwaarder weegt dan de door de Gemeente in het kader van onderhavige belangenafweging opgeworpen bezwaren tegen afgifte van de gevorderde machtiging tot indeplaatsstelling.
4.33
De door Club 010 gevorderde machtiging wordt dan ook toegewezen, zij het onder verband van de hiervoor onder 4.28 genoemde financiële voorwaarden. Als aanvullende voorwaarde zal de kantonrechter, gelet op hetgeen de Gemeente (kort) voor de comparitie van partijen ter zake nog naar voren heeft gebracht omtrent de tekortkomingen op het gebied van brandveiligheid van het gehuurde maar door Club 010 is bestreden, daaraan verbinden dat het gehuurde ten tijde van het gebruiken van de machtiging tot indeplaatsstelling voldoet aan de daaraan te stellen eisen op het gebied van brandveiligheid, hetgeen moet blijken uit een door de brandweer of een andere ter zake deskundige instantie op te maken rapport niet ouder dan een maand voorafgaand aan het gebruiken van de machtiging.
4.34
Voor honorering van de door de Gemeente voor dit geval voorgestane voorwaarde dat Club Blu, gezien de derde ‘bullet’ van de tussen de Gemeente als verhuurder enerzijds en Shiki B.V. en Club 010 als huurders anderzijds gesloten huurovereenkomst met betrekking tot de bedrijfsruimte op de begane grond, onder de door Club 010 gehuurde bedrijfsruimte, dan ook de positie van Club 010 als medehuurder overneemt en daarmee, naast Shiki B.V., hoofdelijk aansprakelijk wordt voor de betaling van de huurpenningen met betrekking tot die bedrijfsruimte, ziet de kantonrechter geen aanleiding. Dat betreft immers, zo blijkt uit de als productie 3 overgelegde stukken, een separate huurovereenkomst, waaraan Club 010 zich als contractueel medehuurder heeft verbonden, terwijl aan hetgeen de Gemeente ter zake naar voren heeft gebracht, naar het oordeel van de kantonrechter (zeker) niet zonder meer de conclusie kan worden verbonden dat ingeval Club Blu in de plaats treedt van Club 010 als huurder van de bovengelegen bedrijfsruimte, dit met zich brengt dat zij dan ook de positie van contractueel medehuurder ingevolge de huurovereenkomst met betrekking tot de op de begane grond gelegen bedrijfsruimte overneemt of zou moeten overnemen. Overigens laat één en ander uiteraard onverlet dat Club 010 dan nog steeds contractueel medehuurder met betrekking tot de op de begane grond gelegen bedrijfsruimte is en daarom voor de ter zake verschuldigde huurpenningen door de Gemeente hoofdelijk kan worden aangesproken.
4.35
Ook ziet de kantonrechter in de gegeven omstandigheden geen aanleiding aan de af te geven machtiging de door de Gemeente onder 4.24 bij conclusie van antwoord omschreven voorwaarde te verbinden, inhoudende dat dit zal geschieden met inachtneming van de als productie 11 bij dagvaarding overgelegde ‘overeenkomst van huuroverdracht’ althans van de daarin opgenomen Bibob-clausule en ‘1e Allonge’. Het moge zo zijn dat Club Blu zich met de betrokken bepalingen eerder akkoord heeft verklaard maar dat was in het kader van de tussen partijen gevoerde onderhandelingen omtrent de indeplaatsstelling, welke, getuige deze procedure, (uiteindelijk) op niets zijn uitgelopen.
4.36
Dat alles leidt tot het oordeel dat de door Club 010 gevorderde machtiging zal worden toegewezen, zij het onder verband van voornoemde voorwaarden. Hetgeen verder nog is aangevoerd, kan tot geen ander oordeel leiden en behoeft daarom geen andere bespreking.
4.37
De Gemeente wordt overeenkomstig artikel 237 Rv in de proceskosten verwezen.
4.38
De door Club 010 apart gevorderde nakosten zullen worden toegewezen als hierna vermeld, nu de proceskostenveroordeling hiervoor reeds een executoriale titel geeft en de kantonrechter van oordeel is dat de nakosten zich reeds vooraf laten begroten.

5.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
 machtigt Club 010 om Club Blu in haar plaats te stellen als huurder van de bedrijfsruimte op de boven de begane grond gelegen verdiepingen van het pand te (3068 PN) Rotterdam, aan de Prins Alexanderlaan 37, onder de voorwaarden:
 dat Club Blu ten behoeve van de Gemeente een bankgarantie stelt ter grootte van drie maanden huur (exclusief btw),
 dat Gezici Holding B.V. zich ten behoeve van de Gemeente garant stelt voor de huurverplichtingen van Club Blu, en
 dat dat het gehuurde ten tijde van het gebruiken van de machtiging voldoet aan de daaraan te stellen eisen op het gebied van brandveiligheid, hetgeen moet blijken uit een door de brandweer of een andere ter zake deskundige instantie op te maken rapport niet ouder dan een maand voorafgaand aan het gebruiken van de machtiging;
 veroordeelt de Gemeente in de kosten van de procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Club 010 vastgesteld op € 117,- aan griffierecht, € 85,21 aan explootkosten en € 1.000,- aan salaris voor haar gemachtigde, en indien de Gemeente niet binnen veertien dagen na aanschrijving vrijwillig aan dit vonnis heeft voldaan, begroot op € 50,- aan nasalaris, te verhogen met een bedrag van € 68,- aan betekeningskosten onder de voorwaarde dat betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden, één en ander voor zover van toepassing vermeerderd met btw;
 verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde;
in reconventie
 wijst het gevorderde af;
 veroordeelt de Gemeente in de kosten van de procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Club 010 vastgesteld op € 500,- aan salaris voor haar gemachtigde, en indien de Gemeente niet binnen veertien dagen na aanschrijving vrijwillig aan dit vonnis heeft voldaan, begroot op € 50,- aan nasalaris, te verhogen met een bedrag van € 68,- aan betekeningskosten onder de voorwaarde dat betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden, één en ander voor zover van toepassing inclusief btw.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.M.J. Smits en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
654