ECLI:NL:RBROT:2018:5166

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 mei 2018
Publicatiedatum
28 juni 2018
Zaaknummer
10/660042-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot doodslag na steekincident met potentieel dodelijk letsel

Op 17 mei 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 20 januari 2018 in Krimpen aan den IJssel een steekincident heeft gepleegd. De verdachte heeft het slachtoffer meermalen met een mes gestoken in het hoofd en de rug, wat heeft geleid tot ernstige verwondingen, waaronder een klaplong en interne bloedingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzet had op de dood van het slachtoffer, gezien de aard en de ernst van de verwondingen. De officier van justitie had een gevangenisstraf van vier jaar geëist, maar de rechtbank heeft een gevangenisstraf van 42 maanden opgelegd, rekening houdend met de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij, die in totaal € 7.092,37 bedraagt, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij volledig toegewezen, gezien de directe schade die het slachtoffer heeft geleden door het bewezen verklaarde feit. De rechtbank heeft ook de strafbaarheid van de verdachte vastgesteld, zonder dat er omstandigheden waren die deze zouden uitsluiten. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/660042-18
Datum uitspraak: 17 mei 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren op [geboortedatum verdachte] te [geboorteplaats verdachte] ,
zonder bekende woon- of verblijfplaats,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel.
raadsman mr. M. de Reus, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 3 mei 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. B.M. van Heemst heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 (impliciet) primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, met aftrek van het voorarrest;
  • toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van in totaal € 7.092,37, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft ter zitting aangevoerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor de poging tot doodslag, omdat uit het dossier niet is gebleken waarmee is gestoken en met welke kracht dit is gebeurd. De raadsman is van oordeel dat het ten laste gelegde een poging tot zware mishandeling oplevert.
4.1.2.
Beoordeling
De verdachte heeft op 20 januari 2018 op klaarlichte dag met het slachtoffer afgesproken op een openbare plek in Krimpen aan den IJssel. Hij heeft vervolgens met een mes het slachtoffer meermalen gestoken in zijn hoofd en rug. Van dit steekincident waren meerdere omstanders getuige, waaronder [naam getuige] . Hij heeft bij de politie verklaard dat hij gezien heeft dat de verdachte, terwijl het slachtoffer op de grond lag, ongeveer tien steekbewegingen heeft gemaakt richting het slachtoffer. Gebleken is dat het slachtoffer driemaal in zijn hoofd en viermaal in zijn rug is gestoken.
Uit het medisch rapport is gebleken dat het slachtoffer als gevolg van het steekincident bloed had in de borstholte en een klaplong heeft opgelopen. De arts rapporteert dat de steekverwondingen in de rug, op basis van de aard en omvang, als potentieel dodelijk letsel dient te worden geduid. Daarnaast is de kans aanwezig op blijvende littekens en op herhaling van een klaplong.
Het gedrag van de verdachte moet door de rechtbank worden beoordeeld naar de uiterlijke verschijningsvorm ervan. De verdachte heeft een aantal maal met behoorlijke kracht met een mes gericht gestoken in hoofd en borst van het slachtoffer. Naar uiterlijke verschijningsvorm was dit handelen gericht op en geschikt tot het toebrengen van dodelijk letsel bij het slachtoffer. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdachte bij zijn handelen ‘vol’ opzet gehad op de dood van het slachtoffer. Uit het ontstaan van de klaplong moet het mes tot de borstholte zijn binnengedrongen [1] . In de borstkas bevinden zich vitale organen, te weten het hart, grote bloedvaten (o.a. aorta) en de longen. Indien deze organen/bloedvaten door een mes waren geraakt, had dergelijk letsel de dood van het slachtoffer kunnen veroorzaken. De verdachte heeft bij het steken een klaplong en een interne bloeding veroorzaakt. Dat het slachtoffer aan het voorval alleen fors lichamelijk letsel heeft overgehouden, doet er niet af dat het opzet van de verdachte was gericht op het toebrengen van dodelijk letsel aan het slachtoffer. Indien de verdachte het slachtoffer immers net op een andere plek of (nog) iets dieper zou hebben geraakt, hadden de gevolgen heel anders kunnen zijn.
Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
4.2.
Bewezenverklaring
Omdat de verdediging geen vrijspraak heeft bepleit, maar enkel heeft aangevoerd dat het (bewijsbare) handelen van de verdachte te gekwalificeerd dient te worden als een poging tot zware mishandeling, zal de rechtbank – voor wat betreft het steken van de aangever – volstaan met een opgave van de wettige bewijsmiddelen in bijlage II, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
In bijlage III heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de kwalificatie van de poging tot doodslag redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft het bewezen verklaarde feit op die wijze begaan dat:
hij op 20 januari 2018 te Krimpen aan den IJssel ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon genaamd [naam slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet meermalen, met een mes, in de romp en het hoofd, van die [naam slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het (impliciet primair) bewezen feit levert op:
poging tot doodslag.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft op 20 januari 2018 het slachtoffer in het openbaar, op klaarlichte dag en ten overstaan van iedereen die daar aanwezig was, met een mes neergestoken. Hierbij heeft hij het slachtoffer in totaal zeven keer geraakt in zijn borststreek en in zijn hoofd, als gevolg waarvan het slachtoffer een klaplong en een interne bloeding heeft opgelopen. De verdachte heeft daarbij het opzet gehad om het slachtoffer om het leven te brengen. Dat dit niet is gebeurd, is een omstandigheid die geenszins aan verdachte te danken is. De verdachte is na dit incident weggerend en heeft ook nadien geprobeerd uit handen van de politie te blijven. Zowel bij de politie als ter zitting heeft de verdachte geen verklaring willen afleggen of inzicht willen geven in zijn beweegredenen. Uit het dossier zou kunnen worden afgeleid dat het strafbaar handelen van verdachte mogelijk een wraakactie is geweest.
Door zijn handelen heeft de verdachte op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer. Dat deze gebeurtenis een grote impact heeft gehad op het slachtoffer, is ook gebleken uit de slachtofferverklaring die ter zitting is voorgelezen. Het slachtoffer ondervindt nog altijd lichamelijke en psychische klachten van de steekpartij en hij zal naar verwachting ook in de toekomst van (in elk geval een deel van) deze klachten last blijven houden. Daar komt bij dat de verdachte met zijn handelen willekeurige omstanders heeft geconfronteerd met een ernstig geweldsmisdrijf en de gevolgen ervan.
De rechtbank heeft daarnaast gelet op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 27 maart 2018, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Gezien de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit feit is gepleegd, kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in min of meer vergelijkbare zaken zijn opgelegd. De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden passend en geboden. De rechtbank gaat ervan uit dat bij het bepalen van de bijzondere voorwaarden in het kader van de voorwaardelijke invrijheidstelling aandacht besteed zal worden aan de wens van het slachtoffer, die thans woonachtig is in de buurt van de verdachte, om niet geconfronteerd te worden met de verdachte na zijn vrijlating.

8.Vordering benadeelde partij [naam benadeelde] / schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd ter zake van het ten laste gelegde
[naam benadeelde] . De benadeelde partij vordert een vergoeding van in totaal € 7.092,37 bestaande uit € 592,37 aan materiële schade en een vergoeding van
€ 6.500,- aan immateriële schade. Bij de optelling heeft de benadeelde partij een kennelijke rekenfout gemaakt. De rechtbank komt, indien zij de gevorderde bedragen optelt, tot een totaalbedrag van € 7.092,37. Van dit bedrag zal in het vonnis verder worden uitgegaan.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij geheel toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft bepleit het deel van de vordering dat ziet op de immateriële schade te matigen, omdat in het vonnis dat bij de vordering is gevoegde een lager bedrag aan immateriële schade is toegewezen dan de benadeelde partij in deze zaak heeft gevorderd en de raadsman geen reden ziet voor toewijzing van een hogere immateriële schadevergoeding. Daarnaast heeft de raadsman betoogd dat de voorgeschiedenis van de benadeelde partij mogelijk (ook) invloed heeft gehad op de psychische klachten die hij op dit moment ondervindt.
8.3.
Beoordeling
Omdat vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding niet is weersproken, zal dit deel van de vordering worden toegewezen.
Het deel van de vordering dat ziet op de immateriële schade zal de rechtbank ook geheel toewijzen. De hoogte van deze vordering komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en de hoogte van deze vordering door de verdediging, mede gezien de ter terechtzitting namens de benadeelde partij gegeven nadere en duidelijke toelichting op de vordering, niet voldoende gemotiveerd is weersproken.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 20 januari 2018, de datum waarop de schade is ontstaan.
Omdat de vordering van de benadeelde partij (geheel) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten (impliciet primair) laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 42 (zegge: tweeënveertig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde] , te betalen een bedrag van
€ 7.092,37 (zegge: zevenduizend twee en negentig euro en zeven en dertig cent), bestaande uit € 592,37 aan materiële schade en € 6.500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 20 januari 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 7.092,37(hoofdsom,
zegge: zevenduizend twee en negentig euro en zeven en dertig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 januari 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening;
beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 7.092,37 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
70 dagen;
toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. V.M. de Winkel, voorzitter,
en mrs. W.A.F. Damen en S.E.C. Debets, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Salah-Hashim, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 mei 2018.
De voorzitter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 20 januari 2018 te Krimpen aan den IJssel ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon genaamd [naam slachtoffer] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de romp en/of het hoofd, althans het lichaam, van die [naam slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
artikel 287 Wetboek van Strafrecht
artikel 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Zie Wikipedia over oorzaken pneumothorax.