In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 3 mei 2018 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van bedreiging en opruiing. De tenlastelegging hield in dat de verdachte virtuele stenen zou hebben gegooid naar zogenaamde Poke-a-Cops en anderen zou hebben opgeroepen om hetzelfde te doen. De rechtbank heeft vastgesteld dat deze virtuele figuren geen personen zijn en geen deel uitmaken van het openbaar gezag, waardoor de beschuldigingen niet als strafbare feiten konden worden gekwalificeerd. De rechtbank heeft de geldigheid van de dagvaarding bevestigd en geoordeeld dat de verdachte voldoende begreep waartegen zij zich moest verdedigen.
De officier van justitie had gevorderd tot bewezenverklaring van de tenlastelegging en een werkstraf op te leggen, maar de rechtbank oordeelde dat de feiten niet wettig en overtuigend konden worden bewezen. De verdachte had weliswaar een filmpje geplaatst waarin het spel "Poke-a-Cop Go" werd gepromoot, maar de rechtbank concludeerde dat de bedreiging en opruiing niet bewezen konden worden, omdat de virtuele figuren geen strafbare bedreiging of opruiing opleverden. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten.
De uitspraak benadrukt de noodzaak om de context van de uitlatingen en de aard van de betrokken figuren in overweging te nemen bij het beoordelen van strafbare feiten in een digitale omgeving. De rechtbank heeft de dagvaarding geldig verklaard, maar de verdachte werd vrijgesproken van de beschuldigingen.