ECLI:NL:RBROT:2018:5142

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 mei 2018
Publicatiedatum
28 juni 2018
Zaaknummer
10/660048-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte wegens bedreiging en opruiing in virtuele context

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 3 mei 2018 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van bedreiging en opruiing. De tenlastelegging hield in dat de verdachte virtuele stenen zou hebben gegooid naar zogenaamde Poke-a-Cops en anderen zou hebben opgeroepen om hetzelfde te doen. De rechtbank heeft vastgesteld dat deze virtuele figuren geen personen zijn en geen deel uitmaken van het openbaar gezag, waardoor de beschuldigingen niet als strafbare feiten konden worden gekwalificeerd. De rechtbank heeft de geldigheid van de dagvaarding bevestigd en geoordeeld dat de verdachte voldoende begreep waartegen zij zich moest verdedigen.

De officier van justitie had gevorderd tot bewezenverklaring van de tenlastelegging en een werkstraf op te leggen, maar de rechtbank oordeelde dat de feiten niet wettig en overtuigend konden worden bewezen. De verdachte had weliswaar een filmpje geplaatst waarin het spel "Poke-a-Cop Go" werd gepromoot, maar de rechtbank concludeerde dat de bedreiging en opruiing niet bewezen konden worden, omdat de virtuele figuren geen strafbare bedreiging of opruiing opleverden. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten.

De uitspraak benadrukt de noodzaak om de context van de uitlatingen en de aard van de betrokken figuren in overweging te nemen bij het beoordelen van strafbare feiten in een digitale omgeving. De rechtbank heeft de dagvaarding geldig verklaard, maar de verdachte werd vrijgesproken van de beschuldigingen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/660048-17
Datum uitspraak: 3 mei 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. W.H. Jebbink, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 19 april 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. P. Gruppelaar heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 60 uren, 30 dagen vervangende hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 weken met een proeftijd van 2 jaar.

4.Geldigheid dagvaarding

4.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft gesteld dat de tenlastelegging steeds niet voldoende is geconcretiseerd. Daardoor is onduidelijk waartegen de verdachte zich precies moet verdedigen en voor de rechtbank op welke feitelijk grondslag zij deze zaak precies moet onderzoeken. De dagvaarding moet daarom nietig worden verklaard.
4.2.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat de voornoemde tenlastegelegde feiten binnen het kader van de verwijten en in het licht van het dossier voldoende helder zijn geformuleerd en dat deze telkens een voldoende feitelijke omschrijving behelzen. De verdachte heeft blijkens het verhandelde ter terechtzitting op elk onderdeel van de tenlastelegging ook daadwerkelijk begrepen wat haar wordt verweten, hetgeen bevestiging vindt in het door de verdachte en haar raadsman gevoerde verweer hiertegen. De dagvaarding voldoet derhalve aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering.
4.3.
Conclusie
De dagvaarding is geldig.

5.Ontvankelijkheid openbaar ministerie

5.1.
Standpunt verdediging
De verdediging is van mening dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat de strafrechtelijke vervolging van de verdachte een inbreuk oplevert op haar recht op vrije meningsuiting, welke inbreuk verdragsrechtelijk ontoelaatbaar is vanwege het ontbreken van een daartoe vereiste “pressing social need”. Althans de maatschappelijke noodzaak om in deze zaak tot vervolging over te gaan moet sterk worden gerelativeerd.
5.2.
Beoordeling
Artikel 10 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) beschermt het recht op vrijheid van meningsuiting. Dit recht kan ingevolge het bepaalde in het tweede lid van dit artikel onderworpen zijn aan beperkingen die bij de wet zijn voorzien en die noodzakelijk zijn in een democratische samenleving in het belang van –onder andere– het voorkomen van strafbare feiten. De strafbaarstelling in het Wetboek van Strafrecht van zowel bedreiging als opruiing tot een strafbaar feit of gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag voldoet aan de vereisten van artikel 10 lid 2 EVRM. Of in een concreet geval zoals het onderhavige sprake is van een strafbare inbreuk zoals bedoeld in deze strafbepalingen, vereist een beoordeling van alle omstandigheden van het geval en is niet een vraag die in het kader van de ontvankelijkheid van de officier van justitie beantwoord kan worden. Het verweer wordt verworpen.
5.3.
Conclusie
De officier van justitie is ontvankelijk.

6.Vrijspraak

6.1.
Standpunt officier van justitie
De feiten kunnen wettig en overtuigend worden bewezen. De verdachte heeft bevestigd het (fictieve) spel “Poke-a-Cop Go” en foto’s van politieagenten online te hebben gezet.
Het bedreigende karakter zit in de uitleg van het spel. Er wordt uitgelegd dat Poke-a-Cop Go een NON-virtual reality game is en dat het met andere woorden de bedoeling is dat het spel in het echte leven gespeeld wordt. Mensen worden opgeroepen een echte politieman op te zoeken en hem of haar met een baksteen het hoofd in te slaan. Door het smoelenboek met de foto’s van de politiemensen er concreet bij te plaatsen en omdat de actie direct op het hoofd is gericht, wordt het door de betrokken politiemensen als bedreigend ervaren. Tevens worden door deze manier van handelen mensen opgeroepen tot het gebruik van geweld tegen het openbaar gezag. Er is dus ook sprake van opruiing.
6.2.
Beoordeling
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij op de websites Indymedia.nl en djana.nl een artikel had geplaatst met een link naar een filmpje op YouTube. Zij bevestigt ook het filmpje en het “smoelenboek”, de foto’s van de politiemensen, gemaakt te hebben.
In het filmpje wordt een verwijzing gemaakt naar politiegeweld bij de anti-zwartepietendemonstraties op 12 november 2016. Vervolgens vindt promotie van het (niet bestaande) spel “Poke-a-Cop Go” plaats. In dit spel is het de bedoeling om Poke-a-Cops een baksteen tegen het hoofd te gooien. De Poke-a-Cops (figuurtjes) in het filmpje hebben het lichaam van tekenfilmfiguren (Pokemons), maar hierop zijn afbeeldingen van de gezichten van politieagenten geplakt.
Het verwijt dat de officier van justitie de verdachte maakt en de kennelijke bedoelingen die zij de verdachte toedicht met het filmpje (de bedreiging en het opruien om bakstenen te gooien naar politieagenten in het echte leven) en de onderdelen van de tekst van de verdachte waar de officier daarvoor naar verwijst (o.a. dat het een “NON-virtual reality game is”) maken geen onderdeel uit van de tenlastelegging. De tenlastelegging houdt niet meer in dan dat de verdachte heeft gedreigd (virtuele) stenen te gooien naar virtuele figuurtjes (Poke-a-Cops), alsmede dat zij daartoe ook anderen heeft opgeroepen. Deze virtuele figuurtjes zijn geen personen, noch maken zij onderdeel uit van het openbaar gezag, zodat dit geen strafbare bedreiging of opruiing oplevert.
6.3.
Conclusie
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

7.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

8.Beslissing

De rechtbank:
verklaart de dagvaarding geldig;
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. F.W. van Lottum, voorzitter,
en mrs. L. Daum en P.M. van Russen Groen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Koek, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 mei 2018.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
zij in of omstreeks de periode van 3 december 2016 tot en met 16 december 2016 te Ede en/of Rotterdam, althans in Nederland, meermalen, althans éénmaal
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
één of meerdere politieagent(en) (werkzaam bij de Nationale Politie) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte en/of haar mededader(s) (telkens) opzettelijk
op (een) algemeen toegankelijke website(s), genaamd Indymedia.nl en/of djana.nl en/of (video)website Youtube en/of op een website onder beheer van haar, verdachte, althans op een website op het internet, een filmpje genaamd "Poke-a-Cop GO!" geplaatst en/of doen plaatsen, inhoudende een (dreigend(e)) tekst en/of beeld waarvan het de bedoeling is/was en/of zou zijn om stenen te gooien naar (een) Poke-a-Cop(s), welke Poke-a-Cop(s) het lichaam had(den) van (een) bekende Pokemon(s), maar waarvan het/de hoofd(en) en/of gezicht(en) is/was/zijn/waren vervangen door het/de hoofd(en)/gezicht(en) van voornoemde politieagent(en),
althans woorden/tekst en/of beelden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking;
(Artikel 285 Wetboek van Strafrecht)
2.
zij in of omstreeks de periode van 3 december 2016 tot en met 16 december 2016 te Ede en/of Rotterdam, althans in Nederland, meermalen, althans éénmaal,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
in het openbaar mondeling, bij geschrift en/of bij afbeelding
tot enig strafbaar feit en/of gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag heeft opgeruid,
immers heeft verdachte en/of haar mededader(s) (telkens) op een algemeen toegankelijke website(s) genaamd Indymedia.nl en/of djana.nl en/of (video)website Youtube en/of op een website onder beheer van haar, verdachte, althans een website op het internet, de volgende tekst en/of filmpje geplaatst en/of doen plaatsen:
een filmpje genaamd "Poke-a-Cop GO!", te weten een tekst en/of beeld waarbij het de bedoeling is/was en/of zou zijn om stenen te gooien naar een/die Poke-a-Cop. Welke Poke-a-Cop(s) het lichaam had(den) van bekende (een) Pokemon(s), maar waarvan het/de hoofd(en) en/of gezicht(en) is/was/zijn/waren vervangen door (het) gezicht(en) van één of meerdere politieagent(en) (werkzaam bij de Nationale Politie);
(Artikel 131 juncto artikel 47 Wetboek van Strafrecht)