Uitspraak
- de dagvaarding van 7 juni 2018;
- de producties van [naam 1] , doorgenummerd tot en met 5a;
- de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie;
- de 3 producties van [naam 2] ;
- de mondelinge behandeling op 19 juni 2018;
- de pleitnota tevens conclusie van antwoord in reconventie van [naam 1] .
12.Geheimhouding
14.Boetebeding
- het non-concurrentiebeding per 1 april 2018 dan wel die datum als de voorzieningenrechter passend en redelijk acht te schorsen;
- [naam gedaagde 1] te veroordelen om gedurende de tijd dat zij [naam eiser 1] heeft gehouden én houdt aan het non-concurrentiebeding, [naam eiser 1] bij wege van voorschot vanaf 1 april 2018 een vergoeding te betalen van een bedrag ad € 5.750,00 per maand, te vermeerderen met emolumenten, waaronder de vakantietoeslag, althans een vergoeding die de rechter passend en redelijk acht, dit in samenhang met de gevorderde schorsing;
- [naam gedaagde 1] te veroordelen in de reële kosten van het geding alsook in de nakosten.
- [naam gedaagde 2] te verbieden om op enigerlei wijze gebruik te maken van het overzicht van de prijs- en tariefstellingen van [naam eiser 2] , alsmede vertrouwelijke informatie welke [naam gedaagde 2] ter beschikking heeft uit hoofde van zijn voormalige functie bij [naam eiser 2] ;
- [naam gedaagde 2] te veroordelen tot een betaling van een bedrag van € 25.000,- als voorschot op de verbeurde contractuele boete wegens overtreding van het geheimhoudingsbeding;
- [naam gedaagde 2] te veroordelen in de kosten van het geding.
“price list & rates + minimum equipment needed & a break down for each column”toezendt aan ene [naam 5] , met een cc aan [naam 4] . De bij de mail gevoegde bijlagen betreffen drie Excel-bestanden met de namen:
“ [naam excel-bestand 1] ”,
“ [naam excel-bestand 2] ”en
“ [naam excel-bestand 3] ”. Verder blijkt uit de andere door [naam eiser 2] overgelegde e-mailberichten dat [naam gedaagde 2] op 25 juli 2017 een prijsopgave voor
“bolting works”aan [naam 5] zendt (met een cc aan twee collega’s van [naam eiser 2] ), dat [naam 5] op 26 juli 2017 [naam gedaagde 2] verzoekt om een formulier in te vullen zodat [naam eiser 2] in het systeem kan worden geregistreerd als leverancier, dat [naam gedaagde 2] dat formulier heeft doorgestuurd binnen [naam eiser 2] om het in te laten vullen en het (door zijn collega’s) deels ingevulde formulier op 11 augustus 2017 zendt aan [naam 4] . Gelet op de onderlinge samenhang van de mailberichten, het feit dat [naam 5] gebruik maakt van de mailextensie
“ [mailextensie] ”en dat de op 15 september 2017 verzonden bijlagen betrekking hebben op [naam 6] , rechtvaardigt de conclusie dat [naam gedaagde 2] vanuit zijn commerciële functie bij [naam eiser 2] en in alle openheid contact heeft gehad met [naam 6] . Van een link tussen [naam gedaagde 2] enerzijds en [naam 4] en [naam bedrijf] anderzijds is in het geheel niet gebleken. Niet valt dan ook in te zien waarom de mail van 15 september 2017 moet worden gezien als het versturen van bedrijfsgevoelige informatie. Aan de stelling van [naam eiser 2] dat het niet gebruikelijk is om volledige prijslijsten door te sturen aan klanten wordt, bij gebrek aan enige onderbouwing, voorbij gegaan.