ECLI:NL:RBROT:2018:510

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 januari 2018
Publicatiedatum
25 januari 2018
Zaaknummer
10/811108-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling van een minderjarige dochter

Op 24 januari 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die haar driejarige dochter heeft mishandeld. De zaak kwam voor de rechtbank na een onderzoek op de terechtzitting op 10 januari 2018. De verdachte, bijgestaan door haar raadsman mr. N. van Bremen, werd beschuldigd van mishandeling, waarbij zij haar dochter meermalen met een touw aan haar bed vastbond en onvoldoende zorgde voor haar hygiëne. De officier van justitie, mr. I. Streefland, eiste een gevangenisstraf van 67 dagen, met een voorwaardelijke straf van drie maanden en bijzondere voorwaarden voor reclassering en behandeling.

De rechtbank oordeelde dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen was, mede omdat de verdachte het feit had bekend. De rechtbank nam in haar overwegingen de ernst van de mishandeling in acht, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die kampte met geestelijke gezondheidsproblemen en alcoholmisbruik. De rechtbank besloot tot een lagere straf dan geëist, rekening houdend met het blanco strafblad van de verdachte en het feit dat haar dochter in een pleeggezin was geplaatst. De verdachte had al 67 dagen in voorlopige hechtenis gezeten, wat ook werd meegewogen in de beslissing.

De rechtbank legde een gevangenisstraf op van twee maanden, waarvan één maand voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De verdachte werd verplicht om zich te laten behandelen voor haar persoonlijke problematiek en alcoholverslaving, en moest zich houden aan de aanwijzingen van de reclassering. De rechtbank benadrukte het belang van continuïteit in de begeleiding en behandeling van de verdachte, om recidive te voorkomen. De uitspraak werd gedaan door mr. M. Smit, voorzitter, en mrs. V.M. de Winkel en J. Snitker, rechters, in aanwezigheid van griffier M.J. Grootendorst.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 2
Parketnummer: 10/811108-16
Datum uitspraak: 24 januari 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte] ,
[woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. N. van Bremen, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 10 januari 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. I. Streefland heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 67 dagen met aftrek van voorarrest, alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met een proeftijd van 5 jaar en de bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering, welke aanwijzingen mede kunnen inhouden een behandelverplichting en een klinische opname.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
zij op tijdstippen in de periode van 5 januari 2016 tot en met 5 maart 2016 te Rotterdam, haar kind, [naam slachtoffer] (geboren [geboortedatum slachtoffer] 2012), heeft mishandeld door
- [naam slachtoffer] meermalen door middel van een touw/koord met haar arm aan haar bed vast te binden en een groot aantal uren vastgebonden te laten en
- [naam slachtoffer] onvoldoende te verschonen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
mishandeling, begaan tegen haar kind.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft haar driejarige dochter mishandeld door haar meermalen met een touwtje aan haar bed vast te maken en haar onvoldoende te verschonen, als gevolg waarvan het kind letsel heeft opgelopen. Uit het dossier is duidelijk geworden dat de verdachte in de ten laste gelegde periode ernstig tekortgeschoten is in de zorg voor haar dochter. Juist in het eigen huis behoort een kind zich veilig en geborgen te voelen en behoren kinderen veilig en stabiel te kunnen opgroeien. De verdachte heeft door haar handelen afbreuk aan dat uitgangspunt gedaan. Het is algemeen bekend dat kinderen hiervan in de toekomst nog lang, ook nog op volwassen leeftijd, de nadelige gevolgen van kunnen ondervinden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 13 december 2017, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
7.3.2.
Rapportages
Psychiater drs. P.C.A. van der Graaff heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 31 mei 2016. Reclassering Nederland, Victas Centrum voor verslavingszorg heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 11 mei 2016. De verdachte heeft aan deze onderzoeken meegewerkt. Ook psycholoog drs. J.F.L.M. van Kemenade heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 7 mei 2016. De verdachte heeft geweigerd mee te werken aan dit onderzoek. Uit de rapportages van de psychiater en de reclassering wordt het volgende duidelijk.
Ten tijde van de ten laste gelegde periode kampte de verdachte met fysieke en geestelijke gezondheidsproblemen. Er was ook sprake van misbruik van alcohol. Dit alles heeft haar gedragskeuzes en gedragingen in sterke mate beïnvloed. Ze had te weinig oog voor de nodige zorg voor haar dochter en voor het feit dat zij niet alleen in staat was die zorg te leveren. De psychiater adviseert op grond hiervan de verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De verdachte was voorafgaande aan de ten laste gelegde periode in behandeling bij BAVO-Europoort. Gebleken is dat zij onvoldoende gebruik heeft gemaakt van de haar geboden behandeling en mijdingsgedrag vertoont ten aanzien van de hulpverlening. De psychiater acht van belang dat de verdachte de behandeling bij Bavo-Europoort hervat, maar wel in een meer intensieve vorm. Ook de reclassering is van mening dat intensivering van de behandeling bij BAVO-Europoort nodig is om eventuele recidive te voorkomen. Verder is het van belang dat de verdachte, separaat van de behandeling bij de Bavo-Europoort, bij Bouman verslavings-GGZ-hulp krijgt voor haar alcoholmisbruik.
De reclassering schat het recidiverisico in als laag en adviseert op basis van het voorgaande een (deels)voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met de bijzondere voorwaarden van een verplicht reclasseringscontact en het verplicht volgen van bovengenoemde behandelingen, alsmede een kortdurende klinische opname ten behoeve van crisis, detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek.
Aanvullende informatie
De verdachte heeft verklaard dat zij dagelijks medicatie slikt om de zucht naar alcohol te onderdrukken en sinds een jaar geen alcohol meer heeft gedronken. Verder is naar voren gebracht dat de dochter van de verdachte is ondergebracht in een perspectief biedend pleeggezin, waaruit de rechtbank opmaakt dat niet wordt verwacht dat de verdachte binnen afzienbare tijd opnieuw de zorg over haar dochter zal krijgen.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De rechtbank neemt het advies van de psychiater over en zal het bewezen feit in verminderde mate aan de verdachte toerekenen. Hoewel duidelijk is dat de verdachte geen boos opzet heeft gehad op de mishandeling van haar dochter, had zij ondanks haar geestelijke gezondheidsproblemen moeten begrijpen dat zij hiermee de gezondheid van haar dochter ernstig benadeelde en haar letsel toebracht. De verdachte ontkent dat ook niet, maar heeft op de terechtzitting aangegeven uit machteloosheid te hebben gehandeld: zij stond er als alleenstaande moeder alleen voor en als gevolg van haar persoonlijke problematiek overzag zij de situatie niet meer en heeft toen verkeerde keuzes gemaakt. Dat dit niet had mogen gebeuren en dat zij hulp had moeten vragen en accepteren, is haar nu duidelijk. De verdachte heeft op de terechtzitting spijt betuigd en kwam daarin oprecht over.
Dit alles neemt niet weg dat een straf, mede gelet op de ernst van het feit, op zijn plaats is. De rechtbank zal echter een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie geëist. Dat is mede ingegeven door het blanco strafblad van de verdachte en het feit dat de dochter van de verdachte uit huis is geplaatst. De verdachte ondervindt daarmee al grote gevolgen van haar handelen. Het verdriet dat zij daarvan heeft, is invoelbaar. De verdachte heeft op de terechtzitting aangegeven dat haar wens om haar dochter weer vaker te mogen zien haar motiveert om de noodzakelijke behandelingen te volgen en om dat ook in de toekomst te blijven doen. Zij is al begonnen met die behandelingen in het kader van de voorwaarden die zijn opgelegd bij de schorsing van de voorlopige hechtenis. Zij heeft zich goed gehouden aan die voorwaarden en zegt baat te hebben bij de geboden therapieën. Onder deze omstandigheden is de kans op recidive laag. Er is dan ook geen aanleiding om de verdachte de flinke stok achter de deur te geven die de officier van de justitie heeft geëist.
De verdachte heeft voor dit feit 67 dagen in voorlopige hechtenis gezeten. De rechtbank zal afzien van het opleggen van een langere (onvoorwaardelijke) gevangenisstraf.
Van belang is dat de begeleiding door de reclassering en de therapieën die zij volgt worden gecontinueerd. De rechtbank zal een deel van de straf voorwaardelijk opleggen met daaraan verbonden de voorwaarden die hierna worden genoemd, om met behulp van het strafrechtelijk instrumentarium voorzetting van die hulp en steun mogelijk te maken. Gelet op de tijd die de verdachte voor deze zaak in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, is dat voorwaardelijke strafdeel niet executabel.
Anders dan geëist door de officier van justitie acht de rechtbank een klinische opname niet nodig. Gelet op hetgeen verdachte heeft verklaard ten aanzien haar huidige alcoholgebruik en behandeltrouwheid ziet de rechtbank daarvoor onvoldoende aanleiding.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van twee (2) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte,
groot één (1) maand niet ten uitvoer zal worden gelegd, en verstaat dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarden naleeft;
stelt als algemene voorwaarden:
  • de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal houden aan de aanwijzingen te geven door Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde wordt verplicht om zich te laten behandelen voor haar persoonlijke
problematiek bij BAVO-Europoort te Rotterdam, of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die haar in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
3. de veroordeelde wordt verplicht om zich te laten behandelen voor haar problemen met alcohol bij Bouman verslavingszorg te Rotterdam, of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die haar in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, dat bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M. Smit, voorzitter,
en mrs. V.M. de Winkel en J. Snitker, rechters,
in tegenwoordigheid van M.J. Grootendorst, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 5 januari 2016 tot en met 5 maart 2016 te Rotterdam, haar kind, [naam slachtoffer] (geboren [geboortedatum slachtoffer] 2012),
heeft mishandeld door
- [naam slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, door middel van een touw/koord met haar arm aan haar bed vast te binden en/of een groot aantal uren vastgebonden te laten en/of
- [naam slachtoffer] onvoldoende te verschonen.
(Artikel 300 lid 1 jo. 304 Wetboek van Strafrecht)