ECLI:NL:RBROT:2018:5098

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 juni 2018
Publicatiedatum
26 juni 2018
Zaaknummer
ROT 17/6541
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslag op Wajong-uitkering en wijziging beslagvrije voet

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 27 juni 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, woonachtig te Vlaardingen, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De eiser ontving een Wajong-uitkering en was betrokken bij een rechtszaak naar aanleiding van een derdenbeslag dat was gelegd door Bosveld Incasso en Gerechtsdeurwaarders in verband met een openstaande vordering van het CAK. De eiser was veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 9.349,74, wat leidde tot het leggen van beslag op zijn Wajong-uitkering. De beslagvrije voet was door Bosveld vastgesteld op € 0,00 per maand, wat betekende dat een deel van de uitkering werd ingehouden en aan Bosveld werd betaald.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de eiser in beroep had aangevoerd dat de uitkering ten onrechte was verlaagd. De rechtbank oordeelde dat de verweerder, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, zich had gehouden aan de door Bosveld opgegeven beslagvrije voet en dat de inhouding op de Wajong-uitkering correct was uitgevoerd. De rechtbank benadrukte dat de bestuursrechter niet de geldigheid van het beslag kon beoordelen, maar enkel kon toetsen of de verweerder rekening had gehouden met de beslagvrije voet bij de betalingsbeslissing.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van de eiser ongegrond verklaard, omdat deze niet had aangetoond dat de verweerder niet correct had gehandeld. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 27 juni 2018, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Bestuursrecht 1
zaaknummer: ROT 17/6541

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 juni 2018 in de zaak tussen

[Naam eiser] , te Vlaardingen, eiser,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder,
gemachtigde: mr. S. Roodenburg.

Procesverloop

Bij besluit van 21 september 2017 (primair besluit 1) heeft verweerder eiser op de hoogte gebracht van een derdenbeslag.
Bij besluit van 12 oktober 2017 (primair besluit 2) heeft verweerder eiser meegedeeld dat de voor eiser geldende beslagvrije voet is gewijzigd.
Bij besluit van 10 november 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van eiser tegen de primaire besluiten (kennelijk) ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 juni 2018. Eiser is niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser ontvangt een Wajong-uitkering van verweerder. Bij vonnis van de kantonrechter van 30 juni 2017 is eiser veroordeeld een vordering van het CAK van € 9.349,74 (vermeerderd met de wettelijke rente) te voldoen. Op 13 september 2017 heeft Bosveld Incasso en Gerechtsdeurwaarders (Bosveld) onder verweerder executoriaal derdenbeslag gelegd op de Wajong-uitkering van eiser in verband met de openstaande vordering van het CAK. De beslagvrije voet is daarbij door Bosveld vastgesteld op € 0,00 per maand.
2. Bij primair besluit 1 heeft verweerder eiser meegedeeld dat, in verband met het door Bosveld gelegde beslag, het gedeelte van zijn (netto) Wajong-uitkering dat boven de beslagvrije voet uitkomt, vanaf 1 oktober 2017 wordt ingehouden en aan Bosveld wordt betaald.
3. Bij brief van 2 oktober 2017 heeft Bosveld verweerder meegedeeld dat de voor eiser bij terugvordering geldende beslagvrije voet € 887,87 is. Bosveld heeft daarbij ook meegedeeld dat het bedrag dat op eisers inkomen ingehouden moet worden op dat moment € 10.663,94 is en dat dit niet het totaalbedrag is, omdat daar maandelijks kosten voor de inning en wettelijke rente bijkomen.
4. Bij primair besluit 2 heeft verweerder eiser meegedeeld dat vanaf 1 november 2017 het bedrag van zijn Wajong-uitkering dat boven de beslagvrije voet van € 887,87 uit komt aan Bosveld wordt betaald.
5. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat de heroverweging in bezwaar op grond van vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) is beperkt tot de vraag of verweerder bij het nemen van de betalingsbeslissing binnen het kader van het beslag is gebleven. Verweerder heeft rekening gehouden met de door Bosveld opgegeven beslagvrije voet van € 0,00 respectievelijk € 887,87 per maand en is binnen het kader van het beslag gebleven. Omdat verweerder op grond van wettelijke bepalingen gehouden is aan wat de beslaglegger hem heeft opgedragen, kan wat eiser in bezwaar heeft aangevoerd niet leiden tot andere besluiten. Als eiser het niet eens is met het beslag zelf of het bedrag dat op zijn uitkering wordt ingehouden, moet eiser volgens verweerder contact opnemen met Bosveld.
6. Eiser heeft - kort en zakelijk weergegeven - aangevoerd dat verweerder ten onrechte zijn uitkering heeft verlaagd, omdat Bosveld ten onrechte beslag op zijn Wajong-uitkering heeft gelegd.
7.1.
Volgens vaste rechtspraak van de Raad, bijvoorbeeld de uitspraak van 9 december 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:4733, kan de beslagdebiteur (in dit geval eiser) bezwaren over een gelegd beslag op grond van artikel 438 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering voorleggen aan de civiele rechter en moet de derde-beslagene (in dit geval verweerder) volledige medewerking aan het beslag geven zonder de geldigheid en de omvang daarvan te mogen beoordelen. Ook de bestuursrechter moet bij de beoordeling van een betalingsbeslissing ter uitvoering van een gelegd beslag de geldigheid van dat beslag als een gegeven beschouwen. Zijn toetsing kan niet verder gaan dan de beantwoording van de vraag of verweerder bij zijn betalingsbeslissing rekening heeft gehouden met de beslagvrije voet.
7.2.
In het geval van eiser is sprake van een inhouding op zijn Wajong-uitkering wegens een schuld aan het CAK. Bosveld, de deurwaarder, heeft verweerder meegedeeld hoeveel de beslagvrije voet per maand bedraagt, namelijk € 0,- en vanaf 2 oktober 2017 € 887,87. Verweerder moest daarop af gaan en heeft bij zijn betalingsbeslissing rekening heeft gehouden met de beslagvrije voet van € 887,87 (vanaf 2 oktober 2017). Eisers uitkering was € 995,51, zodat verweerder vanaf 2 oktober 2017 per maand € 107,64 heeft ingehouden en aan Bosveld heeft betaald. Dit heeft verweerder in het bestreden besluit ook getoetst.
7.3.
Omdat eiser ook in beroep niet heeft gesteld en ook niet heeft onderbouwd dat verweerder bij zijn betalingsbeslissing geen rekening heeft gehouden met de beslagvrije voet, slaagt het beroep niet.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.V. van Baaren, rechter, in aanwezigheid van mr. Y.W. Geerts, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 juni 2018.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.