ECLI:NL:RBROT:2018:5098
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beslag op Wajong-uitkering en wijziging beslagvrije voet
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 27 juni 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, woonachtig te Vlaardingen, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De eiser ontving een Wajong-uitkering en was betrokken bij een rechtszaak naar aanleiding van een derdenbeslag dat was gelegd door Bosveld Incasso en Gerechtsdeurwaarders in verband met een openstaande vordering van het CAK. De eiser was veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 9.349,74, wat leidde tot het leggen van beslag op zijn Wajong-uitkering. De beslagvrije voet was door Bosveld vastgesteld op € 0,00 per maand, wat betekende dat een deel van de uitkering werd ingehouden en aan Bosveld werd betaald.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de eiser in beroep had aangevoerd dat de uitkering ten onrechte was verlaagd. De rechtbank oordeelde dat de verweerder, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, zich had gehouden aan de door Bosveld opgegeven beslagvrije voet en dat de inhouding op de Wajong-uitkering correct was uitgevoerd. De rechtbank benadrukte dat de bestuursrechter niet de geldigheid van het beslag kon beoordelen, maar enkel kon toetsen of de verweerder rekening had gehouden met de beslagvrije voet bij de betalingsbeslissing.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van de eiser ongegrond verklaard, omdat deze niet had aangetoond dat de verweerder niet correct had gehandeld. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 27 juni 2018, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending.