ECLI:NL:RBROT:2018:5090

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 mei 2018
Publicatiedatum
26 juni 2018
Zaaknummer
6515296 CV EXPL 17-8934
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling van redelijk loon bij overeenkomst van opdracht en onrechtmatig gebruik van portretrecht

In deze zaak, die voor de kantonrechter in Dordrecht werd behandeld, vorderde eiseres, een professioneel fotomodel, een schadevergoeding van haar gedaagde, een modellenbureau, wegens onrechtmatig gebruik van haar portret. De partijen waren in 2010 een overeenkomst aangegaan voor een fotoshoot ten behoeve van Xenos B.V., waarbij eiseres instemde met het gebruik van haar portret voor een bepaalde periode en tegen een afgesproken vergoeding. In 2016 ontdekte eiseres dat haar portret nog steeds door Xenos werd gebruikt, zonder dat zij hiervoor een passende vergoeding ontving. Eiseres vorderde in de hoofdzaak een schadevergoeding van € 10.000,- en stelde dat het gebruik van haar portret door het modellenbureau onrechtmatig was, omdat het bureau zonder haar toestemming de rechten had verlengd.

De kantonrechter oordeelde dat het modellenbureau niet onrechtmatig had gehandeld, omdat eiseres zelf had verzocht om de verlenging van de rechten. De rechter concludeerde dat er geen sprake was van onrechtmatig gebruik van het portretrecht, aangezien het modellenbureau de opdracht had gekregen om de verlenging te regelen. De rechter stelde vast dat het modellenbureau een bedrag van € 4.860,- had ontvangen voor het gebruik van het portret en dat eiseres recht had op een redelijk loon voor haar diensten. De rechter bepaalde dat het modellenbureau € 4.380,- aan eiseres moest betalen, vermeerderd met wettelijke rente, en veroordeelde het bureau in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke afspraken tussen partijen in overeenkomsten en de noodzaak om redelijke vergoedingen vast te stellen in het geval van hergebruik van portretrechten. De rechter wees de vorderingen van eiseres af die niet direct verband hielden met de schadevergoeding, zoals de verklaring voor recht, en concludeerde dat het modellenbureau als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten werd veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 6515296 CV EXPL 17-8934
uitspraak: 3 mei 2018
vonnis in de hoofdzaak en in het incident van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht,
in de zaak van:
[eiseres],
wonende te [plaatsnaam],
eiseres in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
gemachtigde: mr. G.C. Haulussy,
tegen:
[gedaagde],
h.o.d.n. [modellenbureau],
wonende te [plaatsnaam],
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
gemachtigde: mr. A.H.F. Kluwer.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [modellenbureau] c.q. [gedaagde] worden genoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
- de dagvaarding van 16 november 2017 tevens houdende provisionele eis;
- het herstelexploot van 28 november 2017;
- de conclusie van antwoord in de provisionele vordering en in de hoofdzaak;
- het vonnis van 18 januari 2018, waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
- de aantekening van de griffier dat voormelde comparitie, waarvan geen proces-verbaal is opgemaakt, op 12 maart 2018 is gehouden;
- de overgelegde producties.
1.2.
De uitspraak van dit vonnis is nader bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is werkzaam als professioneel fotomodel. [gedaagde] drijft een modellenbureau onder de naam [modellenbureau].
2.2.
Tussen partijen is in een e-mailwisseling van 1 en 2 november 2010 een overeenkomst tot stand gekomen, waarbij [eiseres] heeft ingestemd met een ‘fotoshoot’ ten behoeve van Xenos B.V. (hierna: Xenos) en met het gebruik van haar portret gedurende maximaal vijf jaar in winkels van Xenos. De overeengekomen vergoeding bedroeg “3 x halve dagtarief van € 200,00 incl. fee”.
2.3.
Een daarop betrekking hebbende aan [eiseres] gerichte (credit)factuur van [modellenbureau] vermeldt, voor zover hier van belang:
“(…)
Afrekening datum :30-12-2010
(…)
Onderwerp :Xenos
Werk locatie :Vught
Werk datum :10-11--2010
Model :[voornaam eiseres]
Werktijd :2 á 3 uur € 200,00
Afkoop :€ 200,00 á 2 € 400,00
Totaal inclusief afkoop € 600,00
Bureaufee 20% - € 120,00
Te ontvangen (…) € 480,00”
2.4.
In 2016 heeft [eiseres] geconstateerd dat Xenos haar portret nog steeds gebruikte. [eiseres] heeft zich telefonisch tot [modellenbureau] gewend met de vraag ‘een en ander met Xenos te regelen’.
2.5.
[modellenbureau] is met Xenos overeengekomen dat het recht om het portret van [eiseres] te gebruiken wordt verlengd tot november 2018 tegen betaling aan [modellenbureau] van een bedrag van € 4.860,- exclusief btw.
2.6.
Xenos heeft [eiseres] bij e-mailbericht van 22 september 2016 onder meer bericht dat zij de kosten van de verlenging van het gebruik van het portret van [eiseres] van € 4.860,- exclusief btw aan [modellenbureau] heeft betaald.
2.7.
[modellenbureau] heeft [eiseres] voor de verlenging van het gebruik van haar portret door Xenos een bedrag van € 125,- aangeboden.
2.8.
Een e-mailbericht van [modellenbureau] aan [eiseres] van 23 september 2016 houdt in, voor zover hier van belang:
“(…)
Goed dat je even belde en leuk je even gesproken te hebben.
We zijn net terug van vakantie en zijn er gelijk even ingedoken.
Had eerder het idee dat het allang was afgerond,
Goed nieuws is dat voor hergebruik van de foto wat in de winkel gebruikt wordt tot uiterlijk 2018 een vergoeding geaccordeerd is van € 125,00.
(…)”.
2.9.
[eiseres] is niet akkoord gegaan met de hoogte van de aangeboden vergoeding.

3.Het geschil

in de hoofdzaak
3.1.
[eiseres] vordert in de hoofdzaak om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- voor recht te verklaren dat het gebruik van het portret van [eiseres] door [modellenbureau] onrechtmatig is, behoudens voor zover dat gaat om het standaardgebruik in de periode gedurende één jaar na 10 november 2010, en dat [eiseres] voor al het overige gebruik van haar portret recht heeft op een passende schadevergoeding van [modellenbureau];
- [modellenbureau] te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding van € 10.000,-, dan wel een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente vanaf 1 januari 2016,
met veroordeling van [modellenbureau] in de proceskosten.
3.2.
Aan de vordering in de hoofdzaak legt [eiseres] het volgende ten grondslag.
[modellenbureau] heeft zonder toestemming van [eiseres] aan Xenos het recht verleend om twee jaar na 2016 het portret van [eiseres] te gebruiken (verder het hergebruik) voor een bedrag van € 4.860,- exclusief btw.
3.3.
[modellenbureau] concludeert tot afwijzing van de vordering. Zij betwist dat zij zonder toestemming de rechten voor Xenos heeft verlengd. In dit verband voert zij aan dat [eiseres] heeft verzocht de verlenging van de rechten voor Xenos te regelen, hetgeen zij heeft gedaan op basis van de eerder met [eiseres] overeengekomen tarieven.
in het incident
3.4.
[eiseres] vordert, bij wege van provisionele vordering, [modellenbureau] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen:
- binnen 1 week na betekening van het te wijzen provisioneel vonnis aan [eiseres] af te geven alle (financiële) stukken met betrekking tot het gebruik van het portret van [eiseres] en de door [modellenbureau] ontvangen bedragen van haar opdrachtgever Xenos ter zake het gebruik van het portret van [eiseres];
- het gebruik van het portret van [eiseres] binnen vijf dagen na betekening van het provisioneel vonnis te staken en gestaakt te houden, op straffe van verbeurte van een dwangsom van
€ 1.000,- per dag dat het gebruik voortduurt,
met veroordeling van [modellenbureau] in de proceskosten.
3.5.
[modellenbureau] concludeert tot afwijzing van de provisionele vordering.

4.De beoordeling

in de hoofdzaak en in het incident
4.1.
Vast staat dat [eiseres] aan [modellenbureau] heeft gevraagd om ‘een en ander te regelen’. Terecht heeft [modellenbureau] hier uit opgemaakt dat [eiseres] haar een opdracht heeft gegeven. De overeenkomst die [modellenbureau] met Xenos heeft gesloten is gebaseerd op deze afspraak, zodat er geen sprake is van onrechtmatig gebruik van Praks portretrecht, nog daargelaten dat niet [modellenbureau], maar Xenos gebruik maakt van het portret. De gevorderde schadevergoeding kan dus niet op grond van onrechtmatige daad worden toegewezen.
4.2.
Het debat van partijen spitst zich toe op het aan [eiseres] toekomende bedrag voor het hergebruik. Volgens [modellenbureau] is dat € 125,- (productie 4 bij dagvaarding) of € 360,- exclusief btw (conclusie van antwoord onder 6). [eiseres] wijst er op dat er een wanverhouding bestaat tussen de betaling van Xenos aan [modellenbureau] (€ 4.860,-) en de aan [eiseres] aangeboden vergoeding (dagvaarding onder 9). In feite gaat het debat over nakoming van de betalingsverplichting door [modellenbureau] en in die zin zal de kantonrechter op basis van artikel 25 Rv de rechtsgronden aanvullen. Gelet op het gevoerde debat kan deze beslissing voor partijen geen verrassing zijn.
4.3.
De inhoud van de opdracht aan [modellenbureau] is echter niet duidelijk. Bij de beantwoording van de vraag wat partijen zijn overeengekomen komt het aan op de zin die partijen over en weer aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (artikel 6:248 lid 1 BW Haviltex maatstaf).
4.4.
[modellenbureau] neemt zonder meer aan, dat de aan haar verleende opdracht is verleend onder precies dezelfde condities als die voor de boekingsovereenkomst van 2010 golden. Zij legt evenwel niet uit, waarom [eiseres] dat had moeten begrijpen. Er is in dit geval geen reden om automatisch een niet meer geldende (boekings)overeenkomst als uitgangspunt te nemen. In 2010 moest [modellenbureau] het nodige regelen: contacten leggen tussen Xenos en [eiseres], fotoshoot enz. Gedurende de looptijd van de overeenkomst heeft [modellenbureau] deze kosten kunnen terugverdienen. Bij een boekingsovereenkomst bemiddelt [modellenbureau] tussen het model en de opdrachtgever (artikel 2 lid 1 van de boekingsvoorwaarden; productie 7 bij dagvaarding).
In 2016 heeft [eiseres] bedoeld een opdracht te geven aan [modellenbureau] om namens [eiseres] een vergoeding voor het portretrecht te verkrijgen. [modellenbureau] heeft dat kennelijk ook zo begrepen, want zij heeft geregeld dat Xenos € 4.860,- ter zake het gebruik van het portretrecht van [eiseres] heeft betaald.
4.5.
De aard van de opdracht brengt mee, dat [modellenbureau] dit bedrag aan [eiseres] diende door te betalen, verminderd met het aan haar toekomende loon. Nu geen loon is afgesproken, is [eiseres] aan [modellenbureau] een op gebruikelijke wijze berekend loon verschuldigd of, bij gebreke daarvan, een redelijk loon (art 7:405 lid 2 BW). Hiervoor is al uiteengezet dat de boekingsovereenkomst zodanig afwijkt van een overeenkomst om hergebruik te regelen, dat niet automatisch kan worden aangesloten bij de tarieven waarmee [eiseres] in 2010 akkoord was. Bovendien vermelden de boekingsvoorwaarden (productie 7 bij dagvaarding) geen tarieven en hergebruik wordt in die voorwaarden evenmin geregeld. Er zijn tussen partijen geen gebruikelijke tarieven afgesproken, dus moet een redelijk loon worden vastgesteld.
4.6.
[modellenbureau] vindt € 4.735,- (€ 4.860,- -/- € 125,-) of € 4.500,- (€ 4.860,- -/- € 360,-) kennelijk een redelijk loon. Dat zou een ernstige wanverhouding tussen de door [modellenbureau] geleverde prestatie en haar loon betekenen, dus dat standpunt kan niet worden aanvaard.
Een percentage van het voor de opdrachtgever binnengehaald bedrag komt redelijk voor. Bij de eerste overeenkomst bracht [modellenbureau] bij [eiseres] een bureaufee van 20% in rekening (zie hiervoor onder r.o. 2.3.). Nu [modellenbureau] nauwelijks kosten heeft gehad en evenmin de rechten van [eiseres] heeft bewaakt (dat heeft [eiseres] zelf moeten doen) is 10% van het gerealiseerde bedrag een redelijke vergoeding.
4.7.
[modellenbureau] heeft € 4.860,- (exclusief btw) voor [eiseres] binnengehaald. Zij dient op grond van de betalingsverplichting in de overeenkomst met [eiseres] een bedrag van € 4.860,- -/- € 480,- = € 4.380,- (exclusief btw) aan [eiseres] te betalen. Over dit bedrag is de wettelijke handelsrente verschuldigd. [eiseres] vordert wettelijke handelsrente vanaf 1 januari 2016, onder verwijzing naar haar sommatie van 16 januari 2017, zodat de kantonrechter begrijpt dat sprake is van een kennelijke verschrijving. [modellenbureau] betwist op zichzelf niet dat het verzuim op 16 januari 2017 is ingetreden, zodat de wettelijke handelsrente vanaf die datum zal worden toegewezen.
4.8.
Gelet op deze uitkomst, heeft [eiseres] geen zelfstandig belang meer bij de gevorderde verklaring voor recht (art 3:303 BW). Dit onderdeel van de vordering zal worden afgewezen. Hetzelfde geldt voor de provisionele vordering.
4.9.
[modellenbureau] wordt als de overwegend in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten. Nu [eiseres] procedeert op basis van een toevoeging blijven de verschotten beperkt tot het verschuldigde griffierecht. De kosten in het incident worden wederzijds begroot op nihil, zodat een kostenveroordeling achterwege kan blijven.

5.De beslissing

De kantonrechter:
in het incident
wijst het gevorderde af;
in de hoofdzaak
veroordeelt [modellenbureau] tot betaling aan [eiseres] van € 4.380,-, vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119a BW daarover vanaf 16 januari 2017 tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [modellenbureau] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] vastgesteld op € 78,- aan verschotten en € 400,- aan salaris voor de gemachtigde, van welke bedragen het totaal rechtstreeks aan die gemachtigde dient te worden voldaan, genoemde bedragen te vermeerderen met de verschuldigde rente vanaf 14 dagen na de uitspraak van het vonnis tot aan de dag der voldoening;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. ir. A.J.E. Cartigny en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
546