Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag (belastingkamer).
Op grond van artikel 110 van de Waterschapswet besluit het algemeen bestuur tot het invoeren, wijzigen of afschaffen van een waterschapsbelasting door het vaststellen van een belastingverordening.
Op grond van artikel 116, aanhef en onder c, van de Waterschapswet wordt verstaan onder natuurterreinen: ongebouwde onroerende zaken waarvan de inrichting en het beheer geheel of nagenoeg geheel en duurzaam zijn afgestemd op het behoud of de ontwikkeling van natuur en worden onder natuurterreinen mede verstaan bossen en open wateren met een oppervlakte van ten minste één hectare.
Op grond van artikel 117, eerste lid, van de Waterschapswet wordt ter bestrijding van kosten die zijn verbonden aan de zorg voor het watersysteem onder de naam watersysteemheffing een heffing geheven van hen die:
b. krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van ongebouwde onroerende zaken, niet zijnde natuurterreinen;
c. krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van natuurterreinen;
d. krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van gebouwde onroerende zaken.
Op grond van artikel 120, eerste lid, van de Waterschapswet, voor zover van belang, stelt het algemeen bestuur ten behoeve van de in artikel 117 bedoelde heffing een verordening vast, waarin voor elk van de categorieën van heffingplichtigen de toedeling van het kostendeel is opgenomen.
Op grond van artikel 120, tweede lid, van de Waterschapswet wordt de toedeling van het kostendeel voor de categorie, bedoeld in artikel 117, onderdeel a, bepaald aan de hand van de gemiddelde inwonerdichtheid per vierkante kilometer in het gebied van het waterschap. Het door het waterschap bij verordening, als bedoeld onder het eerste lid, te bepalen kostenaandeel bedraagt:
a. minimaal 20% en maximaal 30% wanneer het aantal inwoners per vierkante kilometer niet meer bedraagt dan 500;
b. minimaal 31% en maximaal 40% wanneer het aantal inwoners per vierkante kilometer meer bedraagt dan 500, maar niet meer dan 1000;
c. minimaal 41% en maximaal 50% wanneer het aantal inwoners per vierkante kilometer meer bedraagt dan 1000.
Op grond van artikel 120, vierde lid, van de Waterschapswet wordt de toedeling van het kostendeel voor de categorieën, bedoeld in artikel 117, onderdelen b tot en met d, bepaald op basis van de waarde van de onroerende zaken in het economische verkeer. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden hiertoe nadere regels gesteld.
Op grond van artikel 121, eerste lid, van de Waterschapswet geldt voor de heffing als heffingsmaatstaf:
a. ter zake van ingezetenen als bedoeld in artikel 117, onderdeel a: de woonruimte, waarbij het tarief wordt gesteld op een gelijk bedrag per woonruimte;
b. ter zake van ongebouwde onroerende zaken als bedoeld in artikel 117, onderdeel b: de oppervlakte, waarbij het tarief wordt gesteld op een gelijk bedrag per hectare;
c. ter zake van ongebouwde onroerende zaken als bedoeld in artikel 117, onderdeel c: de oppervlakte, waarbij het tarief wordt gesteld op een gelijk bedrag per hectare;
d. ter zake van gebouwde onroerende zaken als bedoeld in artikel 117, onderdeel d: de waarde die voor de onroerende zaak wordt bepaald op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken voor het kalenderjaar, waarbij het tarief wordt gesteld op een vast percentage van de waarde.
Op grond van artikel 122a, eerste lid, van de Waterschapswet kan ter bestrijding van kosten die zijn verbonden aan de behartiging van de taak ter zake van het wegenbeheer, binnen het gebied waar deze taak wordt uitgevoerd, onder de naam wegenheffing een heffing worden geheven.
Op grond van het tweede lid van genoemd artikel kan de wegenheffing worden geheven van hen die:
b. krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van ongebouwde onroerende zaken, niet zijnde natuurterreinen;
c. krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van natuurterreinen;
d. krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van gebouwde onroerende zaken.
Op grond van artikel 122b, eerste lid, van de Waterschapswet stelt het algemeen bestuur ten behoeve van de in artikel 122a bedoelde heffing een verordening vast, waarin voor elk van de categorieën van heffingplichtigen de toedeling van het kostendeel is opgenomen.
Op grond van artikel 6.2 van het Waterschapsbesluit worden de kostendelen, bedoeld in artikel 120, vierde lid, van de wet, vastgesteld op basis van de onderlinge verhoudingen tussen de waarden in het economische verkeer van:
a. het totaal van de ongebouwde onroerende zaken, niet zijnde natuurterreinen;
b. het totaal van de natuurterreinen; en
c. het totaal van de gebouwde onroerende zaken,
binnen het gebied van het waterschap.
Op grond van artikel 6.3 van het Waterschapsbesluit is de waarde van de ongebouwde onroerende zaken, niet zijnde natuurterreinen, de som van de waarden in het economische verkeer van de:
b. openbare landwegen, inclusief kunstwerken;
c. banen voor openbaar vervoer per rail, inclusief kunstwerken;
e. overige ongebouwde onroerende zaken.
Op grond van artikel 6.4, eerste lid, van het Waterschapsbesluit is de waarde van elk van de categorieën ongebouwde zaken, bedoeld in artikel 6.3, onderdelen a en c tot en met e, het product van de oppervlakte in hectaren en de gemiddelde waarde per hectare van de desbetreffende categorie ongebouwde zaken binnen het gebied van het waterschap.
Op grond van artikel 6.5, eerste lid, van het Waterschapsbesluit wordt de gemiddelde waarde per hectare van agrarische gronden bepaald op basis van of afgeleid uit verkooptransacties van agrarische gronden binnen het gebied van het waterschap.
Op grond van artikel 6.5, tweede lid, van het Waterschapsbesluit wordt de waarde bepaald op de waarde die aan de agrarische gronden dient te worden toegekend, indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de gronden als agrarische gronden in gebruik zouden blijven.
Op grond van artikel 6.8 van het Waterschapsbesluit wordt de gemiddelde waarde per hectare van de ongebouwde onroerende zaken, bedoeld in artikel 6.3, onderdeel e, gesteld op de gemiddelde waarde per hectare van de agrarische gronden binnen het gebied van het waterschap.
Op grond van artikel 6.9, eerste lid, van het Waterschapsbesluit is de waarde in het economische verkeer van de natuurterreinen het product van de oppervlakte in hectaren en de gemiddelde waarde per hectare van deze natuurterreinen binnen het gebied van het waterschap.
Op grond van artikel 6.9, tweede lid, van het Waterschapsbesluit wordt de gemiddelde waarde per hectare van de natuurterreinen gesteld op 20% van de gemiddelde waarde per hectare van de agrarische gronden binnen het gebied van het waterschap.
De in artikel 120, eerste lid, en artikel 122b, eerste lid, van de Waterschapswet bedoelde verordening is hier de Kostentoedelingsverordening watersysteembeheer en wegenbeheer Schieland en de Krimpenerwaard 2014 (de Verordening).
Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Verordening worden de kosten voor het watersysteembeheer als volgt aan de heffingplichtige categorieën toegedeeld:
a. 50,00% aan de ingezetenen;
b. 6,30% aan de zakelijk gerechtigden van ongebouwde onroerende zaken, niet zijnde natuurterreinen;
c. 0,013% aan de zakelijk gerechtigden van natuurterreinen;
d. 43,687% aan de zakelijk gerechtigden van gebouwde onroerende zaken.
Op grond van artikel 3, eerste lid, van de Verordening worden de kosten voor het wegenbeheer als volgt aan de heffingplichtige categorieën toegedeeld:
a. 32,00% aan de ingezetenen;
b. 9,32% aan de zakelijk gerechtigden van ongebouwde onroerende zaken, niet zijnde natuurterreinen;
c. 0,02% aan de zakelijk gerechtigden van natuurterreinen;
d. 58,66% aan de zakelijk gerechtigden van gebouwde onroerende zaken.
Op grond van artikel 6, eerste lid, van de Verordening watersysteemheffing 2009, zoals die gold met ingang van 1 januari 2016, bedraagt met inachtneming van het bepaalde dienaangaande in de Kostentoedelingsverordening watersysteembeheer en wegenbeheer Schieland en de Krimpenerwaard 2015, het tarief van de heffing voor ongebouwde onroerende zaken € 104,32 per hectare.
Op grond van artikel 8 van de Verordening watersysteemheffing 2009, zoals die gold met ingang van 1 januari 2016, bedraagt met inachtneming dienaangaande van het bepaalde in de kostentoedelingsverordening, bedraagt het tarief van de heffing voor natuurterreinen € 2,89 per hectare.
In de Verordening wegenheffing 2006, zoals gewijzigd per 1 januari 2016, staan de tarieven voor de wegenheffing: € 35,22 per hectare voor ongebouwde onroerende zaken (artikel 6) en € 3,58 per hectare voor natuurterreinen (artikel 8).