ECLI:NL:RBROT:2018:508

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 januari 2018
Publicatiedatum
25 januari 2018
Zaaknummer
10/960127-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor het aanwezig hebben van vuurwapens en witwassen na onvoldoende bewijs

Op 24 januari 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van vuurwapens en witwassen. De zaak kwam voor de rechtbank na een onderzoek op de terechtzitting op 10 januari 2018. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte schuldig werd verklaard en een gevangenisstraf van 18 maanden opgelegd zou worden. De verdachte ontkende echter wetenschap te hebben gehad van de wapens die op 5 april 2017 in de woning van haar ex-partner in Brunssum waren aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de verdachte en de omstandigheden rondom de wapens niet overtuigend bewijs opleverden voor de tenlastelegging. De rechtbank concludeerde dat niet bewezen kon worden dat de verdachte de wapens voorhanden had gehad, en sprak haar vrij van dit feit.

Daarnaast werd de verdachte ook beschuldigd van witwassen. De officier van justitie stelde dat er een vermoeden van witwassen bestond, gezien de contante geldbedragen die bij de verdachte waren aangetroffen en de grote contante stortingen op haar rekening. De verdachte verklaarde dat deze bedragen afkomstig waren uit haar werk als yoga-instructrice en dat zij ook kinderalimentatie ontving. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de verdachte niet als onwaarschijnlijk terzijde mocht worden gesteld en dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan witwassen. Daarom werd ook voor dit feit vrijspraak verleend. De rechtbank besloot tot teruggave van de in beslag genomen auto aan de verdachte, nu zij van de witwasbeschuldigingen was vrijgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/960127-17
Datum uitspraak: 24 januari 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte] ,
[woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. F.A.G.M. Landerloo, advocaat te Maastricht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 10 januari 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E. van Doorn heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde verboden wapenbezit en witwassen;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak feit 1
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie komt tot bewezenverklaring van feit 1 en heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Op 5 april 2017 zijn bij de doorzoeking in de woning aan de [adres delict] te Brunssum meerdere vuurwapens en munitie aangetroffen. Op dit adres staat ingeschreven de heer [naam ex-partner verdachte] . Verdachte had een relatie met hem. Zij stond met ingang van januari 2017 niet meer op dat adres ingeschreven en zegt dat zij ten tijde van de doorzoeking op een ander adres verbleef. Uit opgevraagde historische gegevens van de telefoon van verdachte blijkt evenwel dat deze in de periode januari 2017 tot 12 mei 2017 tussen 17.00 en 07.00 uur telefoonmasten in de buurt van de woning [adres delict] aanstraalt. De officier van justitie acht de verklaring dat zij niet op dat adres woont daarom ongeloofwaardig.
De officier van justitie acht ook de verklaring dat de verdachte geen weet had van de aanwezigheid van de wapens ongeloofwaardig. Gelet op de locaties waar de wapens en munitie in de woning zijn aangetroffen (de vuurwapens lagen in een kistje onder een kast, de busjes traangas en de boksbeugel in de keuken en de patronen onder meer in een commode in de slaapkamer) was de verdachte zich bewust van deze wapens en munitie en heeft zij deze samen met [naam ex-partner verdachte] voorhanden gehad.
Ten aanzien van het wapen met magazijn en patronen dat in de garage behorende bij de woning is aangetroffen heeft de officier van justitie vrijspraak bepleit, aangezien deze goed verstopt lagen.
4.1.2.
Beoordeling
De verdachte ontkent dat zij wetenschap had van de aanwezigheid van de wapens die op 5 april 2017 in de woning aan de [adres delict] in Brunssum zijn aangetroffen.
Op dit adres woont [naam ex-partner verdachte] , met wie zij een relatie had en met wie zij ook enige tijd op dat adres heeft samengewoond. De verdachte heeft verklaard dat de relatie al vóór de ten laste gelegde datum was beëindigd en dat zij toen niet meer met [naam ex-partner verdachte] samenwoonde, maar nog wel af en toe bij hem over de vloer kwam. Uit het dossier blijkt dat de verdachte met ingang van januari 2017 staat ingeschreven op het adres [adres verdachte] in Brunssum.
Aan het feit dat de telefoon van de verdachte aanstraalt op masten in Brussum kan geen doorslaggevende betekenis worden gehecht, omdat haar eigen woning ook in Brunssum staat. Ook uit de locaties waar de wapens zijn aangetroffen, kan niet zonder meer worden afgeleid dat de verdachte zich op de momenten dat zij bij de verdachte over de vloer kwam, bewust moet zijn geweest van de aanwezigheid van de wapens in de woning. Daarbij komt voorts dat uit niets blijkt op welk moment de wapens en de munitie in de woning zijn gekomen c.q. hoe lang die wapens en munitie in de woning aanwezig zijn geweest, zodat ook uit het feit dat de verdachte eerder met de heer [naam ex-partner verdachte] in die woning heeft samengewoond geen bewijs kan worden ontleend.
[naam ex-partner verdachte] heeft tot slot verklaard dat de aangetroffen wapens zijn eigendom zijn en dat verdachte daar niets van af wist.
Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat niet overtuigend is bewezen dat de verdachte de in de tenlastelegging vermelde vuurwapens op 5 april 2017 voorhanden heeft gehad.
4.2.
Vrijspraak feit 2
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie komt tot bewezenverklaring van feit 2 primair en daartoe is het volgende aangevoerd.
In een tasje van de verdachte is een geldbedrag van 3610 euro aangetroffen en op het aanrecht een bedrag van 300 euro. Op de privérekening van de verdachte is over een periode van 5 jaar een bedrag van 72.475 euro contant gestort. Tevens heeft de verdachte de beschikking gehad over een auto, een VW Polo, die door [naam ex-partner verdachte] contant is aangeschaft voor een bedrag van 16.500 euro en die de verdachte naar eigen zeggen later van hem heeft overgenomen voor 8000 euro.
De officier van justitie is van oordeel dat deze contante stortingen en betalingen niet in verhouding staan tot de bij de belastingdienst bekende legale inkomsten en dat de herkomst van dat geld niet verklaarbaar is. Het feit dat er drugs en wapens in de woning aan de [adres delict] te Brunssum zijn aangetroffen, maakt dat er een weerlegbaar vermoeden is van witwassen.
De verdachte heeft tot aan de zitting geen verklaring over de herkomst van het geld afgelegd. Eerst op de zitting wordt de herkomst van dit geld onderbouwd. De officier van justitie is van oordeel dat dit bewijs in een dusdanig laat stadium is overgelegd dat dit ter zijde dient te worden geschoven.
Mocht de rechtbank de op de zitting afgelegde verklaring van de verdachte op voorhand niet hoogst onwaarschijnlijk en de door haar overlegde stukken genoegzaam achten, dan verzoekt de officier van justitie om aanhouding van de behandeling van de zaak zodat overgelegde stukken nader onderzocht kunnen worden en getuigen kunnen worden gehoord.
4.2.2.
Beoordeling
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van artikel 420bis of 420quater, eerste lid, Sr opgenomen bestanddeel "afkomstig uit enig misdrijf", niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling ter zake van dit wetsartikel vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit
enigmisdrijf.
Indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen een voorwerp en een bepaald misdrijf, kan niettemin bewezen worden geacht dat een voorwerp "uit enig misdrijf" afkomstig is, wanneer het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Als uit het door het openbaar ministerie aangedragen bewijs, feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid die van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het voorwerp.
Indien de verdachte een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven over de herkomst van het voorwerp, dan ligt het vervolgens op de weg van het openbaar ministerie om nader onderzoek te doen naar de uit de verklaringen van de verdachte blijkende alternatieve herkomst van het voorwerp.
Witwassen is niet bewezen als uit de resultaten van een dergelijk onderzoek blijkt dat een criminele herkomst niet als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
De rechtbank stelt vast dat in een tasje van de verdachte een geldbedrag van 3610 euro is aangetroffen en dat op het aanrecht van de woning van [naam ex-partner verdachte] een bedrag van 300 euro lag. Op de privérekening van de verdachte is over een periode van ruim vijf jaar een bedrag van 72.475 euro contant gestort. Tevens heeft zij de beschikking gehad over een auto, een VW Polo, die door [naam ex-partner verdachte] contant is aangeschaft voor een bedrag van 16.500 euro en die zij, naar eigen zeggen, acht maanden later van hem heeft overgenomen voor een bedrag van 8000 euro.
Gelet op het feit dat de verdachte kennelijk over contante geldbedragen kon beschikken en dat op camerabeelden is waargenomen dat de verdachte vertrok uit het pand van haar (ex-) vriend waar korte tijd later drugs en wapens zijn aangetroffen, is sprake van een vermoeden van witwassen. De verdachte heeft over de herkomst van de contante geldstortingen op haar privérekening verklaard dat dit haar inkomsten zijn van de yogalessen die zij geeft. Hieromtrent heeft zij in een eerder stadium per e-mail aan het Openbaar Ministerie en vervolgens opnieuw op de terechtzitting bewijsstukken overgelegd en haar schriftelijke administratie laten zien. Daaruit valt op te maken dat zij een gediplomeerd yoga instructrice is en dat cursisten 10 euro cash per les betaalden. Zij gaf meerdere groepslessen per week. De verdachte stortte de opbrengsten per maand op haar rekening, telkens een bedrag van rond de 1000 euro. Voorts heeft zij aangegeven dat zij kinderalimentatie contant ontving en heeft zij verklaringen overgelegd dat aan haar in de afgelopen enige bedragen van enkele duizenden euro’s zijn geschonken.
Over het geld dat in een damestas is aangetroffen heeft zij aan de hand van overgelegde documenten verklaard dat dit deels geld was uit de spaarpotten van haar kinderen dat zij op hun rekening zou storten en deels cash betaalde contributie van de door haar gegeven yogalessen.
Ook heeft de verdachte uitgelegd hoe het is gegaan met de aanschaf van de VW Polo.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van de verdachte niet als onwaarschijnlijk terzijde mag worden gesteld en dat deze in combinatie met de door haar overgelegde stukken van dien aard is dat op grond daarvan de mogelijkheid dat het voorwerp een legale herkomst heeft niet kan worden uitgesloten. Hierbij is betrokken dat in het dossier diverse belastingaangiften van de verdachte zitten waaruit blijkt dat zij gedurende meer achtereenvolgende jaren opgave heeft gedaan van inkomsten van tussen de 10.000 à 12.000 euro per jaar met als omschrijving ‘yoga’.
Er zijn ook overigens geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden op grond waarvan kan worden vastgesteld dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp in de tenlastelegging onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is.
Aldus komt de rechtbank tot de conclusie dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde geldbedragen en de auto heeft witgewassen, zodat de verdachte ook hiervan moet worden vrijgesproken.
Verzoek van de officier van justitie tot aanhouding van de zaak
De officier van justitie heeft verzocht de behandeling van de zaak aan te houden om nader onderzoek te verrichten naar de door de verdachte gestelde alternatieve herkomst van het geld, door deelneemsters aan de yogalessen te horen, mocht de rechtbank de door de verdachte afgelegde verklaring en de door haar overlegde stukken genoegzaam achten.
De rechtbank wijst dit verzoek af, omdat ter zitting is komen vast te staan dat de verdediging al in een vroeg stadium de administratie en overige bewijsstukken van de verdachte digitaal aan het Openbaar Ministerie heeft toegezonden. De verdediging beschikt over een ontvangstbevestiging, zodat er van uitgegaan moet worden dat de stukken het Openbaar Ministerie hebben bereikt. Het Openbaar Ministerie is daarmee voldoende in de gelegenheid gesteld nader onderzoek te doen naar de door de verdachte gestelde alternatieve herkomst van de contante geldbedragen. De omstandigheid dat die informatie de zaaksofficier niet heeft bereikt, zoals zij heeft aangevoerd, kan niet aan de verdachte worden toegerekend. Onder deze omstandigheden en in dit late stadium voldoet verzoek van de officier van justitie om nader onderzoek te doen niet aan de daaraan te stellen motiveringseisen.
4.2.3.
Conclusie
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

5.In beslag genomen voorwerpen

De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen VW Polo met kenteken [kentekennummer] verbeurd te verklaren.
De raadsvrouw heeft bepleit dat de inbeslaggenomen auto aan de verdachte dient te worden teruggegeven, gelet op de door haar bepleitte vrijspraak.
Nu de verdachte van het onder 2 ten laste gelegde feit zal worden vrijgesproken zal ten aanzien van de in beslag genomen auto VW Polo, met kenteken [kentekennummer] een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte, zijnde degene bij wie deze in beslag is genomen en die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.

6.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

7.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan verdachte van de auto, VW Polo, met kenteken [kentekennummer] .
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. Snitker, voorzitter,
en mrs. V.M. de Winkel en M. Smit, rechters,
in tegenwoordigheid van M.J. Grootendorst, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
zij op of omstreeks 5 april 2017 te Brunssum, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(een) (vuur)wapen(s) als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1 in de zin van artikel 1 onder 3 van de Wet wapens en munitie, te weten:
- een (vuur)wapen van het merk Reck / Double Eagle mini 9 P.A.,
- een (vuur)wapen van het merk Kahr,
- een (vuur)wapen van het merk Glock Austria.45,
en/of
een of meer patroonmagazijn(en) als bedoeld in artikel 2 lid 2 Categorie III in de zin van artikel 1 onder 3 van de Wet wapens en munitie, te weten:
- een patroonmagazijn van het merk Reck / Double Eagle mini 9 P.A, kaliber 9
mm P.A. Knall,
- 2 patroonmagazijn(en) van het merk Glock/.45 Gap,
- 2 patroonmagazijn(en) van het merk Kahr/P9,
en/of
munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 Categorie III in de zin van artikel 1 onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten:
- 84 kogelpatronen van het merk Pretoria Metal Pressing, kaliber 9mm Luger,
- 41 kogelpatronen van het merk CBC, kaliber .45GAP,
- 10 kogelpatronen van het merk CBC, kaliber 9mm Luger,
- 5 kogelpatronen van het merk Pretoria Metal Pressing, kaliber 9mm Luger,
- 6 knalpatronen van het merk RWS, kaliber 9 mm P.A. Knall,
- 4 gaspatronen van het merk PTS, caliber 9mm P.A. CS,
- 9 kogelpatronen van het merk CBS, kaliber .45 GAP,
en/of
een of meerdere wapen(s) als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie I onder 3 van de Wet wapens en munitie, te weten
- een boksbeugel,
- een vilmes als bedoeld in artikel 2 onder D van de Regeling wapens en munitie,
en/of
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie II onder 6 van de Wet wapens en munitie, te weten drie, althans een of meerdere busjes pepperspray, zijnde (een) voorwerp(en) bestemd voor het treffen van personen met een giftige en/of verstrikkende en/of weerloosmakende en/of traanverwekkende stof, voorhanden heeft gehad
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
(art 26 lid 1 Wet wapens en munitie)
2.
zij in of omstreeks de periode 1 januari 2012 tot en met 1 mei 2017 te
Brunssum, althans in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen,
van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt,
immers heeft zij, verdachte en/of haar mededaders van (een) voorwerp(en) te weten:
- 3.910 euro (cash geld aangetroffen in woning) en/of
- 72.475 euro (cash stortingen op privérekening [naam verdachte] ) en/of
- 16.500 euro (cash betaling auto VW Polo) en/of een auto van het merk VW Polo
met kenteken [kentekennummer] ,
(telkens) de werkelijke aard en/of herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld, althans verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op voornoemd(e) geldbedrag(en) en/of de auto was/is
en/of
(telkens) deze geldbedragen en/of deze auto verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of van deze geldbedragen en/of deze auto gebruik gemaakt,
terwijl verdachte en/of haar mededaders wisten, dat voornoemde geldbedragen en/of deze auto - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
(art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij in of omstreeks de periode 1 januari 2012 tot en met 1 mei 2017 te Brunssum, althans in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen,
zich schuldig heeft gemaakt aan schuldwitwassen,
immers heeft zij, verdachte en/of haar mededaders van (een) voorwerp(en) te weten:
- 3.910 euro (cash geld aangetroffen in woning) en/of
- 72.475 euro (cash stortingen op privérekening [naam verdachte] ) en/of
- 16.500 euro (cash betaling auto VW Polo) en/of een auto van het merk VW Polo
met kenteken [kentekennummer] ,
(telkens) de werkelijke aard en/of herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld, althans verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op voornoemd(e) geldbedrag(en) en/of de auto was/is
en/of
(telkens) deze geldbedragen en/of deze auto verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of van deze geldbedragen en/of deze auto gebruik gemaakt,
terwijl zij, verdachte, en/of haar mededaders redelijkerwijs hadden moeten vermoeden dat voornoemde geldbedragen en/of de auto- onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
(art 420quatr lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht)