In deze zaak heeft de Stichting Woonbron een vordering ingesteld tegen de gedaagden, die sinds 1 juni 2005 een woning huurden van Woonbron. De gedaagden hebben samen met een andere familie een aanvraag voor woningruil ingediend, waarbij voorwaarden waren gesteld. Woonbron heeft ingestemd met de woningruil, maar later bleek dat de andere familie, die de woning had geruild, kort na de ruil naar Turkije was geëmigreerd. Woonbron vorderde de ontbinding van de huurovereenkomst met de gedaagden, stellende dat zij niet aan de voorwaarden van de woningruil hadden voldaan en dat er sprake was van bedrog en dwaling. De kantonrechter heeft de vordering van Woonbron afgewezen, oordelend dat er onvoldoende bewijs was dat de gedaagden op de hoogte waren van de emigratieplannen van de andere familie en dat de voorwaarden van de woningruil niet van toepassing waren op de nieuwe huurovereenkomst. Woonbron werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden.