In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 27 juni 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de toekenning van een WGA-uitkering en de afwijzing van een IVA-uitkering. De eiseres, vertegenwoordigd door haar arts-gemachtigde, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het UWV dat haar WGA-uitkering per 3 oktober 2015 heeft beëindigd en haar geen IVA-uitkering heeft toegekend. De rechtbank heeft het procesverloop en de medische situatie van de werkneemster, die sinds 2011 arbeidsongeschikt is, uitvoerig onderzocht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de werkneemster op basis van haar medische situatie en de rapporten van de verzekeringsartsen niet in aanmerking komt voor een IVA-uitkering, omdat er mogelijkheden zijn voor verbetering van haar functionele mogelijkheden. De rechtbank heeft de conclusies van de deskundige, revalidatiearts W.C.G. Blanken, gevolgd, die heeft vastgesteld dat de beperkingen van de werkneemster in de loop der tijd zijn afgenomen en dat zij weer in staat kan zijn om loonvormende arbeid te verrichten. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.