ECLI:NL:RBROT:2018:4940

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 juni 2018
Publicatiedatum
21 juni 2018
Zaaknummer
10/996640-15
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Fraude in de vleessector door zwart in- en verkopen van vlees met valse facturen en onjuiste belastingaangiften

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 juni 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een rechtspersoon die zich gedurende een periode van meer dan zes jaar schuldig heeft gemaakt aan grootschalige fraude in de vleessector. De verdachte heeft op grote schaal zwart vlees ingekocht en verkocht, waarbij valse facturen zijn gebruikt om deze praktijken te verhullen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte valse inkoop- en verkoopfacturen heeft geaccepteerd en opgesteld, die zijn opgenomen in de bedrijfsadministratie. Daarnaast zijn er onjuiste aangiften voor de omzetbelasting en inkomstenbelasting gedaan. De officier van justitie heeft een geldboete van € 82.000,- geëist, en de rechtbank heeft deze eis gehonoreerd. De verdediging heeft geprobeerd de nietigheid van de dagvaarding te bepleiten, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de dagvaarding voldoende feitelijk was en dat de verdachte duidelijk was waartegen hij zich diende te verdedigen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het opzettelijk doen van onjuiste aangiften en het niet voeren van een correcte administratie, wat heeft geleid tot een te laag bedrag aan belastingheffing. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 82.000,- en heeft de in beslag genomen goederen teruggegeven aan de verdachte, omdat niet kon worden vastgesteld dat deze goederen uit de baten van de bewezen feiten waren verkregen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/996640-15
Datum uitspraak: 18 juni 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte rechtspersoon] ,
gevestigd op het adres:
[vestigingsadres verdachte rechtspersoon] , [vestigingsplaats verdachte rechtspersoon] ,
raadsman mr. P.J. Hoogendam, advocaat te Den Haag.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 28, 29 en 30 mei 2018 en 4 juni 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte rechtspersoon (hierna: verdachte) is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. van der Zwan heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een geldboete van € 82.000,-.

4.Geldigheid dagvaarding

4.1.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de nietigheid van de dagvaarding onder 4 bepleit. In de tenlastelegging is onvoldoende feitelijk en specifiek opgenomen om welke beweerdelijk valse inkoop- en verkoopfacturen, creditnota’s of andere documenten het zou gaan.
4.2.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, onder verwijzing naar een aantal arresten van de Hoge Raad (21 april 1998, NJ 1998, 782; 14 november 2000, NJ 2001, 18 en 20 maart 2001, NJ 2001, 330), geconcludeerd dat aan de verdachte, de tenlastelegging gelezen in samenhang met het procesdossier, duidelijk is waartegen hij zich dient te verdedigen, dat de dagvaarding daarom voldoende feitelijk is en voldoet aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering en dat het beroep op nietigheid moet worden verworpen.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
Aan de verdachte wordt, kort gezegd, verweten het vervalsen van haar bedrijfsadministratie door daarin valse facturen en creditnota’s op te nemen. Dat verwijt wordt nader feitelijk omschreven in die zin dat de verdachte valse inkoopfacturen van [naam bedrijf 1] en [naam bedrijf 2] aan [naam medeverdachte rechtspersoon 1] en valse verkoopfacturen van [naam medeverdachte rechtspersoon 1] aan [naam medeverdachte rechtspersoon 2] , Supermarkt “ [naam supermarkt] ” (hierna: [naam supermarkt] ) en [naam groothandel] in haar administratie zou hebben verwerkt. Daarnaast noemt de tenlastelegging nog ‘andere documenten’ op naam van [naam bedrijf 1] , [naam bedrijf 2] , [naam medeverdachte rechtspersoon 1] , [naam bedrijf 3] , [naam medeverdachte rechtspersoon 2] , [naam supermarkt] en [naam medeverdachte rechtspersoon 2] die in de bedoelde administratie zouden zijn opgenomen, ‘althans een of meer geschriften’.
In het overzichtsprocesverbaal genummerd [proces-verbaalnummer] wordt op pagina 64 en 78 van de doorgenummerde paginering verwezen naar twee processen-verbaal met als kenmerk AMB-105 en AMB-106, waarin het onderzoek naar achtereenvolgens de beweerdelijk valse verkoopfacturen en de valse inkoopfacturen in de administratie van [naam verdachte rechtspersoon] is gerelateerd. De beweerdelijk valse facturen worden voor alle duidelijkheid nog eens opgesomd in twee tabellen op pagina 75-76 en 82-83. Gelet hierop moet aan de vertegenwoordiger van de verdachte duidelijk zijn geweest tegen welk verwijt hij zich diende te verdedigen. Hieraan kan niet afdoen dat in het dossier een groot aantal andere documenten (afleverbonnen, notitiebladen, weekoverzichten, pakbonnen en weeglijsten) worden genoemd, nu duidelijk uit het proces-verbaal naar voren komt dat de verbalisanten die stukken juist als niet-vals beschouwen en de inhoud daarvan bezigen teneinde de valsheid van de eerder genoemde facturen aan te tonen.
Het verweer wordt verworpen.

5.Ontvankelijkheid officier van justitie

5.1
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging ten aanzien van de feiten 1, 2 en 4 en heeft daartoe aangevoerd dat de vervolging in strijd is met de ‘Richtlijnen aanmelding en afhandeling fiscale delicten, douane- en toeslagendelicten’. Het benadelingsbedrag is immers lager dan € 125.000 (het grensbedrag genoemd in de richtlijnen zoals die golden tot 1 juli 2015) en ook lager dan
€ 100.000 (het bedrag in de huidige richtlijnen), wat betekent dat de zaak in beginsel voor bestuurlijke afdoening door de Belastingdienst in aanmerking komt. Strafvervolging bij een lager benadelingsbedrag is mogelijk in geval van opzet en wanneer een of meer van de aanvullende wegingscriteria van toepassing zijn. In de onderhavige zaak bedraagt het door de FIOD berekende nadeel € 97.173, terwijl geen sprake is van een der in de regeling genoemde uitzonderingen of aanvullende criteria.
5.2
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat de Belastingdienst hem verzocht heeft om strafvervolging in te stellen en dat hij om die reden ontvankelijk is in de vervolging. Daarnaast is in werkelijkheid sprake van een veel hoger benadelingsbedrag, dat echter niet kan worden vastgesteld omdat de administratie grotendeels ontbreekt.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot verwerping van het verweer.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Van toepassing is het ‘Protocol aanmelding en afdoening van fiscale delicten en delicten op het gebied van douane en toeslagen’ (Staatscourant jrg. 2015, nr. 17271, hierna: Protocol AAFD) zoals dit geldt sinds 1 juli 2015. Voor zover hier van belang luidt dit als volgt:
2.1
Aanmeldingscriteria
Bij een nadeelbedrag van € 100.000 of meer, wordt de zaak aangemeld voor mogelijke strafrechtelijke afhandeling als sprake is van een vermoeden van opzet.
Bedraagt het nadeel minder dan € 100.000, dan wordt de zaak voor mogelijke strafrechtelijke afhandeling aangemeld als sprake is van een vermoeden van opzet en als een of meerdere van de aanvullende wegingscriteria (zie onderdeel 2.2) daartoe aanleiding geeft.
2.2
Aanvullende wegingscriteria
a.
De mate van impact op de maatschappij en evenwichtige rechtshandhaving
Strafrechtelijk optreden kan, gelet op de impact van een zaak op de maatschappij, wenselijk zijn om de gestelde norm te handhaven of om een norm te bevestigen. Een evenwichtige rechtshandhaving ziet op rechtshandhaving in het kader van normhandhaving of normbevestiging met het oog op grotere achterliggende te beschermen rechtsbelangen. Bijvoorbeeld in het geval dat fiscale fraude of toeslagen- of douanefraude maatschappelijke gevolgen heeft, zoals gevaar voor de volksgezondheid of veiligheid, of aantasting van de integriteit van het financiële verkeer. Ook de mate waarin onschuldige of naïeve burgers worden geschaad (piramidespelen of uitbuiting van werknemers) kan meewegen. Dit doet zich ook voor als de fraude ertoe leidt dat de verdachte een concurrentievoordeel behaalt ten opzichte van fiscaal integere personen of de fraude een olievlekwerking binnen een branche heeft. Het belang van de openbaarheid speelt hierbij ook mee. In sommige gevallen moet van gepleegde strafbare feiten in het openbaar verantwoording worden afgelegd, bijvoorbeeld tegenover aandeelhoudersvergaderingen, toezichthouders of brancheorganisaties.
De rechtbank is van oordeel dat in dezen het in het Protocol AAFD genoemde aanvullende wegingscriterium a. opgeld doet. Uit het proces-verbaal blijkt immers van sterke aanwijzingen dat de verdachte door de zwarte handel in vlees een concurrentievoordeel heeft behaald ten opzichte van andere handelaren in vlees die zich wel aan de fiscale regels houden. Daarnaast is evenzeer sprake van olievlekwerking binnen de branche, nu in het dossier de vermoedelijke fraude binnen de gehele bedrijfstak – van veehandelaar tot supermarkt – aan het licht is gebracht. Waar uit het dossier evenzeer van een vermoeden van opzettelijk gepleegde fraude volgt, is naar het oordeel van de rechtbank de vervolgingsbeslissing van de officier van justitie in overeenstemming met de geldende richtlijnen en moet het verweer worden verworpen.
Onverlet het voorgaande overweegt de rechtbank nog het volgende. Op pagina 49 van het [proces-verbaalnummer] wordt het volgende gerelateerd:
Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat niet alle afleverbonnen van [naam verdachte rechtspersoon] aanwezig zijn. Hierdoor is het niet mogelijk om over de gehele onderzoeksperiode het strafrechtelijk nadeel voor de omzetbelasting vast te stellen. Indien alle afleverbonnen over de gehele onderzoeksperiode wel aanwezig waren zou het strafrechtelijk nadeel een veelvoud zijn geweest van wat thans is berekend.
Gelet op deze redenering en gevolgtrekking – die niet al op voorhand als onaannemelijk moeten worden verworpen – is de rechtbank van oordeel dat de officier van justitie reeds op die grond tot vervolging had kunnen overgaan. Ook op deze grond faalt dus het verweer.

6.Verzoek tot het horen van getuigen

De verdediging heeft ter terechtzitting verzocht om de verbalisanten [naam verbalisant 1] en [naam verbalisant 2] , beiden rechercheur bij de FIOD, te doen horen als getuigen. De rechtbank stelt vast dat dit een herhaald verzoek betreft, waarop de rechter-commissaris en raadkamer reeds in een eerder stadium (afwijzend) hebben beslist, zonder dat daarbij nieuwe feiten of omstandigheden zijn aangevoerd.
De rechtbank wijst dit verzoek af. De rechtbank is geen appelinstantie voor beslissingen van de raadkamer; zeker nu geen nieuwe argumenten zijn aangevoerd valt niet in te zien waarom thans op de eerdere afwijzing zou moeten worden teruggekomen.

7.Waardering van het bewijs

7.1.
Vrijspraak ten aanzien van feit 3
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 3 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
7.2.
Algemene bewijsoverwegingen ten aanzien van de feiten 2 en 4
De rechtbank is van oordeel dat in de bedrijfsadministratie van de verdachte over de periode 1 januari 2010 tot en met 15 april 2016 valse inkoop- en verkoopfacturen zijn opgenomen (feit 4). Als gevolg daarvan voldoet die bedrijfsadministratie in genoemde periode niet aan de eisen die daaraan in artikel 52, eerste lid, van de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen worden gesteld (feit 2). De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
In het proces-verbaal is het onderzoek gerelateerd naar de vermoedelijke valsheid van de inkoopfacturen van [naam bedrijf 1] en [naam bedrijf 2] . gericht aan de verdachte. Daartoe zijn de onderzochte facturen uit de administratie van de verdachte, waarvan een overzicht is opgenomen in de tabel op pagina 82-83 van het [proces-verbaalnummer] , vergeleken met andere tijdens verscheidene bij doorzoekingen in het strafrechtelijk onderzoek aangetroffen schriftelijke bescheiden, te weten afleverbonnen, notitiebladen, weekoverzichten, pakbonnen en weeglijsten die kennelijk betrekking hebben op dezelfde leveringen. Uit deze vergelijking volgt dat de hoeveelheid vlees vermeld op de factuur telkens lager is dan die welke vermeld is op één of meer overige op dezelfde levering betrekking hebbende geschriften. Uit aantekeningen die op de facturen en overige bescheiden zijn geplaatst valt af te leiden dat de factuur telkens per bank werd voldaan, terwijl het meerdere dat niet op de facturen vermeld staat telkens contant werd afgerekend.
Deze bevindingen (neergelegd in AMB-106) vinden steun in de verklaringen van de getuige [naam getuige] , die heeft bevestigd dat er bij de verdachte vlees zwart werd ingekocht, onder meer bij [naam bedrijf 2] . Voor het gedeelte dat per bank betaald werd, aldus [naam getuige] , werd een factuur opgemaakt; de rest werd contant aan de chauffeur betaald.
Met het bewijs dat de verdachte vlees zwart inkocht staat vast dat het bedrijf eveneens vlees zwart verkocht; dit volgt reeds uit het feit dat de boekhouding (aldus [naam getuige] , p. 1640) formeel kloppend was, wat onder meer wil zeggen dat in- en verkochte hoeveelheden met elkaar in overeenstemming moeten zijn geweest.
Uit onderzoek van de verkoopfacturen van de verdachte aan [naam medeverdachte rechtspersoon 2] . volgt eveneens dat deze facturen, waarvan een overzicht is opgenomen op pagina 75-76 van het [proces-verbaalnummer] , vals zijn opgemaakt. Dit volgt uit de navolgende bevindingen (neergelegd in AMB-105): op de afleverbonnen staan telkens grotere hoeveelheden vlees vermeld dan op de bijbehorende facturen, en op de facturen staan nooit andere soorten vlees dan ‘lam’ en ‘mager’ vermeld, hoewel uit de afleverbonnen volgt dat die andere soorten wel geleverd werden. Deze gang van zaken spoort met de ten kantore van de verdachte aangetroffen ‘werkinstructie’ voor [naam getuige] , waarin is opgenomen dat voor Basis-E-Markt uitsluitend voor lam en mager facturen worden opgemaakt, iets dat ook nog eens door [naam getuige] zelf bevestigd is.
Dat de verschillen tussen de afleverbonnen, notitiebladen, weekoverzichten, pakbonnen en weeglijsten enerzijds en facturen anderzijds worden verklaard door fraude van [naam getuige] en een andere medewerker en door retouren, zoals de verdachte heeft gesteld, is volstrekt onaannemelijk. Hoe fraude door [naam getuige] tot al de beschreven verschillen zou kunnen leiden, legt de verdachte niet uit. En verder, uit een afgeluisterd telefoongesprek van 13 januari 2016 blijkt dat de medeverdachte [naam medeverdachte] bij de verdachte een bestelling doet van lam, schaap, contra, mager, stierborst en achtermuis die in haar geheel op de desbetreffende afleverbon is teruggevonden, terwijl op de desbetreffende factuur slechts lam en mager stond. In de periode waarin de verdachte zich in voorlopige hechtenis heeft bevonden, kwamen de afleverbonnen en facturen aan [naam medeverdachte] wel overeen en stonden op de afleverbonnen en facturen ook producten als borst, muis, tartaar en schaap. Tenslotte blijkt uit een telefoongesprek op 16 januari 2016 met [naam bedrijf 2] dat de vertegenwoordiger van de verdachte niet aan [naam bedrijf 2] retourneert: “ [naam medeverdachte rechtspersoon 1] vertelt dat hij standaard iedere week 50, 60 lammetjes heeft en nooit wat terugstuurt”.
7.3.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1
Gelet op bovenstaande overwegingen en op de overige bewijsmiddelen in het dossier oordeelt de rechtbank dat de aangiften omzetbelasting over de tijdvakken 1 december 2013 tot en met 31 december 2013, 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015 en 1 januari 2016 tot en met 28 februari 2016 onjuist en onvolledig zijn gedaan.
Ook ten aanzien van de aangiften voor de loonheffing betreffende de tijdvakken november en december 2015 is de rechtbank op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen van oordeel dat deze onjuist en onvolledig zijn.
7.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
zij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2010 tot en met 15 april 2016 te 's-Gravenhage en te Apeldoorn,
telkens opzettelijk bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten:
a. a) aangifte(n) voor de omzetbelasting ten name van [naam verdachte rechtspersoon] , betreffende de tijdvak(ken):
- 1 december 2013 tot en met 31 december 2013 en
- 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015 en
- 1 januari 2016 tot en met 28 februari 2016,
en
b) aangifte(n) voor de loonheffing ten name van [naam medeverdachte rechtspersoon 1] betreffende de tijdvak(ken):
- 1 november 2015 tot en met 30 november 2015 en/of
- 1 december 2015 tot en met 31 december 2015,
onjuist en/of onvolledig heeft gedaan,
immers heeft/ zij - zakelijk weergegeven -(telkens) opzettelijk:
a. a) op de bij de Inspecteur der belastingen en/of de Belastingdienst te Apeldoorn, in elk geval de Belastingdienst, ingeleverde/ingezonden aangiftebiljet(ten) voor de omzetbelasting (betreffende genoemde het tijdvakken) (ten name van genoemde (rechts)perso(o)n(en)) (telkens) een te laag bedrag aan omzet en/of een te laag bedrag waarover omzetbelasting wordt berekend en/of een te laag bedrag aan te betalen omzetbelasting opgegeven, en
b) op de bij de Inspecteur der belastingen en/of de Belastingdienst te Apeldoorn, in elk geval de Belastingdienst, ingeleverde/ingezonden aangiftebiljet(ten) loonheffing, althans aangiften voor de loonbelasting en/of premie volksverzekeringen (betreffende genoemde het tijdvakken) (ten name van genoemde (rechts)perso(o)n(en)),
(telkens) een te laag bedrag aan loon voor de loonheffing, althans loonbelasting en premie volksverzekeringen, en/of een te laag bedrag aan te betalen loonheffing en/of een te laag bedrag waarover loonheffing, althans loonbelasting en premie volksverzekeringen, wordt berekend en/of een of meer te lage/laag bedrag(en) aan af te dragen loonheffing, althans aan af te dragen loonbelasting en/of premie volksverzekeringen, opgegeven,
terwijl dat die feiten (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting werd geheven.
2.
zij op tijdstip(pen) gelegen in de periode van 1 januari 2010 tot en met 15 april 2016 Den Haag, althans in Nederland,
als degene(n) die ingevolge de Belastingwet verplicht was tot:
het voeren van een administratie overeenkomstig de daaraan bij of krachtens de Belastingwet gestelde eisen,
opzettelijk een zodanige administratie niet heeft gevoerd,
terwijl dat feit ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven,
immers heeft zij toen aldaar (telkens) opzettelijk:
niet in de administratie van [naam verdachte rechtspersoon] alle inkopen en/of verkopen en/of leveringen en/of omzet en/of lonen/verloningen vastgelegd (zodat niet te allen tijde haar rechten en verplichtingen alsmede de voor de heffing van belasting overigens van belang zijnde gegevens hieruit duidelijk blijken);
4.
zij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2010 tot en met 15 april 2016 te ’s-Gravenhage, althans in Nederland,
haar (bedrijfs)administratie.
- zijnde die bedrijfsadministratie een (samenstel van) geschrift(en), bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen - (telkens) valselijk heeft opgemaakt ,
hebbende dat valselijk opmaken hierin bestaan dat zij in die (bedrijfs)administratie opzettelijk een of meer na te noemen (kopieën van) valse factu(u)r(en) , te weten:
  • (een) (inkoop)factu(u)r(en) van [naam bedrijf 1] en van [naam bedrijf 2] . aan [naam verdachte rechtspersoon] en
  • (een) (verkoop)factu(u)r(en) van [naam verdachte rechtspersoon] aan [naam medeverdachte rechtspersoon 2] en/of aan Supermarkt " [naam supermarkt] " en/of aan [naam groothandel]
heeftverwerkt ,
bestaande de valshe(i)d(en) hierin dat (telkens) valselijk en in strijd met de waarheid, op/in die (kopieën van) (verkoop- en/of inkoop)facturen :
  • een onjuist (te weten te laag) aantal ontvangen (vlees)producten, is vermeld en/of
  • een aantal ontvangen (vlees)producten niet is vermeld en/of
  • een onjuist (te weten te laag) aantal geleverde (vlees)producten, is vermeld en/of
  • een aantal geleverde (vlees)producten niet is vermeld en/of
  • een onjuist (te weten te laag) bedrag is gefactureerd,
zulks met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door (een) ander(en) te doen gebruiken;
Kennelijke verschrijvingen zijn in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

8.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
2.
als degene die ingevolge de belastingwet verplicht is tot het voeren van een administratie overeenkomstig de daaraan bij of krachtens de belastingwet gestelde eisen, opzettelijk een zodanige administratie niet voeren, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon;
4.
valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

9.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

10.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de draagkracht van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich gedurende een periode van ruim zes jaren schuldig gemaakt aan het op grote schaal zwart in- en verkopen van vlees. Om dit te verhullen werden valse facturen geaccepteerd bij de inkoop en opgesteld voor en verstrekt bij de verkoop. De valse facturen werden opgenomen in de bedrijfsadministratie. Tevens werden onjuiste aangiften omzetbelasting en inkomstenbelasting gedaan en werd er geld witgewassen.
De verdachte heeft derhalve jarenlang een zwart geldcircuit in stand gehouden. Slechts omdat haar strafbare handelen is opgemerkt, heeft zij haar werkwijze aangepast.
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

11.In beslag genomen voorwerpen

11.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen goederen verbeurd te verklaren.
11.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de goederen dienen te worden teruggegeven aan de verdachte.
11.3.
Beoordeling
Ten aanzien van alle in beslag genomen goederen (goednummers 1 tot en met 27) zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.
In het bijzonder merkt de rechtbank op dat de in beslag genomen geldbedragen ad. € 3.320,- (goednummer 1), € 300,- (goednummer 2) en € 10.000,- (goednummer 3) weliswaar aan de verdachte toebehoren, doch niet kan worden vastgesteld dat deze geldbedragen uit de baten van de bewezen feiten zijn verkregen.

12.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 23, 51, 57 en 225 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 68 en 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

13.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

14.Beslissing

De rechtbank:
verklaart de dagvaarding geldig;
verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging;
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
geldboete van € 82.000,00 (tweeëntachtigduizend euro);
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
gelast de teruggave aan verdachte van goednummers 1 tot en met 27.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.L.M. Boek, voorzitter,
en mrs. E. Rabbie en J.C.M. Persoon, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Koek, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 juni 2018.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
zij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 15 april 2016 te 's-Gravenhage en/of te Apeldoorn, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet
voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten:
a. a) (een) aangifte(n) voor de omzetbelasting ten name van [naam verdachte rechtspersoon] , in elk geval (een) (rechts)perso(o)n(en), betreffende de/het tijdvak(ken):
- 1 december 2013 tot en met 31 december 2013 en/of
- 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015 en/of
- 1 januari 2016 tot en met 28 februari 2016,
en/of
b) (een) aangifte(n) voor de loonheffing ten name van [naam verdachte rechtspersoon] , in elk geval (een) (rechts)perso(o)n(en) , betreffende de/het tijdvak(ken):
- 1 november 2015 tot en met 30 november 2015 en/of
- 1 december 2015 tot en met 31 december 2015,
onjuist en/of onvolledig heeft/hebben gedaan,
immers heeft/hebben zij en/of haar/hun mededader(s) - zakelijk weergegeven -:
(telkens) opzettelijk
a. a) op de/het bij de Inspecteur der belastingen en/of de Belastingdienst te 's-Gravenhage en/of Apeldoorn, in elk geval de Belastingdienst, ingeleverde/ingezonden aangiftebiljet(ten) voor de omzetbelasting (betreffende genoemde het tijdvakken) (ten name van genoemde (rechts)perso(o)n(en)) (telkens) een te laag bedrag aan omzet en/of een te laag bedrag waarover omzetbelasting wordt berekend en/of een te laag bedrag aan te betalen omzetbelasting en/of een te laag belastbaar bedrag opgegeven, en/of
b) op de/het bij de Inspecteur der belastingen en/of de Belastingdienst te ’s-Gravenhage en/of Apeldoorn, in elk geval de Belastingdienst, ingeleverde/ingezonden aangiftebiljet(ten) loonheffing, althans aangiften voor de loonbelasting en/of premie volksverzekeringen (betreffende genoemde het tijdvakken) (ten name van genoemde (rechts)perso(o)n(en)),
(telkens) een te laag bedrag aan loon voor de loonheffing, althans loonbelasting en premie volksverzekeringen, en/of een te laag bedrag aan te betalen loonheffing en/of een te laag bedrag waarover loonheffing, althans loonbelasting en premie volksverzekeringen, wordt berekend en/of een of meer te lage/laag bedrag(en) aan af te dragen loonheffing, althans aan af te dragen loonbelasting en/of premie volksverzekeringen, en/of een of meer te lage/laag
belastba(a)r(e) bedrag(en) opgegeven,
terwijl dat feit/die feiten (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting werd geheven,
tot het plegen van bovengenoemde strafbare feit hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opdracht heeft/hebben gegeven en/of aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, feitelijk leiding heeft gegeven;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Algemene wet inzake rijksbelastingen bepaalde betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
2.
zij op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 15 april 2016 te Apeldoorn en/of Den Haag, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) als degene(n) die ingevolge de Belastingwet verplicht was/waren tot:
het voeren van een administratie overeenkomstig de daaraan bij of krachtens de Belastingwet gestelde eisen,
opzettelijk een zodanige administratie niet heeft gevoerd,
terwijl dat feit ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven,
immers heeft/hebben zij en/of haar mededader(s) toen aldaar (telkens) opzettelijk:
niet in de administratie van [naam verdachte rechtspersoon] alle inkopen en/of verkopen en/of leveringen en/of omzet en/of lonen/verloningen vastgelegd en/of doen vastleggen (zodat niet te allen tijde hun/haar/zijn rechten en verplichtingen alsmede de voor de heffing van belasting overigens van belang zijnde gegevens hieruit duidelijk blijken);
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Algemene wet inzake rijksbelastingen bepaalde betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
3.
zij op één of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot en met 15 april 2016 te Den Haag, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
a.
(telkens) van één of meerdere voorwerpen, te weten:
- ( grote) geld(bedrag(en)) en/of
- een personenauto merk Maserati en/of met kenteken [kentekennummer 1] en/of
- een personenauto merk Porsche Panamera en/of met kenteken [kentekennummer 2] ,
althans een of meer voorwerpen,
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding, de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op genoemde voorwerpen was/waren, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie genoemde voorwerpen voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) , althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat bovenomschreven voorwerp(en) -
onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s) van het plegen van dat feit een gewoonte heeft/hebben gemaakt;
en/of
b.
(telkens) één of meerdere voorwerpen, te weten:
- ( grote) geld(bedrag(en)) en/of
- een personenauto merk Maserati en/of met kenteken [kentekennummer 1] en/of
- een personenauto merk Porsche Panamera en/of met kenteken [kentekennummer 2] ,
althans een of meer voorwerpen, althans een of meer voorwerpen.
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet, althans van een of meerdere voorwerp(en), te weten vorengenoemde goed(eren) en/of geldbedragen gebruik heeft gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp(en), - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig(e) misdrijf/misdrijven,
terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s) van het plegen van dat feit een gewoonte heeft/hebben gemaakt;
4.
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 15 april 2016 te ’s-Gravenhage, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal:
haar (bedrijfs)administratie.
- zijnde die bedrijfsadministratie een (samenstel van) geschrift(en), bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen - (telkens) valselijk heeft opgemaakt en/of valselijk heeft doen opmaken en/of heeft vervalst en/of heeft doen vervalsen,
hebbende dat valselijk opmaken en/of vervalsen van die (bedrijfs)administratie (telkens) hierin bestaan dat zij en/of haar mededader(s) in die (bedrijfs)administratie opzettelijk een of meer na te noemen (kopieën van) valse/vervalste factu(u)r(en) en/of creditnota's, te weten:
  • (een) (inkoop)factu(u)r(en) en/of creditnota('s) van [naam bedrijf 1] en/of van [naam bedrijf 2] . aan [naam verdachte rechtspersoon] en/of
  • (een) (verkoop)factu(u)r(en) en/of creditnota('s) van [naam verdachte rechtspersoon] aan [naam medeverdachte rechtspersoon 2] . en/of aan Supermarkt " [naam supermarkt] " en/of aan [naam groothandel] en/of
  • (een) ander(e) document(en) op naam van [naam bedrijf 1] en/of [naam bedrijf 2] . en/of [naam verdachte rechtspersoon] en/of [naam bedrijf 3] en/of [naam medeverdachte rechtspersoon 2] en/of Supermarkt " [naam supermarkt] " en/of [naam groothandel] en/of (een) andere (rechts)perso(o)n(en),
althans een of meer geschrift(en),
verwerkt en/of doen verwerken,
bestaande de valshe(i)d(en) en/of vervalsing (en) hierin dat (telkens) valselijk en in strijd met de waarheid, op/in die (kopieën van) (verkoop- en/of inkoop)facturen en/of creditnota's:
  • een onjuist (te weten te laag) aantal ontvangen (vlees)producten, is vermeld en/of
  • een aantal ontvangen (vlees)producten niet is vermeld en/of
  • een onjuist (te weten te laag) aantal geleverde (vlees)producten, is vermeld en/of
  • een aantal geleverde (vlees)producten niet is vermeld en/of
  • een onjuiste (te weten te lage) factuurwaarde en/of transactiewaarde is vermeld en/of
  • een onjuist (te weten te laag) bedrag is gefactureerd,
zulks met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door (een) ander(en) te doen gebruiken;