ECLI:NL:RBROT:2018:4918

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 juni 2018
Publicatiedatum
20 juni 2018
Zaaknummer
6666559 \ CV EXPL 18-5896
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van een opzeggingsbeding in een cursusovereenkomst en de redelijkheid van lesgeld bij tussentijdse beëindiging

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 22 juni 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen NTI B.V. en een gedaagde die een studieovereenkomst had gesloten voor een thuisstudie. De gedaagde had de overeenkomst opgezegd, maar NTI vorderde betaling van lesgeld voor de maanden na de opzegging. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde de studieovereenkomst per e-mail had opgezegd, maar dat NTI ten onrechte een opzeggingsbeding hanteerde dat in strijd was met de wet. Dit beding werd als onredelijk bezwarend aangemerkt en vernietigd. De kantonrechter oordeelde dat NTI recht had op een redelijk loon voor de werkzaamheden die vóór de opzegging waren verricht, en stelde dit bedrag vast op € 1.347,64. De gedaagde was reeds in gebreke gebleven met de betaling van de termijnen voor augustus en september 2017, en werd veroordeeld tot betaling van € 385,04, vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 6666559 \ CV EXPL 18-5896
uitspraak: 22 juni 2018
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NTI B.V.,
gevestigd te Leiden,
eiseres bij exploot van dagvaarding van 6 februari 2018,
gemachtigde: Active Collecting Control & Services B.V. te Eindhoven,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaatsnaam],
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘NTI’ respectievelijk ‘[gedaagde]’.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding, met productie;
  • het schriftelijke antwoord van [gedaagde], met productie;
  • het vonnis van 5 maart 2018, waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
  • de brief van 16 april 2018 van de gemachtigde van NTI, met producties;
  • het proces-verbaal van de op 26 april 2018 gehouden comparitie van partijen.
1.2
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1
NTI exploiteert een onderneming op het gebied van het verzorgen van cursussen, beroepsopleidingen en mbo- en hbo-opleidingen via klassikaal en online leren.
2.2
[gedaagde] heeft via de website van NTI een studieovereenkomst gesloten met NTI voor de opleiding Verzorgende IG GGZ in de vorm van thuisstudie, met een duur van 18 maanden en startdatum 22 maart 2017. De studiekosten bedragen € 192,50 per maand.
2.3
Op de tussen partijen gesloten studieovereenkomst zijn de inschrijfvoorwaarden van NTI van toepassing. In die inschrijfvoorwaarden staat onder meer, voor zover nu relevant:
“(…)
5. Betalingsmogelijkheden en niet-tijdige betaling
(…)
U bent in betalingsverzuim op het moment dat de vervaldatum van de factuur is verstreken. NTI zendt na het verstrijken van die datum een betalingsherinnering en geeft u de gelegenheid binnen tien werkdagen na ontvangst van deze betalingsherinnering alsnog te betalen. Als u na het verstrijken van de betalingsherinnering nog steeds niet betaald hebt, is NTI gerechtigd rente en redelijke kosten van (buitengerechtelijke) invordering in rekening te brengen.
(…)
Indien NTI een incassoprocedure start, wordt de vordering uitgebreid tot het gehele bedrag aan nog te betalen les- en examengeld aangevuld met incasso- en bijkomende kosten, en wordt uw studie tijdelijk onderbroken, zodat er geen studietijd verloren gaat.
(…)

10.Tussentijdse beëindiging

Bij NTI schrijft u zich in voor het complete programma van de opleiding. Tussentijdse opzegging van de opleiding is te allen tijde mogelijk. Tussentijdse opzegging dient schriftelijk en aangetekend plaats te vinden. Indien u zich elektronisch hebt ingeschreven, is het ook toegestaan de overeenkomst per e-mail op te zeggen. Behoudens de kosten voor eventueel (nog) niet geleverd lesmateriaal blijft bij tussentijdse opzegging het verschuldigde les- en examengeld over zes maandtermijnen bij de versnelde en aanbevolen studieduur en negen maandtermijnen bij de verlengde studieduur verschuldigd vanaf het moment van opzegging c.q. wordt deze niet gerestitueerd, ongeacht of u al dan niet aan de lessen en examens heb deelgenomen. Bij opleidingen met een studieduur van twaalf maanden of korter, is het volledige les- en examengeld verschuldigd c.q. wordt deze niet gerestitueerd, ongeacht of u al dan niet aan de lessen en examens hebt deelgenomen. (…)”

2.4
[gedaagde] heeft het bij de studie behorende studiepakket ontvangen op 24 maart 2017.

3.De vordering

3.1
NTI heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen € 2.989,03 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 2.527,76 vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten. De vordering is opgebouwd uit € 2.527,76 aan hoofdsom, € 4,20 aan verschenen rente en € 457,07 aan buitengerechtelijke incassokosten
3.2
Aan haar vordering heeft NTI, naast de vaststaande feiten, – verkort weergegeven – het volgende ten grondslag gelegd. [gedaagde] heeft, ondanks aanmaning en ingebrekestelling van NTI, een achterstand laten ontstaan in de betaling van de door hem verschuldigde maandelijkse termijnen. NTI zag zich daardoor genoodzaakt haar vordering uit handen te geven. Nu een incassoprocedure is opgestart, is [gedaagde] op grond van de inschrijfvoorwaarden het totale lesgeld aan NTI verschuldigd geworden. [gedaagde] heeft, ondanks aanmaning, de betalingsachterstand laten voortbestaan en dient daarom niet alleen de wettelijke rente, maar ook de buitengerechtelijke incassokosten aan NTI te vergoeden.

4.Het verweer

4.1
[gedaagde] heeft verweer gevoerd tegen de vordering en heeft daartoe – verkort weergegeven – aangevoerd dat hij de studie wilde opzeggen en dacht dat hij dat telefonisch had gedaan op 16 augustus 2017. NTI heeft hem in dat telefoongesprek verteld dat hij vanwege de opzegging nog zes termijnen moest betalen, maar dat hij wel aanspraak kon maken op twee maanden mindering vanwege zijn gezondheidsproblemen. [gedaagde] heeft toen afgesproken dat hij die zes termijnen in één keer zou betalen. De termijnen werden echter maandelijks afgeschreven. [gedaagde] heeft daarom in oktober 2017 nogmaals naar NTI gebeld en kreeg toen te horen dat hij de overeenkomst per e-mail moest opzeggen, hetgeen hij vervolgens heeft gedaan. NTI heeft [gedaagde] echter niet uitgeschreven als student.

5.De beoordeling

5.1
Op de comparitie van partijen heeft NTI erkend dat [gedaagde] de studieovereenkomst in oktober 2017 per e-mail heeft opgezegd. Zij heeft vervolgens mondeling haar eis gewijzigd in die zin dat zij nog acht termijnen vordert met een hoofdsom van in totaal € 1.565,16. Die acht termijnen betreffen de maanden augustus 2017 tot en met maart 2018. Daarnaast heeft NTI de verschenen rente verminderd tot een bedrag van € 5,00 en de buitengerechtelijke incassokosten tot € 284,07 inclusief btw. Ter toelichting op haar eiswijziging heeft NTI gesteld dat de termijnen voor de maanden augustus en september 2017 reeds zijn vervallen en dat NTI overeenkomstig de inschrijfvoorwaarden nog aanspraak maakt op zes termijnen vanaf oktober 2017, het moment van de opzegging. In het gewijzigde bedrag aan hoofdsom is volgens NTI ook een bedrag van € 25,00 voor het welkomstcadeau inbegrepen. NTI heeft in haar gewijzigde eis geen rekening gehouden met een eventuele coulance aan [gedaagde] van twee termijnen vanwege zijn gezondheidsproblemen, omdat NTI de door haar gevraagde doktersverklaring niet van [gedaagde] heeft ontvangen.
5.2
Over de termijnen van augustus en september 2017 wordt als volgt geoordeeld. [gedaagde] heeft niet uitdrukkelijk gesteld dat hij die termijnen wel heeft betaald. Door niet ter comparitie te verschijnen heeft [gedaagde] zich de mogelijkheid ontnomen om te reageren op hetgeen bij die gelegenheid door NTI is aangevoerd; evenmin heeft hij nog schriftelijk gereageerd. [gedaagde] heeft de stelling van NTI dat de termijnen van augustus en september 2017 niet zijn betaald aldus niet weersproken, zodat in rechte wordt uitgegaan van de juistheid van de stelling van NTI dat die termijnen onbetaald zijn gebleven. Nu vaststaat dat [gedaagde] pas in oktober 2017 overeenkomstig de inschrijfvoorwaarden heeft opgezegd, is hij nog wel de termijnen van augustus en september 2017 verschuldigd aan NTI. Dit onderdeel van de vordering is dan ook toewijsbaar.
5.3
NTI heeft haar vordering met betrekking tot de zes termijnen vanaf oktober 2017 gebaseerd op artikel 10 van de inschrijfvoorwaarden. Gelet op vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie is de kantonrechter gehouden om ambtshalve na te gaan of een dergelijk beding in algemene voorwaarden onredelijk bezwarend is voor de consument. Om te bepalen of een beding ten nadele van een consument “een aanzienlijke verstoring van het evenwicht” tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van partijen veroorzaakt, moet met name rekening worden gehouden met de toepasselijke regels van het nationale recht, wanneer partijen op dit punt geen regeling hebben getroffen. Bij de beoordeling of er eventueel sprake is van een aanzienlijke verstoring van het evenwicht, moeten alle omstandigheden rond de contractsluiting en alle andere bedingen in aanmerking worden genomen en moet rekening worden gehouden met de aard van het goed of de dienst waarop die overeenkomst betrekking heeft (zie HvJEU 16 januari 2014, ECLI:EU:C:2014:10).
5.4
De studieovereenkomst wordt door de kantonrechter aangemerkt als een overeenkomst van opdracht in de zin van artikel 7:400 lid 1 BW (zie HR 27 oktober 2017, ECLI:NL:HR:2017:2775). [gedaagde] heeft als consument-opdrachtgever op grond van artikel 7:408 lid 1 BW het recht de studieovereenkomst te allen tijde op te zeggen. Voorts bepaalt artikel 7:411 BW dat de opdrachtnemer recht heeft op een naar redelijkheid vast te stellen deel van het loon, indien de overeenkomst eindigt voordat de opdracht is volbracht of de tijd waarvoor zij is verleend is verstreken en de verschuldigdheid van het loon afhankelijk is van de volbrenging of van het verstrijken van die tijd. Bij de bepaling hiervan wordt rekening gehouden met de reeds door de opdrachtnemer verrichte werkzaamheden, het voordeel dat de opdrachtgever daarvan heeft en de grond waarop de overeenkomst is geëindigd. Ingevolge artikel 7:413 lid 1 in samenhang met artikel 7:408 lid 3 BW kan van de hiervoor genoemde bepalingen niet ten nadele van de consument-opdrachtgever worden afgeweken.
5.5
Artikel 10 van de inschrijfvoorwaarden bepaalt overeenkomstig artikel 7:408 lid 1 BW dat tussentijdse opzegging te allen tijde mogelijk is. Echter, ingevolge artikel 10 is de student na tussentijdse opzegging nog lesgeld verschuldigd over een aanzienlijke periode van zes respectievelijk negen maanden en, in geval van een studieduur korter dan twaalf maanden, over de gehele studieduur. Gelet op – in dit geval – een studieduur van 18 maanden en de verplichting om nog zes maanden na opzegging het maandelijkse lesgeld te betalen, wordt de mogelijkheid om de studieovereenkomst tussentijds te beëindigen beperkt. Aan de student mag ingevolge artikel 7:411 BW slechts een redelijk loon in rekening worden gebracht bij een tussentijdse opzegging. Van een opleidingsinstelling mag worden verwacht dat zij bij het opstellen van het rooster, het indelen van klassen en het inhuren van docenten rekening houdt met eventuele tussentijdse afmeldingen, zodat zij verlies van loon als gevolg van afmeldingen zo veel mogelijk beperkt. De instelling dient daarom een opzeggingsbeding op te stellen dat daarmee in lijn is én niet in strijd is met artikel 7:411 BW. Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat artikel 10 van de inschrijfvoorwaarden in strijd is met (de geest) van artikelen 7:408 lid 1 en 7:411 BW en daarom onredelijk bezwarend is in de verhouding NTI en [gedaagde] als bedoeld in artikel 6:233 aanhef en onder a BW en daarmee oneerlijk in de zin van richtlijn 93/13 EEG met betrekking tot oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten. Het beding zal dan ook worden vernietigd. De zes termijnen vanaf oktober 2017 zijn daarom niet toewijsbaar op grond van artikel 10 van de inschrijfvoorwaarden.
5.6
Nu de gevolgen van de opzegging door [gedaagde] door de vernietiging van het beding niet (meer) door partijen zijn geregeld, zal de kantonrechter ten aanzien van de gevolgen van de opzegging beslissen. In concreto betreft dit de verschuldigdheid van loon door [gedaagde] aan NTI. De kantonrechter zal aansluiting zoeken bij het bepaalde in artikel 7:411 BW. Ingevolge het eerste lid van dit artikel heeft NTI recht op een naar redelijkheid vast te stellen deel van het loon en dient bij de bepaling daarvan onder meer rekening te worden gehouden met de reeds door NTI verrichte werkzaamheden en het voordeel dat [gedaagde] daarvan heeft. Tegen die achtergrond heeft NTI in ieder geval recht op vergoeding van de werkzaamheden die zij voorafgaande aan de opzegging van [gedaagde] heeft verricht. Bij de bepaling van de vergoeding neemt de kantonrechter tot uitgangspunt de tijd tussen de startdatum van de studie (22 maart 2017) en de opzegging van de studie (4 oktober 2017) en het maandelijkse lesgeld. Het betreft een periode van zeven maanden. De kantonrechter stelt de vergoeding voor de vóór opzegging verrichte werkzaamheden vast op een bedrag van € 1.347,64 (namelijk € 192,52 per maand keer zeven maanden).
5.7
De vraag is of NTI recht heeft op meer. In dit kader is van belang of het redelijk is om bij de vaststelling van het redelijk loon het risico van tussentijdse opzegging te verdelen tussen NTI en [gedaagde], bij welke beoordeling terughoudendheid is geboden. Naar het oordeel van de kantonrechter is het niet redelijk om dat risico te verdelen. Bij een ruime toepassing van de redelijkheid en billijkheid zou namelijk afbreuk worden gedaan aan de afschrikwekkende werking van een vernietiging van algemene voorwaarden en daarmee aan een effectieve bescherming van consumenten tegen onredelijk bezwarende bedingen.
5.8
Gelet op het voorgaande stelt de kantonrechter het redelijk loon van NTI vast op € 1.347,64. [gedaagde] heeft reeds de termijnen tot en met juli 2017 betaald. Het verschil tussen het redelijk loon van € 1.347,64 en de termijnen tot en met juli 2017 zijn de termijnen van augustus en september 2017. Tot betaling daarvan wordt hij dan ook veroordeeld.
5.9
In de hoofdsom is volgens NTI ook een bedrag van € 25,00 voor het welkomstcadeau inbegrepen. NTI heeft aangevoerd dat de waarde van het welkomstcadeau terugbetaald dient te worden bij opzegging. Volgens NTI krijgt de student die mededeling te zien tijdens het aanmeldproces. Geoordeeld wordt dat, nu NTI niet kan aantonen dat de student die mededeling tijdens het aanmeldproces te zien krijgt, en er ook overigens geen deugdelijke grondslag is gesteld om het bedrag van € 25,00 terug te vorderen. Dit onderdeel van de vordering is daarom niet toewijsbaar.
5.1
Nu een ander bedrag aan hoofdsom toewijsbaar is dan door NTI gesteld, kan het door NTI gevorderde bedrag aan rente niet juist zijn. De wettelijke rente wordt, als op de wet gegrond, daarom toegewezen zoals hierna gemeld.
5.11
NTI maakt aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De vordering dient beoordeeld te worden aan de hand van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. NTI is in haar aanmaning uitgegaan van een hoger bedrag aan hoofdsom dan op dat moment was verschuldigd. De gevorderde buitengerechtelijke kosten zijn daarom niet toewijsbaar.
5.12
De kantonrechter ziet aanleiding om de proceskosten te compenseren, in die zin dat ieder der partijen de eigen kosten draagt, nu ieder van partijen deels ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om aan NTI tegen kwijting te betalen € 385,04 vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Bezuijen en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
34286