ECLI:NL:RBROT:2018:4816

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 april 2018
Publicatiedatum
19 juni 2018
Zaaknummer
10/741004-18 / TUL: 22/004035-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf voor het voorhanden hebben van een defecte revolver met munitie

Op 20 april 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op 5 januari 2018 te Rotterdam een defecte revolver en bijbehorende munitie voorhanden had. De verdachte, die thans gedetineerd is in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.P.R. Broers. De officier van justitie, mr. W.B.J. ten Have, eiste bewezenverklaring van het ten laste gelegde en een gevangenisstraf van vier maanden, met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een gasrevolver voorhanden had, waarvan de sperren waren verwijderd, waardoor deze niet meer als gasrevolver kon worden aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan het voorhanden hebben van een wapen van categorie III en munitie van categorie III, en sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten.

De rechtbank overwoog dat het handelen van de verdachte een ernstige inbreuk op de rechtsorde met zich meebracht en een groot risico voor de veiligheid van personen vormde. De verdachte had de revolver in een situatie waarin hij naar een café ging waar gewapende personen verwacht werden, met de bedoeling om de revolver te verkopen. Gezien de ernst van het feit en het strafblad van de verdachte, dat eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten toonde, oordeelde de rechtbank dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden passend was. Tevens gelastte de rechtbank de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde straf van 38 dagen uit een eerder vonnis van het gerechtshof Den Haag, omdat de verdachte de voorwaarden van de proeftijd had geschonden. De rechtbank heeft de beslissing op 20 april 2018 uitgesproken, waarbij de oudste rechter niet in staat was om het vonnis mede te ondertekenen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/741004-18
Parketnummer TUL: 22/004035-16
Datum uitspraak: 20 april 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren op [geboortedatum verdachte] te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] )
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie Hoogvliet,
raadsman mr. J.P.R. Broers, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 20 april 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.B.J. ten Have heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden met aftrek van voorarrest;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 22/004035-16.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat hetgeen de verdachte ten laste is gelegd niet bewezen kan worden. Volgens de raadsman heeft de verdachte een gasrevolver voorhanden gehad en niet de onderdelen van wezenlijke aard van een revolver, zoals ten laste gelegd.
4.1.2.
Beoordeling
Uit het proces-verbaal van het onderzoek aan het wapen, opgemaakt door verbalisant [naam verbalisant] , blijkt dat de bij de verdachte aangetroffen revolver oorspronkelijk een gasrevolver was. Van deze gasrevolver zijn de sperren verwijderd, waardoor deze revolver geschikt is gemaakt om projectielen door een loop af te schieten. Bij het afvuren van proefschoten functioneerde deze revolver echter niet, omdat door de wijze waarop de sperren verwijderd zijn de geladen kogelpatroon te diep in de kamers valt. Hierdoor kan de slagpin onvoldoende het slaghoedje raken en zal de kogelpatroon niet ontbranden.
Uit het voorgaande blijkt dat aan de revolver die de verdachte voorhanden had, gesleuteld was, waardoor de revolver van aard is veranderd en thans niet meer aangemerkt kan worden als een gasrevolver. In feite gaat het om een defect vuurwapen; in de tenlastelegging omschreven als een samenstel van onderdelen die van wezenlijke aard zijn en specifiek bestemd zijn voor een revolver. Dat de onderdelen in hun huidige conditie niet geschikt zijn om projectielen mee af te schieten, doet aan het voorgaande niet af. Het ten laste gelegde is dan ook wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 05 januari 2018 te Rotterdam een wapen van categorie III, te weten onderdelen (te weten een loop en een cilinder en een frame) van een revolver die specifiek bestemd zijn daarvoor en van wezenlijk
eaard zijn, en munitie van categorie III, te weten vijf, kogelpatronen (merk Companhia Brasileira de Cartuchos ), voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III,
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft op 5 januari 2018 een defecte revolver met bijbehorende munitie voorhanden gehad. Dit brengt een groot risico voor de veiligheid van personen met zich en maakt een ernstige inbreuk op de rechtsorde. Tevens veroorzaakt dergelijk handelen gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving. De revolver was, in de toestand waarin de verdachte het bij zich had, in ieder geval geschikt om er mensen mee te bedreigen. Het is verontrustend dat de verdachte naar een café ging waarvan bekend was dat er waarschijnlijk gewapende mensen zouden komen, met de bedoeling om de revolver daar te verkopen.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 22 maart 2018, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Gezien de ernst van het feit en het strafblad van de verdachte kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank heeft bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en acht - met de officier van justitie - een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden passend en geboden.

8.Vordering tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij arrest van 6 juni 2017 van het gerechtshof Den Haag is de verdachte ter zake van bedreiging veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 140 dagen, waarvan een gedeelte groot 38 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 21 juni 2017.
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van het voorwaardelijk gedeelte van de bij dat arrest aan de verdachte opgelegde straf. De rechtbank ziet, in tegenstelling tot de raadsman, geen reden om de vordering van de officier van justitie af te wijzen en de proeftijd met één jaar te verlengen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen van 3 en 26 van de Wet wapens en munitie.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 4 (zegge: vier) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
gelast de
tenuitvoerleggingvan het voorwaardelijk gedeelte, groot 38 dagen, van de bij arrest van 6 juni 2017 van het gerechtshof Den Haag aan de veroordeelde opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. L. Feraaune, voorzitter,
en mrs. E.M. Havik en L. Amperse, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Salah-Hashim, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 april 2018.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 05 januari 2018 te Rotterdam een of meer wapens van categorie III, te weten onderdelen en/of hulpstukken (te weten een loop en/of een cilinder en/of een frame) van/voor een revolver die specifiek bestemd zijn daarvoor en van wezenlijk aard zijn, en/of munitie van categorie III, te weten vijf, althans één of meer kogelpatro(o)n(en) (merk Companhia Brasileira de Cartuchos ), voorhanden heeft gehad.