ECLI:NL:RBROT:2018:4808

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 juni 2018
Publicatiedatum
19 juni 2018
Zaaknummer
10/680268-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van ontuchtverdenking wegens onvoldoende bewijs en onduidelijkheid omtrent DNA-sporen

Op 20 juni 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van ontucht met een dertienjarig slachtoffer. De zaak kwam aan het licht na een melding van de politie op 23 juli 2016, waarin het vermeende slachtoffer verklaarde dat hij tijdens een familiebezoek op de bank was gaan slapen en wakker werd met de verdachte die aan zijn geslachtsdeel zat en foto's maakte. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en stelde dat het feit wettig en overtuigend bewezen kon worden door de verklaring van het slachtoffer en ondersteunende verklaringen van zijn moeder en oom.

De rechtbank oordeelde echter dat het bewijs niet voldoende was om de verdachte te veroordelen. De rechtbank stelde vast dat het DNA-spoor dat op de onderbroek van het slachtoffer was aangetroffen, niet onomstotelijk kon worden gekoppeld aan de verdachte, mede door onduidelijkheid over de omstandigheden waaronder de onderbroek was veiliggesteld. Daarnaast vond de rechtbank de verklaringen van het slachtoffer en zijn familie niet overtuigend genoeg, omdat er geen andere getuigen waren die het incident hadden gezien en de verklaring van het slachtoffer op bepaalde punten minder geloofwaardig leek.

Uiteindelijk sprak de rechtbank de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat hij de ontuchtige handelingen had gepleegd. Dit vonnis benadrukt het belang van sluitend bewijs in strafzaken, vooral in gevallen van seksuele delicten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/680268-17
Datum uitspraak: 20 juni 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. A. Heida, advocaat te Dordrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 6 juni 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J. Castelein heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren.

4.Vrijspraak

Inleiding
Op 23 juli 2016 heeft de politie een melding ontvangen van een aanranding van de dertienjarige [naam slachtoffer] . [naam slachtoffer] was samen met zijn broertje en ouders bij zijn oom op visite, omdat deze een feestje gaf. [naam slachtoffer] heeft verklaard dat hij in de woonkamer een dutje is gaan doen op de bank, vervolgens wakker werd en toen merkte dat zijn broek naar beneden was gedaan, dat de verdachte aan zijn ( [naam slachtoffer] ) piemel zat en daar met zijn telefoon foto’s van maakte.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. [naam slachtoffer] heeft helder verklaard over wat er gebeurd is. Zijn verklaring vindt op specifieke punten steun in de verklaringen van zijn moeder (mevrouw [naam moeder slachtoffer] ) en zijn oom ( de heer [naam oom slachtoffer] ). Zij hebben de emoties van [naam slachtoffer] direct na het incident waargenomen. Hij was in paniek en erg overstuur. Ten slotte is er DNA-materiaal van de verdachte aangetroffen in en aan de onderbroek van [naam slachtoffer] .
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat niet onomstotelijk kan worden vastgesteld dat de aangetroffen DNA-sporen van de verdachte aan de binnen- en buitenzijde van de onderbroek dadersporen zijn. Daarbij speelt een rol dat onduidelijk is wanneer en onder welke omstandigheden de onderbroek is veiliggesteld. Dit heeft tot gevolg dat de resultaten van het DNA-onderzoek niet als bewijs gebruikt kunnen worden.
Het overige bewijsmateriaal – de verklaring van [naam slachtoffer] , en de verklaringen van zijn moeder, broertje en oom, die het gestelde incident niet hebben gezien – is niet voldoende overtuigend om tot een bewezenverklaring te komen. Daarbij overweegt de rechtbank dat de verklaring van [naam slachtoffer] elementen bevat die minder geloofwaardig overkomen. Ten eerste zou het incident hebben plaatsgevonden in een woonkamer waar tijdens een feest mensen moeten hebben in- en uitgelopen, bijvoorbeeld van en naar het toilet. Onder die omstandigheden zou mogen worden verwacht dat iemand ten minste iets van het incident zou hebben gezien. Daarvan is niet gebleken.
Verder is het onwaarschijnlijk dat [naam slachtoffer] pas wakker werd toen zijn broek naar beneden was gedaan. Verwacht mag worden dat hij van het naar beneden trekken van zijn broek al wakker werd, in het bijzonder omdat hij heeft verklaard dat hij slechts kort had geslapen en eerder ook al wakker was geworden van de muziek uit de tuin.
Conclusie
Het ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

5.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

6.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.J.P. van Essen, voorzitter,
en mrs. E.M. Havik en J.C. Tijink, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C. Ihataren, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 juni 2018.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij
op of omstreeks 23 juli 2016 te Middelharnis, gemeente Goeree-Overflakkee,
met [naam slachtoffer] (geboren [geboortedatum slachtoffer] 2002), van wie hij, verdachte,
wist dat die [naam slachtoffer] in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn
verkeerde, te weten: een slaap- of sluimertoestand en/of de leeftijd van
zestien jaren nog niet had bereikt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft
gepleegd, bestaande uit het vastpakken/betasten van en/of trekken aan de penis
van die [naam slachtoffer]
art 247 Wetboek van Strafrecht