ECLI:NL:RBROT:2018:4789

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 april 2018
Publicatiedatum
18 juni 2018
Zaaknummer
10/691136-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht en bezit van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 25 april 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht en het bezit van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. De verdachte heeft op verschillende manieren geuit dat hij het slachtoffer om het leven zou brengen, waarbij hij gebruik maakte van een balletjespistool. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte bekend heeft bedreigende uitingen te hebben gedaan, maar ontkende enkele feitelijke handelingen die in de tenlastelegging stonden. De rechtbank heeft echter deze handelingen wel bewezen geacht. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 135 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest.

De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte heeft een autistische stoornis en persoonlijkheidsproblematiek, wat heeft geleid tot een beperkte sociale interactie en een verhoogd risico op agressief gedrag in stressvolle situaties. De rechtbank heeft de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht, gezien zijn geestelijke toestand ten tijde van de feiten. De opgelegde straf is mede gericht op het voorkomen van toekomstige strafbare feiten en het bieden van de nodige begeleiding aan de verdachte.

De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf verbonden, waaronder een meldplicht, behandelverplichting en een contactverbod met het slachtoffer. De beslissing is genomen in het belang van zowel de verdachte als de maatschappij, met de nadruk op rehabilitatie en het voorkomen van recidive.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/691136-17
Datum uitspraak: 25 april 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. N. Tanoglu, advocaat te Arnhem.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 11 april 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting van 13 december 2017 overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. L.C. Visser heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 133 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 30 voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar met de bijzondere voorwaarden een meldplicht, een behandelverplichting, de verplichting zinvolle dagbesteding te vinden en een contactverbod met [naam slachtoffer] .

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de strekking van de uitingen van de verdachte een bedreiging oplevert, maar dat de verdachte ontkent de feitelijkheden van de tenlastelegging woordelijk te hebben gezegd. Het sturen van de e-mail bekent de verdachte.
4.1.2.
Beoordeling
De verdachte ontkent dat hij tegen de verpleegkundige van Delta GGZ heeft gezegd thuis een pistool te hebben. De aangifte vermeldt dat verpleegkundige [naam verpleegkundige] tegen het slachtoffer heeft gezegd dat zij de verdachte hoorde zeggen dat hij thuis een pistool had en dat hij ‘ [naam slachtoffer] ’ dood zou schieten. De rechtbank heeft geen reden aan deze verklaring te twijfelen en acht bewezen dat de verdachte deze uiting heeft gedaan.
Daarnaast bekent de verdachte dat hij aan zijn huisarts het balletjespistool heeft laten zien, maar ontkent hij daarbij gezegd te hebben dat hij zou gaan schieten. De huisarts heeft tegen de politie verklaard dat de verdachte een aantal keren heeft gezegd dat hij ging schieten en dat zij hem hoorde zeggen dat hij de assistent arts dood zou gaan schieten. Ditzelfde heeft de huisarts ook aan de psychiater van Delta GGZ doorgegeven, toen de verdachte vertrokken was en richting Delta GGZ wilde gaan. De rechtbank acht hiermee bewezen dat de verdachte tegen zijn huisarts heeft gezegd dat hij zou gaan schieten.
4.1.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij
in de periode van 31 augustus 2017 tot en met 01 september 2017
te Rotterdam en/of te Poortugaal, meermalen,
[naam slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
door die [naam slachtoffer]
- ( via een verpleegkundige genaamd [naam verpleegkundige] ) te laten weten dat hij thuis een
pistool had en dat hij " [naam slachtoffer] " neer zou schieten, en
- ( via zijn huisarts [naam huisarts] ) te laten weten dat hij zou gaan schieten en daarbij (aan die [naam huisarts] ) een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft getoond, en
- ( via een e-mail gericht aan DPC CP Kliniek Blaak 3) toe te voegen: "Ik kom
eraan en die arst [naam slachtoffer] die neem ik te grazen niemand d die sstopt
vieze gore gluipers";
2.
hij
op 1 september 2017 te Rotterdam en Poortugaal, een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie I onder 7 van de Wet wapens en munitie gelet op artikel 3 onder a van de Regeling wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie aangewezen voorwerp dat zodanig op een wapen gelijkt dat het voor bedreiging of afdreiging geschikt is, namelijk een nabootsing van een vuurwapen, te weten een balletjespistool, welke door vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoont met een vuurwapen, namelijk een Beretta 92A1 9 mm,
voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd

2.handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is strafbaar.

7.Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
In een vlaag van woede en onbegrip heeft de verdachte toen hem door de arts-assistent van Delta GGZ werd verteld dat hij moest vertrekken, zijn onvrede geuit door haar te bedreigen met een misdrijf tegen het leven gericht. Deze bedreiging heeft de verdachte op drie manieren en op drie verschillende tijdstippen gedaan, hetgeen de situatie voor het slachtoffer angstaanjagend en realistisch heeft gemaakt. Om de bedreigende uitingen kracht bij te zetten, heeft de verdachte een op een vuurwapen gelijkend balletjes pistool getoond. De verdachte heeft hiermee niet alleen het slachtoffer vrees aangejaagd, maar ook de huisarts aan wie hij het wapen heeft laten zien en de verbalisanten die hem hebben aangehouden.
De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 28 maart 2018, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederlandheeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 23 november 2017. Dit rapport houdt het volgende in.
De verdachte is gediagnosticeerd met een autistische stoornis en persoonlijkheidsproblematiek. Daarbij is hij bekend met een chronische depressie. Hij kan hierdoor slecht omgaan met veranderingen en heeft beperkingen in zijn sociale- en interpersoonlijke vaardigheden. Zijn coping mechanismen zijn beperkt en vanuit frustratie en boosheid heeft hij agressief gereageerd op de plotselinge en voor hem niet begrijpbare wijziging van het beleid van Delta. De verdachte heeft geen ondersteunend sociaal netwerk en geen dagbesteding. Het sociaal isolement waarin hij verkeert is een risicofactor.
Beschermende factoren zijn de bereidheid om mee te werken aan behandeling en reclasseringstoezicht en het feit dat de verdachte niet bekend is met middelengebruik. Er is geen sprake van een schuldenproblematiek.
Het recidiverisico wordt op basis van de psychiatrische problematiek ingeschat als matig. Er is een laag risico op onttrekken aan voorwaarden.
Geadviseerd wordt een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met daarbij de volgende voorwaarden:
1. meldplicht;
2. behandelverplichting;
3. contactverbod met Delta GGZ en werknemers van Delta GGZ;
4. het vinden en behouden van een structurele zinvolle dagbesteding.
Psychiater G.H.E. van Hoeckeheeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 14 november 2017. Dit rapport houdt het volgende in.
Er zijn aanwijzingen voor de aanwezigheid van een autisme spectrum stoornis bij de verdachte. Hij kan boos of woedend worden, maar dit komt niet op zichzelf staand voor. Het komt wel voor in de context van een sociaal isolement, dan wel in de miskenning van zijn zeldzame pogingen om contact met een derde te zoeken. Het is niet duidelijk of de schommelingen in zijn stemming toegeschreven dienen te worden aan een separate stemmingsstoornis, dan wel secundair zijn aan de lijdensdruk onder zijn autisme spectrumstoornis, die een bijna volledig sociaal isolement met zich meebrengt. Het rechtvaardigheidsgevoel van de verdachte overstijgt op sommige momenten de beperkingen van algemene regelgeving. Hierdoor heeft zijn gedrag soms een antisociaal karakter, maar is het geen patroon, zodat niet gesproken kan worden van een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Er zijn geen aanwijzingen voor ADHD, verslavingsproblematiek, een verstandelijke beperking of andere types persoonlijkheidsproblematiek.
Door de beperking in zijn persoonlijkheidsproblematiek ageerde de verdachte als coping bij stress zijn boosheid uit. Hij maakte hierbij gebruik van een nepwapen om zich te verzekeren van voldoende tijd om een gesprek met de arts-assistent aan te gaan. Tegelijkertijd was hij ambivalent in zijn handelswijze om een dergelijk gesprek af te dwingen, omdat hij een e-mail naar de inrichting verzond en zijn plannen met zijn huisarts deelde. Hierdoor gaf hij hulpverleningsdiensten de kans om in te grijpen.
Indien het ten laste gelegde bewezen wordt verklaard, wordt geadviseerd het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen.
Het recidiverisico wordt als gemiddeld ingeschat. Er wordt geadviseerd om de verdachte een eenduidig en eenvoudig hulpverleningscontact aan te bieden, welke door een reclasseringsmedewerker geleverd kan worden.
Psycholoog J.J. van de Weeleheeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 13 november 2018. Dit rapport houdt het volgende in.
In termen van functionele diagnostiek kan in geval van de verdachte worden gesproken van een zeer hoge lijdensdruk met depressieve klachten en suïcidale gedragingen, impulsiviteit in gedrag, gevoelens van boosheid en frustratie en onvoldoende coping mechanismen om met deze gevoelens van stress en onbehagen om te gaan. Op het moment dat de verdachte zich onheus of onrechtvaardig behandeld voelt lopen de spanningen bij hem snel op, waardoor zijn oordeel- en kritiekfunctie worden ingeperkt en hij koste wat het kost zijn recht wil halen.
Ten tijde van onderhavige feiten werd de verdachte naar zijn informatie geconfronteerd met tegenstrijdige informatie (eerst mocht hij in de kliniek blijven en een uur later moest hij vertrekken) en een uitspraak van een arts-assistent waarvan personeel van de kliniek zou hebben gezegd dat deze een dergelijk verstrekkende uitspraak niet zou mogen doen. Hij voelde zich onheus bejegend.
Gevoegd bij de nog immer hoge lijdensdruk die de verdachte ervoer en zijn overtuiging nog niet klaar te zijn voor ontslag ontstond een escalatie, waarbij hij al dreigend contact met de betrokken arts-assistent probeerde af te dwingen zonder zich de gevolgen van dit gedrag in voldoende mate te realiseren.
Tevens kan worden gewezen op veronderstelde problemen met zijn gezondheid, die later weliswaar bleken mee te vallen, maar die waarschijnlijk eveneens stresserend voor de verdachte zijn geweest.
Advies is om het ten laste gelegde in een verminderde mate toe te rekenen.
Het risico op recidive wordt ingeschat op matig tot hoog.
Advies is om de verdachte opnieuw onder toezicht van de reclassering te plaatsen als bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijke straf met proeftijd. Ook bij dit toezicht is van belang dat de verdachte één vaste medewerker toegewezen krijgt.
De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapporten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Nu de conclusies van de psychiater en psycholoog gedragen worden door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. De verdachte wordt dus in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht. Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van de feiten een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens in verband waarmee hij in verminderde mate toerekeningsvatbaar wordt geacht.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht en de verdachte heeft aangegeven behandeld te willen worden, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 2 van de Wet wapens en munitie en artikel 3 van de Regeling wapens en munitie.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 135 (honderdvijfendertig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
30 (dertig) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
  • de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde meldt zich na uitnodiging bij Reclassering Nederland. Hij blijft zich hierna melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht en hij houdt zich aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft;
2. de veroordeelde wordt verplicht tot het vinden en behouden van een structurele en zinvolle dagbesteding, zolang de reclassering dit nodig acht;
3. de veroordeelde wordt verboden contact te (laten) maken met [naam slachtoffer] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
4. de veroordeelde wordt verplicht zich ambulant te laten begeleiden door het ACT team van Palier of soortgelijke ambulante forensische zorg. Indien behandeling bij Palier niet (snel genoeg) mogelijk is of niet voldoet aan de zorgvraag van de verdachte, wordt door de reclassering gekeken naar de mogelijkheid tot het volgen van een dialectische gedragstherapie (DGT) bij PsyQ in Rotterdam of een soortgelijke instelling. Zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij hij zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht. Volgens berekening van de rechtbank is de totale duur van de voorlopige hechtenis
105 dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. D.L. Spierings, voorzitter,
en mrs. W.H.J. Stemker Köster en mr. G.A.J.M. van Vugt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. drs. M.R. Moraal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij
in of omstreeks de periode van 31 augustus 2017 tot en met 01 september 2017
te Rotterdam en/of te Poortugaal, gemeente Albrandswaard, althans in
Nederland,
meermalen, althans eenmaal, (telkens)
[naam slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met
zware mishandeling,
door die [naam slachtoffer]
- ( via een verpleegkundige genaamd [naam verpleegkundige] ) te laten weten dat hij thuis een
pistool had en dat hij " [naam slachtoffer] " neer zou schieten, en/of
- ( via zijn huisarts [naam huisarts] ) te laten weten dat hij zijn behandelaar in
Delta dood zou gaan schieten en/of daarbij (aan die [naam huisarts] ) een vuurwapen,
althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft getoond, en/of
- ( via een e-mail gericht aan DPC CP Kliniek Blaak 3) toe te voegen: "Ik kom
eraan en die arst [naam slachtoffer] die neem ik te grazen niemand d die sstopt
vieze gore gluipers";
2.
hij
op of omstreeks1 september 2017 te Rotterdam en/of Poortugaal, gemeente Albrandswaard,althans in Nederland, een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie I onder 7 van de Wet wapens en munitie gelet op artikel 3 onder a van de Regeling wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie aangewezen voorwerp dat zodanig op een wapen gelijkt dat het voor bedreiging of afdreiging geschikt is, namelijk een nabootsing van een vuurwapen, te weten een balletjespistool, welke door vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoont met een vuurwapen, namelijk een Beretta 92A1 9 mm,
voorhanden heeft gehad.