ECLI:NL:RBROT:2018:4772

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 maart 2018
Publicatiedatum
18 juni 2018
Zaaknummer
10/691112-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging doodslag en mishandeling met een mes in Sommelsdijk

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 29 maart 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van poging tot doodslag en mishandeling. De verdachte heeft op 4 augustus 2017 in Sommelsdijk het slachtoffer met een mes meermalen gestoken, waarbij hij vitale lichaamsdelen heeft geraakt. De verdediging voerde aan dat er geen opzet op de dood was, maar de rechtbank oordeelde dat het in het wilde weg steken met een mes, waarbij de buik van het slachtoffer werd geraakt, een voorwaardelijk opzet op de dood aantoont. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden en een terbeschikkingstelling (tbs) met voorwaarden, gezien de problematiek van de verdachte. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn psychische problemen en verslaving. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij beoordeeld, waarbij een schadevergoeding van € 3.553,35 werd toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld tot het betalen van proceskosten aan de benadeelde partij.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/691112-17
Datum uitspraak: 29 maart 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Vught,
raadsman mr. R.H.P. Feiner, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 2 november 2017, 12 januari 2018 en 15 maart 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. van den Berg heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest;
  • oplegging van een voorwaardelijke ter beschikkingstelling van de verdachte met daarbij de bijzondere voorwaarden: meldplicht, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang en meewerken aan schuldhulpverlening;
  • deze maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat naar algemene ervaringsregels niet kan worden gezegd dat het handelen van de verdachte, ook niet in voorwaardelijke zin, gericht was op de dood van het slachtoffer. De verdachte moet worden vrijgesproken van de hem ten laste gelegde poging tot doodslag.
4.1.2.
Beoordeling
Uit het dossier en de verklaring van de verdachte ter zitting blijkt dat hij het slachtoffer vaak met een mes heeft gestoken. De verdachte is het slachtoffer aangevlogen met een mes en is daarbij direct gaan steken. Ook nadat het slachtoffer op de grond was gevallen is de verdachte in het wilde weg op hem in blijven steken. Daarbij heeft hij het slachtoffer één keer in de buik geraakt. Dat de verdachte het slachtoffer niet vaker in de buik heeft geraakt of andere vitale delen, zoals de hals, heeft geraakt, is niet aan verdachte te danken. Het slachtoffer is er, blijkens de vele wonden op zijn benen en arm, juist in geslaagd om de vele messteken op te vangen met zijn ledematen. Door in het wilde weg met een mes op het slachtoffer in te steken, waarbij onder meer de buik is geraakt, heeft de verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij zodanige verwondingen zou veroorzaken dat het overlijden van het slachtoffer daarvan het gevolg zou zijn. Bij de verdachte was naar het oordeel van de rechtbank dan ook sprake van opzet op de dood van het slachtoffer.
4.1.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte gepoogd heeft het slachtoffer van het leven te beroven door hem meermalen met een mes te steken.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 04 augustus 2017 te Sommelsdijk, gemeente
Goeree-Overflakkee, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om opzettelijk een persoon genaamd [naam slachtoffer] van het leven te beroven,
met dat opzet die [naam slachtoffer] met een mes meermalen, in een bovenarm
ende bovenbenen en de buik, heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 04 augustus 2017 te Sommelsdijk, gemeente
Goeree-Overflakkee, [naam slachtoffer] heeft mishandeld door die [naam slachtoffer]
meermalen te slaan en te schoppen en met een mes te steken;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.poging tot doodslag

2.mishandeling

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte is het slachtoffer op de openbare weg te lijf gegaan met een mes en heeft daarop in het wilde weg op het slachtoffer ingestoken. Hiermee is aan het slachtoffer ernstig letsel toegebracht. Dat het handelen van de verdachte geen ernstiger gevolgen heeft gehad, is te danken aan de afwerende bewegingen van het slachtoffer. Een dergelijk handelwijze schendt niet alleen de persoonlijke integriteit van het slachtoffer, maar kan ook leiden dat psychische klachten. Dat de feiten voor het slachtoffer zeer traumatisch zijn geweest blijkt ook uit zijn slachtofferverklaring. Inmiddels is hij gediagnosticeerd met een posttraumatische stress stoornis en ten gevolge van het letsel kan hij zijn beroep van stratenmaker niet meer uitoefenen
Daarnaast vond het feit plaats op straat, waar het door meerdere mensen is gezien. Deze ooggetuigen hebben de politie ook geholpen met dichthouden van de wonden tot de ambulance arriveerde. Geweldsincidenten als deze dragen bij aan het gevoel van onveiligheid in de samenleving. Het is voorts een feit van algemene bekendheid dat een dergelijke ervaring niet alleen bij het slachtoffer, maar ook bij de mensen die een dergelijke geweldsactie hebben moeten aanschouwen, langdurige psychische gevolgen kan veroorzaken.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 26 februari 2017, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Psychiater C.J.F. Kempermanheeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 13 oktober 2017. Dit rapport houdt het volgende in.
Voorafgaand aan het onderhavige delict ging het niet goed met de verdachte. Er speelden diverse problemen, zoals het conflict met zijn oude vriendengroep waarbij hij zich bedreigd voelde, zijn schulden, het niet hebben van een eigen woonplek, mogelijk het ook niet (goed) verwerkt hebben van de dood van zijn adoptiemoeder en een verslaving aan cannabis waar hij niet van af kon komen en geen hulp voor kon vinden.
Naast een stoornis in cannabisgebruik , nu in gedwongen remissie, is er sprake van een aanpassingsstoornis met depressieve stemming, gefundeerd op een persoonlijkheidsstoornis met antisociale en borderline trekken.
Ten aanzien van het verband tussen psychopathologische symptomatologie en het tenlastegelegde, kan worden opgemerkt dat de verdachte zijn gedrag destijds enigszins verminderd kon controleren door antisociale en borderline trekken in de persoonlijkheid in combinatie met een stressreactie samenhangend met het langdurige conflict met de aangever en daarnaast mogelijk door een extra ontremming door middelengebruik. Geadviseerd wordt het tenlastegelegde op een driepuntsschaal in een verminderde mate toe te rekenen.
Geadviseerd wordt behandeling met aandacht voor de verslavings-, stemmings- en persoonlijkheidsproblematiek met een beperkte agressieregulatie en impulsiviteit. Daarnaast is aandacht gewenst voor huisvesting (begeleid wonen), zijn financiële management (inkomen/schulden) en het opbouwen van een goede dagbesteding. Gelet op de noodzaak tot behandeling, het uitgebleven zijn van een verbetering ondanks eerdere behandelingen, de ernst van het tenlastegelegde en het matige tot hoge recidivegevaar, wordt geadviseerd om behandeling op te leggen in het kader van een Tbs-maatregel.
Psycholoog G.J.J. Voorhorstheeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 9 oktober 2017. Dit rapport houdt het volgende in.
Bij de verdachte is sprake van een ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met borderline en narcistische trekken. Er worden voornamelijk borderline trekken gezien, die zich uiten in een duidelijk patroon van instabiele relaties, een persisterend instabiel zelfbeeld, een moeite om boosheid te beheersen en er is sprake van recidiverende uitlatingen van suïcidaal gedrag.
Ten tijde van het tenlastegelegde was geen sprake van een psychotisch, dan wel depressieve toestand. Het is aannemelijk dat bij de verdachte, die alles deed om de aangever te vermijden en zijn constante angst en frustratie probeerde te dempen met cannabis, op dat moment, toen hij het totaal niet verwachtte en er ook niet op had geanticipeerd, werd overspoeld door emotie. Enerzijds door angst vanwege de concreet geuite bedreiging door de aangever. Anderzijds door opgekropte woede, als aangever zijn overleden adoptiemoeder beledigt en daarbij ‘genietend lacht’. Hij is vanuit zijn persoonlijkheidsstoornis en daarmee samenhangende moeite om met spanningen om te gaan en verhoogde krenkbaarheid, de controle over zijn gedrag verloren. Hiermee kwam alle opgekropte woede en frustratie tot uiting, die op dat moment vermoedelijk groter was dan zijn angst. Wanneer zijn angst groter was geweest, zou hij vermoedelijk eerder zijn weggerend of terug naar binnen zijn gevlucht, zoals hij normaal gesproken zou doen. Hierbij geldt dat de stoornis doorwerkt in het delict, waarbij zijn stoornis hem beperkte in zijn gedragskeuzes. Geadviseerd wordt het tenlastegelegde in een verminderde mate toe te rekenen.
Het risico op geweld wordt ingeschat op matig-hoog, met een matig-hoog risico op ernstig lichamelijk letsel. Het risico op acuut dreigend geweld is laag.
Er zijn op dit moment beschermende factoren. De verdachte is gemotiveerd om te werken, gebruikt zijn medicatie en heeft een positief levensdoel. Op extern gebied is er sprake van een steunend netwerk en staat hij open voor hulpverlening. Er is echter nog voldoende ruimte voor het verstevigen van de beschermende factoren. Met name het verstevigen van de coping vaardigheden en het vergroten van zijn zelfcontrole, het motiveren voor behandeling en het starten van toezicht. Wanneer dit gerealiseerd kan worden, zal het risico op recidive verder afnemen.
Om de verdachte goed te behandelen, zal een lang traject nodig zijn. Hij heeft structuur nodig en langdurige geïntegreerde behandeling. Niet alleen een klinische behandeling voor zijn verslaving moet de focus hebben ook juist de behandeling van zijn persoonlijkheidsproblematiek met daarbij een vervolgtraject.
Omdat in het verleden behandelingen vaak onvoldoende van de grond kwamen en werden afgebroken, is het risico op het afbreken van de behandeling op vrijwillige basis hoog. Dat maakt dat een dwingend kader noodzakelijk is.
Derhalve wordt een terbeschikkingstelling met voorwaarden geadviseerd.
Het Leger des Heils, afdeling Jeugdbescherming en Reclasseringheeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 17 oktober 2017 dat onder meer het navolgende inhoudt:
Betrokkene heeft tot op heden een bewogen leven achter de rug en heeft al veel
hulpverlening gehad. Hij is verslaafd geboren. Vanwege gedragsproblematiek kwam hij
op zijn twaalfde in een internaat terecht waar hij in aanraking kwam met drugs. Er is
sprake van ernstige verslavingsproblematiek, psychosociale problematiek en
persoonlijkheidsproblematiek. Betrokkene heeft meerdere hulp- en reclasseringstrajecten
achter de rug. Dit lijkt over het algemeen tijdelijk een positief effect te hebben, doch
ondanks perioden van abstinentie en redelijke stabiliteit valt betrokkene tot op heden
telkens terug. Een beschermende factor is dat betrokkene een steunend netwerk ervaart
van pleegouders en de kerkgemeenschap.
Inschatting recidiverisico
Het recidiverisico wordt (o.b.v. de beschikbare informatie) ingeschat als hoog.
Voorts wordt het advies van de deskundigen onderschreven en wordt in overweging gegeven een maatregelrapportage aan te vragen om de voorwaarden te onderzoeken die aan een maatregel van TBS met voorwaarden moeten worden verbonden.
GGZ Novadic-Kentron, afdeling reclasseringheeft een maatregelrapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 19 december 2018. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De kans op het onttrekken aan voorwaarden bij een terbeschikkingstelling met voorwaarden wordt ingeschat op laag-matig, omdat de verdachte schuwt voor een omzetting naar dwangverpleging. Echter is er kans op terugval in middelengebruik en heeft de verdachte vrijwillige behandelingen steeds afgebroken of is hij ontslagen vanwege het onttrekken aan afspraken. Bij een voorwaardelijk strafdeel met regulier reclasseringstoezicht is het afbreukrisico van de behandeling groter, omdat de consequenties voor de verdachte kleiner zijn.
De reclassering adviseert een terbeschikkingstelling met voorwaarden op te leggen met de onderstaande voorwaarden, indien IFZ een indicatiestelling afgeeft richting een forensisch klinische behandelsetting.
- meldplicht;
- opname in een zorginstelling;
- ambulante behandeling;
- begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
- meewerken aan schuldhulpverlening;
- zich houden aan de richtlijn van de reclassering ten aanzien van middelengebruik, ook als dit totale abstinentie inhoudt. De verdachte werkt mee aan controles op middelengebruik, zoals urinecontroles en blaastesten.
De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapporten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Nu de conclusies van de psychiater en de psycholoog gedragen worden door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. De verdachte wordt dus in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht. Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens in verband waarmee hij in verminderde mate toerekeningsvatbaar wordt geacht.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Voorts onderschrijft de rechtbank de conclusie dat oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden noodzakelijk is. De veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen eisen deze maatregel. Dat oordeel is gegrond op de ernst en aard van het bewezen verklaarde feit en het gevaar voor herhaling. De problematiek van de verdachte is ernstig en staat in direct verband met wat er gebeurd is.
De verdachte heeft op de terechtzitting aangegeven dat hij bereid is mee te werken aan de voorwaarden zoals deze zijn gesteld in het advies van de reclassering. Wel is hij van mening dat een voorwaardelijk strafdeel met de maximale proeftijd beter passend zou zijn dan een voorwaardelijke terbeschikkingstelling. De rechtbank is echter van oordeel dat de verdachte, gezien zijn voorgeschiedenis en eerder ingezette behandelingen, een steviger kader nodig heeft om de behandeling voor zowel zijn verslaving als de gediagnostiseerde persoonlijkheidsproblematiek te waarborgen. Eerdere behandelpogingen hebben immers niet tot een blijvende reductie van de verslavingsproblematiek geleid. Hier komt bij dat behandeling van de persoonlijkheidsproblematiek volgens de deskundigen op de voorgrond moet staan om de verslaving succesvol te kunnen bestrijden, terwijl de verdachte juist voor dit deel van de behandeling slechts met tegenzin gemotiveerd is.
Vastgesteld wordt dat het bewezen verklaarde feit waarvoor de terbeschikkingstelling met voorwaarden zal worden opgelegd, een misdrijf betreft als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, aanhef en onder 1 van het Wetboek van Strafrecht.
Aan de verdachte zal gelet op het voorgaande terbeschikkingstelling met voorwaarden worden opgelegd.
Nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens personen, wordt bevolen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam benadeelde] ter zake van het ten laste gelegde. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 553,35 aan materiële schade en een vergoeding van € 5.000,00 aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de materiële kosten in het geheel toe te wijzen en de immateriële vordering te matigen tot € 1.000,00, gezien de medeschuld bij de benadeelde.
De officier van justitie verzoekt de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht de vordering tot immateriële schadevergoeding af te wijzen vanwege de omstandigheid dat het slachtoffer kort na zijn ontslag uit het ziekenhuis een aanvaring heeft gehad met personen uit zijn vriendenkring. Hierbij is ook fysiek geweld gebruikt. Het slachtoffer is daarna uit Sommelsdijk gevlucht. Niet uitgesloten is dat een deel van de het letsel is ontstaan door deze gebeurtenissen, waaraan de verdachte part noch deel heeft gehad. Gelet op deze feiten en omstandigheden is de vordering onvoldoende onderbouwd. Subsidiair heeft de verdediging verzocht de vordering te matigen vanwege het eigen aandeel van het slachtoffer in de aanleiding tot het delict.
Ten aanzien van de buitengerechtelijke kosten en de proceskosten wordt afwijzing gevraagd. Deze kosten zijn niet onderbouwd. Het slachtoffer procedeert waarschijnlijk op basis van gefinancierde rechtsbijstand en buitengerechtelijke kosten worden door hem niet gemaakt in geval van een toewijzing van de vordering waarbij de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd.
8.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding door de verdachte niet is weersproken, zal dit deel van de vordering worden toegewezen.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht.
Die schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 3.000,00. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat de bewijsstukken ter onderbouwing van de vordering op dit moment ontoereikend zijn. Nader onderzoek naar de toedracht van het door de benadeelde naar voren gebrachte trauma zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de nadere behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 4 augustus 2017.
Nu de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt.
Omtrent de gevorderde proceskosten stelt de rechtbank voorop dat redelijke uitleg van artikel 592a Sv meebrengt dat bij de begroting daarvan dezelfde maatstaf wordt gehanteerd als in civiele procedures waarin doorgaans het zogenoemde liquidatietarief wordt gehanteerd (zoals neergelegd in het op rechtspraak.nl gepubliceerde ‘Salarissen in rolzaken kanton’ of in het ‘Liquidatietarief rechtbanken en hoven’). De rechtbank ziet in deze zaak geen aanleiding daarvan af te wijken. De benadeelde partij heeft er kennelijk voor gekozen om zich op betalende basis van rechtsbijstand te voorzien en dit stond hem vrij. De rechtbank ziet wel aanleiding om uit te gaan van een salaris van € 175,- per punt nu de benadeelde partij voor een groot deel van de gevorderde hoofdsom niet-ontvankelijk zal worden verklaard. De rechtbank begroot de kosten van rechtsbijstand als volgt: 2 punten (1 punt voor het indienen van de vordering, 1 punt voor het verschijnen ter terechtzitting ) x
€ 175,- = € 350,-.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 3.553,35, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 38, 38a, 38d, 45, 55 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gesteld;
stelt daarbij de navolgende voorwaarden betreffende het gedrag van de terbeschikkinggestelde:
- de terbeschikkinggestelde meldt zich bij de reclassering zodra hij de hem opgelegde gevangenisstraf heeft ondergaan. Hij conformeert zich aan meldplicht afspraken, zulks zo vaak de reclassering dat noodzakelijk acht;
- de terbeschikkinggestelde laat zich opnemen in een forensisch klinische behandelsetting of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De terbeschikkinggestelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de terbeschikkinggestelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
- de terbeschikkinggestelde laat zich ambulant behandelen door een nader te bepalen instelling, te bepalen door de reclassering. De behandeling start in aansluiting op het klinische behandeltraject. De behandeling duurt de gehele termijn van de terbeschikkingstelling met voorwaarden of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt.
De terbeschikkinggestelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling volgens de richtlijnen van de geneesheer directeur en/of de psychiater;
- de terbeschikkinggestelde verblijft in een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, in aansluiting op het klinische behandeltraject, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele termijn van de terbeschikkingstelling met voorwaarden of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De terbeschikkinggestelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- De terbeschikkinggestelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van betalingsregelingen, ook al dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De terbeschikkinggestelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
- De terbeschikkinggestelde houdt zich aan de richtlijn van de reclassering ten aanzien van middelengebruik, ook indien dit een totale abstinentie inhoudt;
- De terbeschikkinggestelde werkt mee aan controles op middelengebruik, zoals urinecontroles en blaastesten;
- De terbeschikkinggestelde werkt mee aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
- De terbeschikkinggestelde laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien. Dat is nodig om de identiteit van de terbeschikkinggestelde vast te stellen.
- De terbeschikkinggestelde houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om de terbeschikkinggestelde te helpen bij het naleven van de voorwaarden.
- De terbeschikkinggestelde helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid.
- De terbeschikkinggestelde werkt mee aan huisbezoeken.
- De terbeschikkinggestelde geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners.
- De terbeschikkinggestelde vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering.
- De terbeschikkinggestelde werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact met hem hebben, als dat van belang is voor het toezicht.
- De terbeschikkinggestelde maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit.
- De terbeschikkinggestelde gaat niet naar het buitenland of de Nederlandse Antillen zonder toestemming van het openbaar ministerie.
geeft aan GGZ Novadic-Kentron, afdeling reclassering opdracht de terbeschikkinggestelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
beveelt de dadelijke uitvoerbaarheid van de terbeschikkingstelling met voorwaarden;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde] , te betalen een bedrag van
€ 3.553,35 (zegge: drieduizend vijfhonderd drieënvijftig euro en vijfendertig eurocent), bestaande uit € 553,35 aan materiële schade en € 3.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 4 augustus 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op € 350,00 (zegge: driehonderdvijftig euro).
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde] te betalen
€ 3.553,35(hoofdsom,
zegge: drieduizend vijfhonderd drieënvijftig euro en vijfendertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 november 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 3.533,35 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
45 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.A.M.J. Janssen-Timmermans, voorzitter,
en mrs. A.A.T. Werner en W.J. Loorbach, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. drs. M.R. Moraal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 04 augustus 2017 te Sommelsdijk, gemeente
Goeree-Overflakkee, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om opzettelijk een persoon genaamd [naam slachtoffer] van het leven te beroven,
althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [naam slachtoffer]
met een mes meermalen, althans eenmaal, (telkens) in een/de (boven)arm(en)
en/of een/de (boven)be(e)n(en) en/of de buik, in elk geval het (boven)lichaam,
heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid;
2.
hij op of omstreeks 04 augustus 2017 te Sommelsdijk, gemeente
Goeree-Overflakkee, [naam slachtoffer] heeft mishandeld door die [naam slachtoffer]
(meermalen) te slaan en/of te schoppen en/of met een mes te steken;