4.1.2.Beoordeling
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
De nu 58-jarige verdachte heeft het slachtoffer leren kennen in 2012. Hij was toen als taxichauffeur werkzaam en vervoerde leerlingen van een school voor zeer moeilijk lerende kinderen, waaronder het slachtoffer dat toen 16 jaar oud was. De verdachte heeft in die tijd contact met haar gelegd via Hyves, waarop hij haar romantisch getinte berichten heeft verstuurd. De verdachte is daarop aangehouden en gehoord wegens grooming, maar dit heeft in verband met de leeftijd van het slachtoffer niet tot vervolging geleid. De verdachte is als gevolg van dit incident in 2012 wel zijn baan als taxichauffeur verloren.
Medio november 2017 heeft het slachtoffer via Facebook contact opgenomen met de verdachte. Het slachtoffer was op dat moment woonachtig in een instelling voor mensen met een verstandelijke beperking. Het contact heeft ertoe geleid dat de verdachte twee keren ’s nachts bij het slachtoffer in haar kamer op bezoek is geweest. Het slachtoffer heeft vervolgens aan de verdachte medegedeeld dat zij een sleutel van de voordeur te pakken had gekregen zodat zij zelfstandig naar binnen kon. Het slachtoffer heeft daarna een aantal nachten bij de verdachte verbleven, waarbij hij haar laat in de avond ophaalde en midden in de nacht terugbracht. In de nacht van dinsdag 28 op woensdag 29 november 2017 is het slachtoffer wederom opgehaald door de verdachte. Zij is die nacht echter niet teruggekeerd naar haar woning, maar is in de woning van de verdachte gebleven. Daar is zij op vrijdag 1 december 2017 aangetroffen door de politie. In de gehele periode, vanaf het tweede bezoek door de verdachte aan de instelling op 17 november 2017 tot 1 december 2017, heeft hij herhaaldelijk seks met het slachtoffer gehad, in de varianten zoals ten laste gelegd.
De feitelijke gedragingen kunnen daarmee bewezen worden verklaard. Centraal staat daarom de vraag of het slachtoffer in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden en de wetenschap daarvan bij de verdachte. Vast staat dat het slachtoffer lijdt aan het VCF syndroom. Dit is een aangeboren chromosoomafwijking, die naar zijn aard blijvend is. In 2010 is een psychodiagnostisch onderzoek uitgevoerd, waaruit naar voren komt dat het slachtoffer met een IQ van 53 functioneert op licht verstandelijk beperkt niveau. Verder wordt opgemerkt dat zij een relatief sterke behoefte heeft aan erkenning en aanmoediging op haar handelen. De geneesheer-directeur van de instelling waar zij in het kader van de Wet Bijzondere opneming psychiatrische ziekenhuizen (Wet BOPZ) verblijft, heeft op 26 januari 2018 een verklaring afgegeven in het kader van de aanvraag van een rechterlijke machtiging. Daarin schrijft hij onder meer dat het slachtoffer op basis van haar handicap onvoldoende weerbaar is tegen personen die kwalijke bedoelingen met haar hebben. In het verslag van de aanvraag is opgenomen dat het slachtoffer op het gebied van dagelijkse vaardigheden functioneert op het niveau van een 6-jarige. Sociaal-emotioneel is zij zeer zwak en kan haar ontwikkelingsniveau worden vergeleken met een kind tussen de 18 en 36 maanden. Ze heeft weinig weet van haar eigen grenzen en de grenzen van anderen.
Van iemand die op een dergelijk laag niveau functioneert kan niet worden verwacht dat zij haar wil kan bepalen ten aanzien van seksuele handelingen in het algemeen, laat staan de seksuele handelingen waarvan in dit geval – in een tijdbestek van slechts enkele dagen – sprake is geweest. Daar komt bij dat van het slachtoffer niet verwacht kan worden dat zij weerstand biedt aan de verdachte die, anders dan zij, een zelfstandig leven heeft, haar reeds eerder romantisch heeft benaderd en nu weer alle aandacht voor haar heeft en zelfs beloofd heeft haar te trouwen.
Uit het voorgaande volgt naar het oordeel van de rechtbank dat het slachtoffer onvolkomen in staat was om haar wil te bepalen omtrent de seksuele handelingen met de verdachte en evenmin in staat was daartegen weerstand te bieden.
Voor zover de verdachte heeft betoogd dat hij niet wist dat zij een verstandelijke beperking had en evenmin dat zij niet in staat was haar wil te bepalen omtrent de seksuele handelingen met de verdachte geldt het volgende.
De verdachte was al in 2012 op de hoogte van het feit dat het slachtoffer een verstandelijke beperking heeft. Voor de stelling van de verdachte dat hij heeft gemeend en ook kon menen dat zij zich in de periode tot 2017 zo zou hebben ontwikkeld dat daarvan geen sprake meer was, zijn geen aanknopingspunten te vinden in het dossier. Uit het dossier blijkt het tegendeel. Het slachtoffer (op dat moment 22 jaar oud) was immers woonachtig in een instelling waar de verdachte ’s avonds laat naar binnen moest sluipen en zachtjes moest doen opdat de begeleiding niets zou horen. De verdachte wist bovendien dat de kamer van het slachtoffer voorzien was van een inluisterinstallatie die de begeleiding in staat stelde op afstand mee te luisteren. Die installatie was door het slachtoffer afgeplakt. De verdachte had dit waargenomen. Voorts was verdachte ermee bekend dat zij geen eigen voordeursleutel had.
Daar komt nog bij dat uit de manier waarop de verdachte met het slachtoffer omging volgt dat hij wist dat zij een beperking had. Zo verklaart hij onder meer dat hij haar heeft verplicht om tanden te poetsen, omdat hij wist dat ze dat van de instelling moest doen.
De verdachte wist derhalve dat óók ten tijde van het feit er sprake was van een verstandelijke beperking bij het slachtoffer. Zijn verklaring wordt op dit punt ongeloofwaardig geacht.
Uit onderzoek is gebleken dat de verdachte zelf op (boven)gemiddeld niveau functioneert. Hij heeft het slachtoffer in 2012 gedurende enkele maanden meegemaakt, waardoor hij bekend was met (de omvang van) haar beperking (destijds). Gelet op de intelligentie van de verdachte had hij zich kunnen realiseren dat de beperking van het slachtoffer ook invloed kan hebben op de mogelijkheid haar wil te bepalen omtrent de seksuele handelingen die hebben plaatsgevonden of haar vermogen aan dergelijke handelingen weerstand te bieden. De verdachte verklaart dat het slachtoffer hem tijdens het tweede afspraakje vroeg of hij seks met haar wilde en dat hij daar wel vraagtekens bij had, maar hij verricht vervolgens binnen enkele dagen diverse seksuele handelingen met haar tot aan anale penetratie toe. Hoewel de verdachte verklaart over liefdevolle gevoelens, is van een romantisch samenzijn niet gebleken.
Gelet op alle omstandigheden, in samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte tevens willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard heeft dat het slachtoffer als gevolg van haar beperking niet in staat was haar wil omtrent de ten laste gelegde seksuele handelingen te bepalen of daaraan weerstand te bieden.