ECLI:NL:RBROT:2018:4770

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 maart 2018
Publicatiedatum
18 juni 2018
Zaaknummer
10/682151-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van diefstal in vereniging met gestolen bankpas en afgekeken pincode

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 29 maart 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal in vereniging. De verdachte is beschuldigd van het stelen van geldbedragen door middel van een gestolen bankpas en het afkijken van pincodes. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een medeverdachte op drie verschillende momenten, te weten op 27 september 2013 in Roosendaal en op 5 oktober 2013 in 's-Hertogenbosch, de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd. De rechtbank heeft de verklaringen van de medeverdachte en de herkenning door verbalisanten als bewijs gebruikt. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en haar medeverdachte in nauwe en bewuste samenwerking hebben gehandeld, wat leidt tot de conclusie van medeplegen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden, waarbij de ernst van de feiten en het recidivegevaar zwaar hebben meegewogen in de beslissing. De rechtbank heeft ook de kwetsbaarheid van de slachtoffers, die bejaarden waren, in aanmerking genomen bij de strafoplegging.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/682151-16
Datum uitspraak: 29 maart 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
gemachtigd raadsman B.P.J. van Riel, advocaat te Arnhem.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 15 maart 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.L. van Prooijen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte moet worden vrijgesproken vanwege het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs.
De aangiftes bevatten volgens de raadsman onvoldoende informatie om daar de verdachte aan te verbinden. De belastende verklaring van de medeverdachte [naam medeverdachte] acht de raadsman niet als overtuigend bewijs bruikbaar, omdat zijn motief voor het afleggen van deze verklaring onduidelijk is gebleven en hij pas verklaard heeft nadat verbalisanten de naam van de verdachte al eens hebben laten vallen. Een herkenning van de verdachte door verbalisanten is naar de mening van de raadsman niet mogelijk, omdat de foto’s zijn gemaakt van beelden van beveiligingscamera’s welke van boven zijn opgenomen en daarmee niet duidelijk genoeg zijn. Door de verbalisanten is bij de herkenning niet aangegeven aan welke specifieke kenmerken de verdachte is herkend.
4.1.2.
Beoordeling
Betrouwbaarheid verklaring medeverdachte [naam medeverdachte] .
De medeverdachte [naam medeverdachte] heeft bij de politie aangegeven dat hij ‘schoon schip’ wilde maken. In eerste instantie verklaarde hij alleen over zichzelf, later ook over de verdachte. Dat dit een jaar na zijn eerste verklaringen was en verbalisanten reeds de naam van de verdachte hadden genoemd als mogelijke mededader, doet naar het oordeel van de rechtbank aan de betrouwbaarheid van zijn verklaring niets af. De rechtbank ziet geen reden aan de verklaring te twijfelen en acht zijn verklaring dan ook bruikbaar voor het bewijs.
Herkenning verdachte door verbalisanten
Uit onderzoek door wetenschappers P.J. van Koppen en W.A. Wagenaar komt naar voren dat gezichten als één geheel, dat wil zeggen holistisch, in het geheugen worden opgeslagen in een visuele vorm. Dit is de wijze waarop de herkenning van gezichten plaatsvindt, hetgeen onder meer tot gevolg heeft dat het lastig kan zijn een beschrijving te geven van een gezicht dat men goed kent en goed kan herkennen. Ook heeft het vanwege de holistische herinnering aan gezichten weinig zin om aan een getuige te vragen waaraan hij precies het gezicht van de verdachte heeft herkend (vgl. ECLI:NL:GHAMS:2017:1234).
De rechtbank heeft de volgende elementen in zijn beoordeling betrokken. In de eerste plaats heeft de rechtbank aan de hand van de foto’s in het dossier beoordeeld of deze voldoende duidelijk en helder zijn om een herkenning op te kunnen baseren. Daarmee in nauw verband staat een tweede beoordelingselement, namelijk hoe goed de herkenner de verdachte kent. Hoe beter men de verdachte (visueel) kent, hoe minder visuele informatie nodig is voor een betrouwbare herkenning. Tevens zijn de aard, de frequentie en het tijdsverloop sinds de ontmoetingen van belang. Een derde beoordelingselement is het aantal in aanmerking komende herkenningen, die onafhankelijk van elkaar zijn gedaan. Hoe meer dat er zijn, hoe hoger de bewijskracht.
De rechtbank acht de zich in het dossier bevindende stills van de camerabeelden die betrekking hebben op de drie feiten van voldoende kwaliteit en voldoende duidelijk om als basis voor herkenning te dienen.
Verbalisant [naam verbalisant 1] heeft een van de verhoren met de verdachte afgenomen. Hij heeft daarbij kennis genomen van haar uiterlijk. Tijdens de verhoren heeft verbalisant [naam verbalisant 1] de verdachte geconfronteerd met een aantal foto’s die betrekking hadden op feit 1 in Roosendaal ( [proces-verbaalnummer 1] ) en feit 2 in Den Bosch ( [proces-verbaalnummer 2] ). Verbalisant [naam verbalisant 1] relateert in zijn proces-verbaal dat hij er zeker van is dat de vrouw die hij in verhoor heeft gehad afgebeeld staat op de aan haar getoonde foto’s.
In zijn proces-verbaal beschrijft hij dat de verdachte op de beelden te zien is in een witte jas/trui, een blauwe broek en met een zwarte das om haar nek.
Verbalisant [naam verbalisant 2] heeft naar aanleiding van een tweetal anonieme meldingen waarbij de naam van de verdachte is genoemd, de camerabeelden van feit 2 in Den Bosch bekeken en vergeleken met de foto van de verdachte uit de SKDB. Deze foto is voldoende duidelijk en helder om een gezichtsherkenning op te kunnen baseren. Hij heeft met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid de verdachte herkend als de vrouw op de camerabeelden.
Hoewel er in de onderhavige zaak geen sprake is van herkenning van specifieke gezichts- en gelaatskenmerken van de verdachte, zoals door de raadsman is aangevoerd, acht de rechtbank – gelet op het vorenstaande – de herkenningen door de verbalisanten voldoende betrouwbaar en bezigt deze dan ook voor het bewijs. Derhalve stelt de rechtbank vast dat de vrouw met het witte jas/vest, de blauwe broek en de zwarte das de verdachte is.
De feiten
In haar verklaring heeft aangeefster [naam slachtoffer 1] aangegeven dat de vrouw die met haar heeft meegekeken tijdens het pinnen en vervolgens achter haar aan is gelopen en haar bankpas heeft gestolen, witte bovenkleding droeg. Ook door verbalisant [naam verbalisant 1] is witte bovenkleding gezien toen hij de camerabeelden van feit 2 bekeek.
Bij het uitkijken van de camerabeelden van het filiaal van Albert Heijn in Den Bosch (feit 2) en de supermarkt Plus in Roosendaal (feit 1) is door verbalisanten gezien dat ‘de vrouwelijke verdachte’ achter de aangevers gaat staan op het moment dat zij hun pincode intoetsen en meekijkt. De camerabeelden laten zien dat dezelfde verdachte met haar hand in de richting van de jaszak van de aangeefster ging, de plek waar zij haar portemonnee had opgeborgen. De aangeefster vindt de portemonnee later terug in het mandje van haar rollator.
Daarnaast heeft de medeverdachte [naam medeverdachte] verklaard zichzelf en de verdachte, in het wit gekleed, te herkennen op de hem getoonde foto’s van camerabeelden die betrekking hebben op alle ten laste gelegde feiten. Hij heeft verklaard dat de verdachte bij alle feiten de pincode afkeek en de bankpas heeft gestolen. Hijzelf heeft vervolgens met deze bankpassen en pincodes geld gepind, terwijl de verdachte buiten beeld is gebleven.
De medeverdachte heeft verklaard op 27 september 2013 de hele dag met samen met de verdachte, zijn tante, te zijn geweest. Dit is de dag waarop zowel de diefstal heeft plaats gevonden van feit 1 als van feit 3, beiden in Roosendaal. Bij feit 3 is dezelfde modus operandi gebruikt als bij de feiten 1 en 2. De rechtbank heeft op de beelden gezien dat degene die steeds wordt aangeduid als ‘de vrouwelijke verdachte’ bij de feiten 1 en 3 dezelfde kleding draagt en ook, duidelijk op alle beelden zichtbaar, hetzelfde cross-over tasje. In het kader van feit 1 is deze ‘vrouwelijke verdachte’ door de verhorende politieambtenaar herkend als de verdachte.
Op basis van de bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte, samen met haar medeverdachte, tweemaal op 27 september 2013 in Roosendaal en één maal op 5 oktober 2013 in Den Bosch de betreffende aangevers heeft bestolen van hun pinpas en vervolgens binnen zeer korte tijd na de diefstal heeft gepind met de gestolen bankpassen. Hierbij heeft de verdachte de door haar afgekeken pincode aan de medeverdachte doorgegeven en heeft de medeverdachte de daadwerkelijke pinhandeling verricht. De medeverdachte heeft daarna het opgenomen geldbedrag met de verdachte gedeeld. Gezien het bovenstaande wordt vastgesteld dat de verdachte voor en tijdens het strafbare feit in nauwe en bewuste samenwerking met haar medeverdachte heeft gehandeld, waardoor gesproken kan worden van medeplegen.
4.1.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte het onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde heeft begaan.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
zij op 27 september 2013 te Roosendaal
tezamen en in vereniging met een ander,
met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigeninguit een geldautomaat
heeft weggenomen een geldbedrag (1.250,- euro), geheel toebehorende aan [naam slachtoffer 1] ,
waarbij haar mededader het weg te nemen
goed onder
zijnbereik heeft gebracht door middel van een
valse sleutel, te weten een bankpas tot welk gebruik haar
mededader niet gerechtigd/gemachtigd/bevoegd was;
2.
zij op 05 oktober 2013 te 's-Hertogenbosch
tezamen en in vereniging met een ander,
met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigeninguit een geldautomaat heeft
weggenomen een geldbedrag (1.000,- euro), geheel toebehorende aan [naam slachtoffer 2] ,
waarbij haar mededader het weg te nemen goed onder
zijnbereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te
weten een bankpas tot welk gebruik
haarmededader niet
gerechtigd/gemachtigd/bevoegd was;
3.
zij op 27 september 2013 te Roosendaal
tezamen en in vereniging met een ander ,
met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigeninguit een geldautomaat heeft
weggenomen een geldbedrag (1.100,- euro), geheel toebehorende aan [naam slachtoffer 3] ,
waarbij haar mededader het weg te nemen goed onder
zijn
bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te
weten een bankpas tot welk gebruik haar mededader niet
gerechtigd/gemachtigd/bevoegd was;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
medeplegen van diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
Verdachte heeft zich samen met haar mededader schuldig gemaakt aan vermogensdelicten waarbij bejaarden het slachtoffer zijn geworden. Er is kennelijk bewust gezocht en samengewerkt om een persoon, waarvan (bijvoorbeeld) de verwachting was dat die minder snel de pincode intoetst en niet voldoende alert was en makkelijk af te leiden was te bestelen. De wijze van het plegen van de feiten werd gekenmerkt door een doortrapte voorbereiding en berekenende sluwheid. Verdachte heeft welbewust gehandeld om er zelf financieel beter van te worden. De rechtbank neemt het verdachte bijzonder kwalijk dat het hier steeds slachtoffers betrof die op (ver)gevorderde leeftijd waren en kwetsbaar waren en dat verdachte geen enkele verantwoording heeft genomen voor haar handelen. Verdachte heeft door haar strafbaar handelen bij de slachtoffers, naast financiële schade, gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt.
7.3
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.2.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 26 februari 2018, waaruit blijkt dat de verdachte eerder, en ook zeer recent, is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Vanwege die eerdere veroordelingen, de wijze waarop de verdachte ten aanzien van de bewezenverklaarde feiten te werk is gegaan en de omstandigheid dat verdachte geen enkele verantwoordelijkheid neemt voor haar handelen, gaat de rechtbank uit van een hoog recidivegevaar.
7.2.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 21 december 2016 waarin een afdoening zonder verdere reclasseringsbemoeienis wordt geadviseerd nu de verdachte op geen enkele wijze openheid heeft gegeven over haar leven, het delictgedrag bagatelliseert en ook geen hulpvraag heeft. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.3.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op de geraffineerde wijze waarop de feiten plaatsvonden, het feit dat kwetsbare bejaarden steeds de ‘doelgroep’ vormden en het recidivegevaar. Er is niet gebleken van persoonlijke omstandigheden van de verdachte waaraan een relevant straf verminderend effect kan worden toegekend.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 47, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.A.M.J. Janssen-Timmermans, voorzitter,
en mrs. A.A.T. Werner en W.J. Loorbach, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. drs. M.R. Moraal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
zij op of omstreeks 27 september 2013 te Roosendaal tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een geldautomaat
heeft weggenomen een (of meer) geldbedrag(en) (in totaal ongeveer 1.250,-
euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of haar
mededader(s), waarbij verdachte en / of haar mededader(s) zich de toegang tot
de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen
goed(eren) onder haar / hun bereik heeft / hebben gebracht door middel van een
valse sleutel, te weten een bankpas tot welk gebruik zij, verdachte en/of haar
mededader(s) niet gerechtigd/gemachtigd/bevoegd was/waren;
2.
zij op of omstreeks 05 oktober 2013 te 's-Hertogenbosch tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een geldautomaat heeft
weggenomen een (of meer) geldbedrag(en) (in totaal ongeveer 1.000,- euro), in
elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 2] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s),
waarbij verdachte en/of haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder
haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te
weten een bankpas tot welk gebruik hij, verdachte en/of zijn mededader(s) niet
gerechtigd/gemachtigd/bevoegd was/waren;
3.
zij op of omstreeks 27 september 2013 te Roosendaal tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een geldautomaat heeft
weggenomen een (of meer) geldbedrag(en) (in totaal ongeveer 1.100,- euro), in
elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 3] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s),
waarbij verdachte en/of haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder
haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te
weten een bankpas tot welk gebruik zij, verdachte en/of haar mededader(s) niet
gerechtigd/gemachtigd/bevoegd was/waren;