Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.Het verloop van de procedure
- het verzoekschrift van RSC, en de producties 1 tot en met 14;
- het verweerschrift van [verweerder] , en de producties 1 tot en met 3.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 juni 2018 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de besloten vennootschap Rail Service Center Rotterdam B.V. (RSC) en een werknemer, aangeduid als [verweerder]. RSC verzocht de ontbinding op grond van artikel 7:669 lid 3 sub e en g van het Burgerlijk Wetboek, vanwege herhaaldelijk niet verschijnen op het werk en vermoedelijk alcoholgebruik. De werknemer, die sinds 2001 in dienst was, had een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd en werkte als Reserve Medewerker Buitendienst.
De procedure begon met een verzoekschrift van RSC, waarin zij haar zorgen over het alcoholgebruik van [verweerder] uiteenzette. Ondanks herhaalde gesprekken en aangeboden hulp, ontkende [verweerder] een probleem te hebben. Op 3 januari 2018 onderging hij een alcohol- en drugstest, waaruit bleek dat hij een alcoholpromillage van 2,46 had. RSC stelde dat het vertrouwen in [verweerder] was geschaad door zijn ontkenning van alcoholgebruik en dat dit een vertrouwensbreuk had veroorzaakt.
De kantonrechter oordeelde dat, hoewel het gedrag van [verweerder] ernstig was, de lange dienstverband en zijn bereidheid om hulp te accepteren, betekende dat ontbinding van de arbeidsovereenkomst niet gerechtvaardigd was. De kantonrechter wees het verzoek van RSC af en compenseerde de proceskosten, waarbij elke partij zijn eigen kosten droeg.