ECLI:NL:RBROT:2018:4754

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 mei 2018
Publicatiedatum
15 juni 2018
Zaaknummer
10/038099-18 / Raadkamernummer 18/762
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over klaagschrift inzake inbeslagname van hennepplanten voor medicinaal gebruik

Op 8 maart 2018 heeft de klager een klaagschrift ingediend op basis van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, waarin hij verzocht om teruggave van inbeslaggenomen goederen, waaronder vijf hennepplanten, die hij voor eigen medicinaal gebruik had gekweekt. De inbeslagname vond plaats op 18 oktober 2017 in Spijkenisse, waar de politie tijdens een surveillance hennepplanten in de tuin van de klager aantrof. De goederen werden op dezelfde dag vernietigd op verzoek van de officier van justitie. De klager stelde dat hij een beperkte hoeveelheid hennep voor eigen gebruik kweekte en vroeg om compensatie indien de goederen niet konden worden teruggegeven.

De officier van justitie, mr. R.S. Dhoen, concludeerde dat het klaagschrift ongegrond was, omdat de klager geen toestemming had van de gemeente om hennep te kweken. De rechtbank Rotterdam heeft op 9 mei 2018 in een openbare zitting de zaak behandeld. De rechtbank oordeelde dat de inbeslaggenomen goederen met toestemming van de officier van justitie zijn vernietigd, waardoor het beslag was beëindigd. De rechtbank stelde vast dat de klager geen belang meer had bij zijn verzoek tot teruggave, waardoor het klaagschrift niet ontvankelijk werd verklaard.

De rechtbank benadrukte dat de Opiumwet de teelt van hennep, ook in kleine hoeveelheden voor eigen gebruik, verbiedt. De rechtbank concludeerde dat er geen gedoogbeleid is voor de kleinschalige teelt van hennepplanten en dat de inbeslaggenomen goederen bestemd waren voor de verboden productie van hennep. De beslissing van de rechtbank was in overeenstemming met de wet en het beleid van het openbaar ministerie. De rechtbank verklaarde het beklag niet-ontvankelijk en bepaalde dat de klager geen recht had op vergoeding van de waarde van de in beslag genomen voorwerpen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/038099-18
Raadkamernummer: 18/762
Beschikking van de rechtbank Rotterdam, enkelvoudige raadkamer, op het klaagschrift van:

[naam klager] , klager,

geboren te [geboorteplaats klager] op [geboortedatum klager] ,
wonende te [woonplaats klager] , [adres klager] ,
voor deze zaak domicilie kiezende te (2582 LW) Den Haag, Prins Mauritslaan 94 ten kantore van zijn raadsman mr. J.Y. Taekema.

Procedure

Op 8 maart 2018 is op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) een klaagschrift ingediend.
Het klaagschrift is op 30 april 2018 door de raadkamer in het openbaar behandeld. De officier van justitie mr. R.S. Dhoen, de klager en de raadsman zijn gehoord.

Feiten

Op 18 oktober 2017 is te Spijkenisse onder de klager beslag gelegd op de inventaris van een kleine hennepkwekerij bestaande o.a. uit vijf hennepplanten, armatuur, assimilatielamp, schakelmateriaal, transformator, twee filters, luchtafzuiger, ventilator, kachel, en een luchtbevochtiger. Deze goederen zijn op dezelfde dag vernietigd in opdracht van de officier van justitie en/of de burgemeester van de gemeente Nissewaard.
Het beslag is gelegd op grond van artikel 94 Sv in het kader van een strafrechtelijk onderzoek naar het kweken van hennep. Aanleiding voor dit onderzoek was de waarneming door een wijkagent tijdens een surveillance in de achterpaden dat er hennepplanten in een tuin onder een afdakje stonden, en een daaropvolgende warmtescan door de energieleverancier.
De strafzaak tegen de klager is geëindigd in een beleidssepot wegens ‘geringe strafwaardering van het feit’ (code 42).

Standpunt klager en standpunt officier van justitie

Het klaagschrift strekt tot teruggave aan de klager van de inbeslaggenomen voorwerpen. Aangevoerd is dat klager een beperkte en toegestane hoeveelheid hennep kweekte voor eigen medicinaal gebruik. Klager heeft niet de middelen om een nieuwe kweekapparatuur aan te schaffen. In het geval de hennep en/of de kweekbenodigdheden zijn vernietigd en niet teruggegeven kunnen worden, wenst klager financieel te worden gecompenseerd.
De officier van justitie concludeert tot ongegrondverklaring van het beklag. Klager had geen toestemming had van zijn gemeente om hennep te kweken. De vervolging van niet-bedrijfsmatige hennepteelt heeft een lage prioriteit maar bij constatering van hennepteelt zullen de planten in lijn met de Aanwijzing Opiumwet wel in beslag worden genomen. Klager blijft strafbaar en krijgt om die reden de inbeslaggenomen voorwerpen niet terug. Teruggave staat ook op gespannen voet met artikel 11a van de Opiumwet. Indien er evenwel uiteindelijk tot teruggave aan klager zal worden beslist, dan wordt de waarde van de in beslag genomen goederen bepaald en aan de klager vergoed.

Beoordeling klacht

De rechtbank stelt vast dat de goederen waar het klaagschrift op ziet met toestemming van de officier van justitie en/of de burgemeester van de gemeente Nissewaard zijn vernietigd. Daarmee is het beslag beëindigd (zie de artikelen 117 en 134 van het Wetboek van Strafvordering).
Nu het beslag is beëindigd heeft de klager geen belang meer bij zijn verzoek tot teruggave. In zoverre is het klaagschrift niet ontvankelijk.
Bij het antwoord op de vraag of de klager aanspraak maakt op vergoeding van de waarde van de in beslag genomen goederen, zijn de volgende wettelijke bepalingen van de Opiumwet van belang (waarbij geldt dat de onder klager in beslag genomen hennep- of wietplanten een middel als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst II zijn).
“(…) Artikel 3
Het is verboden een middel als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst II (…);
B. te telen, te bereiden, te bewerken, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken of te vervoeren;
C. aanwezig te hebben; (…).
Artikel 11
1 Hij die handelt in strijd met een in artikel 3 gegeven verbod, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van de tweede categorie.
2 Hij die opzettelijk handelt in strijd met een in artikel 3 onder B, C of D, gegeven verbod, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie.
(…)
6 Het tweede lid is niet van toepassing, indien het feit betrekking heeft op een hoeveelheid van hennep of hasjiesj van ten hoogste 30 gram. (…).
Artikel 13a
Onverminderd het bepaalde in de artikelen 33 tot en met 35 en 36b tot en met 36d van het Wetboek van Strafrecht worden de in lijst I of II bedoelde middelen verbeurd of aan het verkeer onttrokken verklaard. (…)”
De Opiumwet verbiedt de teelt van hennep, ook bescheiden hoeveelheden voor eigen gebruik. Ontheffing van dit verbod is mogelijk maar die situatie doet zich niet voor want aan de verdachte is geen verlof verleend.
Verder schrijft de Opiumwet voor dat inbeslaggenomen verdovende middelen worden verbeurd verklaard of onttrokken aan het verkeer. Teruggave van de hennepplanten is niet mogelijk, omdat dit in strijd is met de wet.
De inbeslaggenomen inventarisgoederen zijn bestemd voor de verboden productie van hennep. Die voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, en om die reden zijn zij vatbaar voor onttrekking aan het verkeer (zie artikel 36d van het Wetboek van Strafrecht). Bij de huidige stand van de opiumwetgeving is teruggave van de inbeslaggenomen inventarisgoederen dan ook niet aan de orde.
In verband met het beroep van de klager op een praktijk waarin de teelt van niet meer dan vijf planten zou zijn toegestaan, zijn de volgende bepalingen van de Aanwijzing Opiumwet (Stcrt. 2015 nr. 5391) van belang:

“(…) 2. Algemene uitgangspunten

(…)
2.2.
Gedoogbeleid en lage opsporingsprioriteit
In de aanwijzing is alleen in het verband van het coffeeshopbeleid en de "gebruikersruimte" sprake van gedogen van bepaalde strafbare feiten. Dit moet worden onderscheiden van een lage opsporingsprioriteit die op andere punten aan strafbare feiten wordt toegekend. (…)
De toekenning van een lage opsporingsprioriteit aan bepaalde categorieën van strafbare feiten is in het algemeen gelegen in de beoordeling van de relatieve ernst van de strafbare feiten afgezet tegen capacitaire overwegingen.
2.3
Opsporings- en vervolgingsbeleid
(…)
− Inbeslagneming: Bij het constateren van een strafbaar feit op grond van de Opiumwet dienen in elk geval alle aangetroffen middelen vermeld op lijst I en/of II in beslag te worden genomen, met een uitzondering voor middelen wanneer het een hoeveelheid voor eigen geneeskundig gebruik betreft die op recept is verkregen. (…)
3. Middelen vermeld op lijst II, zijnde hennepproducten, anders dan een hoeveelheid van minder dan 30 gram
(…)
3.2
Vervaardigen, telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en aanwezig hebben.
3.2.1.
Teelt van hennep (of de cannabis plant)
Deze aanwijzing gaat uit van twee situaties: er is sprake van ofwel beroeps- of bedrijfsmatige teelt, ofwel geen beroeps- of bedrijfsmatige teelt.
Niet bedrijfsmatige teelt van een geringe hoeveelheid voor eigen gebruik heeft, indien de verdachte volwassen is, geen prioriteit. Teelt door minderjarigen behoort steeds te leiden tot een strafrechtelijke reactie.
Prioriteit ligt bij de beroeps- of bedrijfsmatige teelt. Bij de vaststelling van hetgeen beroeps- of bedrijfsmatige teelt is, spelen de volgende factoren een rol:
− De schaalgrootte van de teelt: de hoeveelheid planten;
Bij een hoeveelheid van 5 planten of minder wordt in beginsel aangenomen dat er geen sprake is van beroeps- of bedrijfsmatig handelen. Deze situatie wordt gelijk behandeld als de situatie waarin wordt geconstateerd dat sprake is van een geringe hoeveelheid, bestemd voor eigen gebruik. (…)”
De rechtbank stelt vast dat er ten aanzien van de kleinschalige hennepteelt van niet meer dan vijf planten voor eigen gebruik geen sprake is van een gedoogbeleid, maar van een beleidsmatige keuze om hieraan een lage opsporingsprioriteit toe te kennen. Dat het zou zijn toegestaan om maximaal vijf hennepplanten te hebben is een misvatting; ook kleinschalige hennepteelt voor eigen gebruik is strafbaar.
De door het openbaar ministerie gehanteerde sepotcode en de inbeslagname en vernietiging van klagers hennepplantage zijn in overeenstemming met de wet en het gepubliceerde beleid.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beklag niet-ontvankelijk;
  • bepaalt dat klager geen recht heeft op een vergoeding van de waarde van de in beslag genomen voorwerpen.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. Snitker, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. K. Dere, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 9 mei 2018.