ECLI:NL:RBROT:2018:473

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 januari 2018
Publicatiedatum
24 januari 2018
Zaaknummer
10/168050-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot moord en bedreiging in eergerelateerd geweld

Op 19 januari 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zijn ex-vriendin met voorbedachten rade heeft geprobeerd te doden. De verdachte, die illegaal in Nederland verbleef, had een relatie met het slachtoffer, maar deze eindigde toen haar ouders weigerden hem haar hand te geven vanwege zijn status. De verdachte kon deze afwijzing niet verkroppen en heeft meerdere keren gedreigd het slachtoffer te doden als zij niet met hem zou trouwen. Op 28 augustus 2017 heeft hij het slachtoffer gevolgd en met een mes meerdere keren op haar ingestoken, waarbij zij ernstig gewond raakte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met voorbedachten rade handelde, gezien zijn eerdere dreigementen en het feit dat hij een mes bij zich had. De rechtbank achtte de poging tot moord en de bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar en een contactverbod met het slachtoffer voor drie jaar, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij overtreding van de maatregel.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/168050-17
Datum uitspraak: 19 januari 2018
Verstek
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
verblijvende op het adres:
[verblijfadres verdachte] te [verblijfplaats verdachte] ,
raadsman mr. G.H. Kroon, advocaat te Gorinchem.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 5 januari 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.L. Goudzwaard heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 impliciet primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 impliciet subsidiair en het onder 2 impliciet primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 (veertig) maanden met aftrek van voorarrest en met bevel gevangenhouding;
  • oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, inhoudende een contactverbod met [naam slachtoffer] en de dadelijke uitvoerbaarheid van de maatregel met bepaling van een vervangende hechtenis van 2 weken voor elke keer dat door hem niet aan een van de voorwaarden van de maatregel wordt voldaan, tot een maximum van 6 maanden vervangende hechtenis.

4.Waardering van het bewijs

De rechtbank gaat op basis van de bewijsmiddelen, zoals opgenomen in bijlage II, uit van het volgende.
De toedracht
De verdachte verblijft vanaf eind 2015 illegaal in Nederland. Zijn asielaanvraag is onherroepelijk afgewezen. Door het sluiten van een huwelijk hoopte de verdachte alsnog in Nederland te kunnen blijven. Begin februari 2016 heeft de verdachte een relatie met [naam slachtoffer] gekregen. De verdachte heeft op 10 november 2016 de ouders van [naam slachtoffer] om de hand van [naam slachtoffer] gevraagd. De ouders van [naam slachtoffer] hebben hem deze echter geweigerd, onder meer vanwege zijn illegale status, het feit dat hij daardoor in Nederland niet zou kunnen werken en financieel afhankelijk zou zijn van [naam slachtoffer] .
[naam slachtoffer] heeft hierop een paar dagen later de relatie telefonisch beëindigd.
De verdachte heeft deze afwijzing, zo blijkt uit zijn eigen verklaring en die van [naam slachtoffer] , niet kunnen verkroppen. Hij vindt dat [naam slachtoffer] met hem moet trouwen en dat zij uitsluitend aan hem toebehoort. Al op 7 augustus 2017 heeft de verdachte in de vroege ochtend [naam slachtoffer] opgewacht bij het metrostation bij de Coolsingel te Rotterdam. Hij heeft haar toen een mes getoond, een mes dat hij demonstratief open en dicht klapte. [naam slachtoffer] geeft aan dat hij haar toen al in het Turks heeft nageroepen: “ik ga je wat aan doen, je gaat zien”. Diezelfde avond op 7 augustus 2017 heeft de verdachte [naam slachtoffer] via Instagram het volgende bericht gestuurd: “Ik ben nog niet klaar met jou. Ik ga ons allebei steken. Dan gaan wij allebei dood.”
De verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat hij in de vroege ochtend van 28 augustus 2017 een mes heeft meegenomen uit de woning van zijn broer. Met dit mes heeft hij die dag [naam slachtoffer] opgewacht en is haar gevolgd. Hij is omstreeks 08.40 uur bij de Randweg te Rotterdam op dezelfde tram gestapt en heeft haar in de tram verschillende keren aangesproken. [naam slachtoffer] verklaart dat zij daarop de verdachte heeft aangegeven dat zij door hem met rust gelaten wilde worden. Bij de halte aan de Molenvliet heeft [naam slachtoffer] de tram verlaten en ook toen is de verdachte haar nog gevolgd. [naam slachtoffer] heeft verklaard dat toen zij, na het doen van een boodschap, weer in de richting van de tramhalte liep, de verdachte op haar is komen afrennen en heeft geschreeuwd: “Nu ga jij dood. Dit is het moment. Ik ga ons allebei doodsteken. Ik laat je aan niemand over. Je bent van mij.” Vervolgens is [naam slachtoffer] door de verdachte op de grond geduwd. Terwijl de verdachte met één hand op de borst van [naam slachtoffer] is blijven drukken, heeft hij met een mes meerdere malen op haar ingestoken. [naam slachtoffer] heeft de verdachte met één hand van zich af proberen te houden en heeft zich ook met haar tas tegen het steken verdedigd. Omstanders, onder wie een trambestuurder en een conducteur die onmiddellijk uit hun tram waren gesprongen, hebben de verdachte met kracht van [naam slachtoffer] afgetrokken en in bedwang gehouden totdat de politie was gearriveerd. Zij hebben het mes dat de verdachte op dat moment heeft laten vallen weggeschopt. [naam slachtoffer] was toen echter al meermalen met dat mes geraakt en heeft daardoor steekletsel aan haar borst ter hoogte van de hartstreek en haar buik opgelopen. Nadat omstanders de verdachte van [naam slachtoffer] hadden afgetrokken heeft zij hem naar haar horen roepen in het Turks: "Je gaat zien. Dit is nog niet klaar met jou."
Volgens het nichtje van [naam slachtoffer] , dat was komen aanrennen, heeft de verdachte, toen deze eenmaal geboeid was, ook nog in het Turks tegen haar gezegd: "Het is nu niet gelukt, maar als ze niet met mij trouwt, dan maak ik haar volgende keer alsnog dood".
Waar was de opzet van de verdachte op gericht?
De verdachte heeft tegenover de politie uitspraken gedaan waaruit onmiskenbaar blijkt dat het voor hem onacceptabel is wanneer een geliefde de relatie met hem beëindigt en dan nog een ander zal kunnen toebehoren. Hij heeft onder meer verklaard: “Het is voor ons een eer en trots, je zal je geliefde niet aan iemand anders overlaten” en “Ik wilde gewoon niet dat zij naar een ander ging. Uit mijn trots kon ik niet toelaten dat zij mij verlaten had en dat zij naar een ander zou gaan”. Vast staat dat de verdachte [naam slachtoffer] op de openbare weg heeft aangevallen, haar op de grond heeft gedrukt en haar meermalen heeft gestoken met een mes. De steken met het mes hebben [naam slachtoffer] onder meer geraakt bij haar borst en buik. Hier bevinden zich vitale lichaamsdelen, die – eenmaal getroffen – de dood tot gevolg kunnen hebben. De rechtbank acht dan ook aannemelijk geworden dat de opzet van de verdachte was gericht op het doden van [naam slachtoffer] en enkel haar heftig verweer en het snelle ingrijpen van omstanders heeft kunnen voorkomen dat de verdachte [naam slachtoffer] met het mes dodelijk heeft verwond. Ook de verdachte zelf heeft in zijn eerste verklaring bij de politie aangegeven [naam slachtoffer] te willen vermoorden. De rechtbank acht de latere verklaring van de verdachte dat hij haar enkel heeft willen verwonden in het licht van het bovenstaande niet aannemelijk geworden.
Voorbedachte rade?
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte al geruime tijd voor de gebeurtenissen op 28 augustus 2017 had aangekondigd [naam slachtoffer] te doden wanneer zij niet met hem zou trouwen. Al op 7 augustus 2017 heeft hij dat voornemen aan [naam slachtoffer] duidelijk gemaakt en met het tonen van een mes kracht bijgezet. Dat dit niet enkel als een loos dreigement moet worden aangemerkt maar als een weloverwogen plan volgt niet alleen uit het feit dat hij nadien ook daadwerkelijk overeenkomstig dat dreigement heeft gehandeld, maar zijn handelen past ook bij de overtuiging van de verdachte dat zijn eergevoel het niet toelaat dat [naam slachtoffer] bij een weigering om met hem te trouwen nog beschikbaar zou zijn voor een ander.
Uit het feit dat de verdachte die dag bewust een mes bij zich had gestoken, [naam slachtoffer] heeft achtervolgd en er nog eerst bij haar op heeft aangedrongen met hem te trouwen en hij pas nadat hij door haar in persoon was afgewezen, haar heeft gestoken, leidt de rechtbank af dat de verdachte, toen hem uiteindelijk duidelijk was dat zij echt niet met hem zou trouwen, zijn voornemen verder heeft uitgevoerd. De rechtbank houdt de verdachte daarbij aan zijn eerste verklaring die hij bij de politie heeft afgelegd omdat deze niet alleen overeenkomt met zijn feitelijke handelen, maar ook in lijn is met hetgeen getuigen hem over zijn intenties hebben horen zeggen.
Anders dan de verdachte ter zitting heeft verklaard acht de rechtbank dan ook niet aannemelijk geworden dat de verdachte op 28 augustus 2017 slechts handelde in een plotselinge opwelling, maar acht de rechtbank bewezen dat hij bewust een voornemen heeft uitgevoerd waartoe hij al geruime tijd tevoren had besloten, te weten het plan om [naam slachtoffer] dood te steken wanneer zij niet met hem zou willen trouwen.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank dan ook van oordeel dat de verdachte met voorbedachte rade heeft gehandeld. De rechtbank komt dan ook op grond van al het voorgaande tot de conclusie dat de onder 1 impliciet primair tenlastegelegde poging tot moord alsmede de onder feit 2 tenlastegelegde bedreigingen bewezen zijn.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 28 augustus 2017 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [naam slachtoffer] opzettelijk, en met voorbedachten rade, van het leven
te beroven met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
- een mes met zich heeft meegenomen en
- voornoemde [naam slachtoffer] heeft gevolgd en
- ( vervolgens) met een mes naar voornoemde [naam slachtoffer] is toegelopen en
- ( vervolgens) voornoemde [naam slachtoffer] heeft geduwd, waardoor zij op de grond is gevallen en terwijl voornoemde [naam slachtoffer] op de grond lag meermalen met voornoemd mes in de borst, althans het bovenlichaam, heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 28 augustus 2017 te Rotterdam [naam slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [naam slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen "Nu ga jij dood, dit is het moment. Ik ga ons allebei doodsteken. Ik laat je aan niemand over. Je bent van mij." en "Je gaat zien. Dit is nog niet klaar met jou" en "Het is nu niet gelukt, maar als ze niet met mij trouwt, dan maak ik haar volgende keer alsnog dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1. impliciet primair

poging tot moord;

2. impliciet primair

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf en maatregel

De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zijn ex-vriendin bedreigd en geprobeerd haar te vermoorden door haar met een mes te steken. De verdachte vond zijn gekwetste trots belangrijker dan de persoonlijke vrijheid van zijn ex-vriendin en haar recht op leven. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan. Deze overtuiging bij de verdachte en zijn handelen heeft bij zijn ex-vriendin zeer veel angst, spanning en stress veroorzaakt, waardoor zij nog steeds grote moeite heeft om in het dagelijks leven goed te functioneren. Dat is eens te meer begrijpelijk gelet op de dreigende woorden die de verdachte ook na diens arrestatie nog heeft gesproken.
De rechtbank heeft gezien een uittreksel uit de justitiële documentatie van
14 december 2017, waaruit blijkt dat de verdachte in Nederland niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte, die in eerste instantie uit de voorlopige hechtenis was geschorst en toen heeft toegezegd ter zitting te zullen verschijnen om zich te verantwoorden, na de vernietiging van dat bevel door de rechtbank ervan af heeft gezien ter zitting te verschijnen. Hij houdt zich tot op heden voor politie en justitie onvindbaar. Kennelijk neemt de verdachte ook nu nog geen verantwoording voor hetgeen hij heeft gedaan en moet [naam slachtoffer] nog voortleven in de wetenschap dat de verdachte zijn eerdere voornemen alsnog zou kunnen uitvoeren. Deze houding en omstandigheid zal de rechtbank bij de vaststelling van de straf in zijn nadeel meewegen.
Nu de gronden en bezwaren die aan de voorlopige hechtenis ten grondslag hebben gelegen nog in volle omvang aanwezig zijn zal de rechtbank de gevangenhouding van de verdachte bevelen.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen hetgeen hiervoor is overwogen alsmede op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Doordat de rechtbank, anders dan de officier van justitie, de voorbedachte raad wel bewezen acht, komt zij tot een hogere gevangenisstraf dan door de officier van justitie gevorderd.
Ook zal, met name in het belang van [naam slachtoffer] , aan de verdachte de vrijheidsbeperkende maatregel als bedoel in artikel 38v Wetboek van Strafrecht worden opgelegd, inhoudende een contactverbod met [naam slachtoffer] voor na te noemen duur.
Nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens [naam slachtoffer] wordt bevolen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 38v, 38w, 45, 57, 285 en 289 van het Wetboek van Strafrecht /en artikel van .

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 impliciet primair en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaar;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de veroordeelde op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
duur van 3 (drie) jaren,inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen zich te onthouden van direct of indirect contact met [naam slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] ;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde niet aan de maatregel voldoet, vervangende hechtenis zal worden toegepast;
bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van twee weken, met een totale duur van ten hoogste zes maanden;
beveelt dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
beveelt de gevangenhouding van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. V.F. Milders, voorzitter,
en mrs. C.G. van de Grampel en G.P. van de Beek, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.C. Fraaij, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 januari 2018.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 28 augustus 2017 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [naam slachtoffer] opzettelijk, en met voorbedachten rade, van het leven
te beroven met dat opzet, en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg,
-een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, met zich heeft meegenomen en/of
- voornoemde [naam slachtoffer] heeft gevolgd en/of
- ( vervolgens) met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, naar voornoemde [naam slachtoffer] is toegelopen en/of
- ( vervolgens) voornoemde [naam slachtoffer] heeft geduwd, waardoor zij op de grond is gevallen en/of terwijl voornoemde [naam slachtoffer] op de grond lag, één of meermalen met voornoemd mes, althans het scherpe en/of puntige voorwerp, in de hartstreek en/of de borst, althans het (boven)lichaam, heeft gestoken, althans stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van de hartstreek en/of de borst, althans het (boven)lichaam,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 289 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 28 augustus 2017 te Rotterdam [naam slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [naam slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen "Nu ga jij dood, dit is het moment. Ik ga ons allebei doodsteken. Ik laat je aan niemand over. Je bent van mij." en/of "Je gaat zien. Dit is nog niet klaar met jou" en/of "Het is nu niet gelukt, maar als ze niet met mij trouwt, dan maak ik haar volgende keer alsnog dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )