ECLI:NL:RBROT:2018:4721
Rechtbank Rotterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak betreffende inbewaringneming van een partij
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 15 juni 2018 uitspraak gedaan op een verzoek om voorlopige voorziening van Vareya International B.V. tegen de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). Het verzoek volgde op een besluit van de NVWA van 1 mei 2018, waarbij een partij 1-(3-chlorophenyl)-2-(methylamino)propan-1-one hydrocholoride in officiële inbewaringneming werd geplaatst. Vareya International B.V. maakte bezwaar tegen dit besluit en verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat de partij een beperkte houdbaarheid had tot 16 juni 2018.
De voorzieningenrechter oordeelde dat het verzoek kennelijk ongegrond was. Hij overwoog dat, hoewel verzoekster een financieel belang had bij de partij, dit op zichzelf geen reden was om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter benadrukte dat verzoekster niet aannemelijk had gemaakt dat zij in een financiële noodsituatie zou komen, gezien de relatief beperkte marktwaarde van de partij en het ontbreken van verdere financiële gegevens. Bovendien was er geen sprake van een op voorhand onmiskenbaar onrechtmatig besluit van de NVWA.
Daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.