ECLI:NL:RBROT:2018:4688

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 april 2018
Publicatiedatum
14 juni 2018
Zaaknummer
10/248763-17 / vordering TUL VV: 10/661142-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf voor opzetheling van gestolen goederen

Op 4 april 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van opzetheling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden. De verdachte was ten tijde van de zitting gedetineerd en had eerder vele malen soortgelijke strafbare feiten gepleegd. De officier van justitie had een gevangenisstraf van zes maanden geëist, maar de rechtbank volgde dit niet, omdat het primair ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend kon worden bewezen. De verdachte werd vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit, maar het subsidiair ten laste gelegde feit, opzetheling van een personenauto en geluidsapparatuur, werd wel bewezen verklaard. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wist dat de goederen door misdrijf verkregen waren en dat hij deze had verworven. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn proceshouding. De verdachte had aangegeven niet mee te willen werken aan begeleiding voor zijn drugsverslaving, wat de rechtbank in haar beslissing meeneemt. Daarnaast werd de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 82 dagen gelast, omdat de verdachte tijdens de proeftijd een nieuw strafbaar feit had gepleegd. De rechtbank heeft de beslissing op 4 april 2018 uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/248763-17
Parketnummer vordering TUL VV: 10/661142-16
Datum uitspraak: 4 april 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren op [geboortedatum verdachte] te [geboorteplaats verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel,
raadsman mr. A.L. Louwerse, advocaat te Haarlem.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 21 maart 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. I.W. Streefland-Brink heeft gevorderd:
in de zaak met parketnummer 10/248763-17
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met aftrek van het voorarrest;
in de zaak met parketnummer 10/661142-16
- toewijzing van de op 6 maart 2018 ingediende vordering tot tenuitvoerlegging van bij vonnis van deze rechtbank van 23 september 2016 voorwaardelijk aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van 82 dagen.

4.Vrijspraak primair tenlastegelegde

Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het primair ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken. Het standpunt van de officier van justitie dat het primair tenlastegelegde wel bewijsbaar is wordt niet gevolgd. Met name kan niet worden bewezen dat de verdachte ter plaatse was toen de tenlastegelegde inbraak werd gepleegd. Voorts is zijn verklaring over hoe hij is gekomen aan de bij die inbraak gestolen auto en overige goederen niet onaannemelijk.

5.Bewijs en bewezenverklaring subsidiair tenlastegelegde

In bijlage II heeft de rechtbank een opgave opgenomen van de wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte dit feit heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij in de periode van 4 december tot en met 8 december 2017 te Rotterdam, goederen te weten
- een personenauto (Ford Fusion, kenteken [kentekennummer] ) en
- een bodypack zender (Sennheiser), en
- microfoons (Sennheiser) toebehorend aan [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] ( [naam studio] ), heeft voorhanden gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van deze goederen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

6.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
opzetheling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit. Het feit is dus strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan opzetheling van een personenauto en geluidsapparatuur. Deze goederen waren een paar dagen eerder, samen met een grote hoeveelheid andere apparatuur, gestolen bij een inbraak uit een geluidstudio. De verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij, ondanks het feit dat hij wist dat het niet goed zat, de personenauto en de apparatuur in ontvangst heeft genomen in ruil voor een deal. Door zo te handelen heeft de verdachte geprofiteerd van een door een ander gepleegd misdrijf en er aldus aan meegewerkt dat inbraken lonend zijn voor dieven.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van 6 maart 2018, blijkt dat de verdachte eerder vele malen is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
In het reclasseringsadvies van 7 maart 2018 wordt geadviseerd de verdachte, die het feit pleegde vanwege zijn verslaving aan harddrugs, een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandelverplichting in verband met zijn verslaving en verplicht verblijf in een instelling voor begeleid wonen.
De verdachte heeft op de zitting aangegeven hieraan niet te willen meewerken. Hij heeft verklaard dat hij voornemens is om zelfstandig van zijn drugsverslaving af te komen en dat hij ook verder op eigen gelegenheid een nieuw leven wil opbouwen.
Omdat de verdachte niet bereid is mee te werken aan begeleiding en verdere hulp en gelet op zijn proceshouding, zal het voorstel van de reclassering om een deels voorwaardelijke straf aan de verdachte op te leggen niet worden gevolgd. Hoewel de rechtbank er zeer weinig vertrouwen in heeft dat het de verdachte zal lukken om geheel zelfstandig zijn drugsverslaving te overwinnen en zijn leven een andere wending te geven, laat zijn opstelling geen andere keus toe.
Gelet op de ernst van het gepleegde feit, het strafrechtelijk verleden van de verdachte en hetgeen hiervoor is overwogen wordt een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden onontkoombaar geacht. Bij de bepaling van deze strafsoort en de duur daarvan is mede gelet op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De door de verdediging bepleitte onvoorwaardelijke gevangenisstraf van niet langere duur dan het voorarrest wordt in dit geval niet passend geacht.

9.Vordering tenuitvoerlegging

Bij vonnis van de meervoudige strafkamer van deze rechtbank is de verdachte ter zake van een gekwalificeerde diefstal veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 5 maanden, waarvan een gedeelte groot 82 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar. De proeftijd is ingegaan op 8 oktober 2016.
De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 82 dagen.
De raadsvrouw heeft verzocht in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf een taakstraf te gelasten voor de duur van 100 uren, nu de verdachte bij een langere detentie zijn woning kwijt zal raken.
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van het vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd. Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van het voorwaardelijk gedeelte, groot 82 dagen, van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf. De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte geen reden om de voorwaardelijke gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikel 416 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 4 (zegge: vier) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van de opgelegde gevangenisstraf;
gelast de
tenuitvoerleggingvan het voorwaardelijk gedeelte,
groot 82 dagen, van de bij vonnis van 23 september 2016 van de meervoudige kamer van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.K. Asscheman-Versluis, voorzitter,
en mrs. P. van Dijken en M. Smit, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Salah-Hashim, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum 4 april 2018.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
primair:
hij op of omstreeks 30 november 2017 te Rotterdam tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning/pand gelegen aan de [adres delict] , heeft weggenomen (onder meer)
- een personenauto (Ford Fusion, kenteken [kentekennummer] ), en/of
- benzine, en/of
- een fiets (Spirit Fixed Gear), en/of
- een cello (4/4 cello boheems ca. 1900 gevlamd esdoorn in koffer met strijkstock en div.
bladmuziek), en/of
- een gitaar (Yamaha Klassiek), en/of
- een of meer geldbedrag(en) ter hoogte van € 28.715,-, en/of
- een pinautomaat reader+dock (Izettle), en/of
- een of meer (zend)microfoon(s)/digitale ontvanger(s) en/of zender(s) (Sennheiser,
Dap),en/of
- een draadloos systeem (Akg Wms4Omini Vocal), en/of
- een of meer flightcase(s) incl. acessoires (Dap), en/of
- een of meer bodypack zender(s) (Sennheiser Sk500 G3b), en/of
- een of meer adapter(s) (Dpa Dad6034), en/of
- een of meer audio ontvanger(s) (Dap Er-1193b), en/of
- een of meer acculader(s) (Sennheiser), en/of
- een of meer adapter(s) (Sennheiser), en/of
- een hypoallergeen tape voor lavaliers (Sennheiser Lav), en/of
- 36, althans een of meer pennlight batterij(en) voor zenders, en/of
- een mediaspeler (Apple iPod Classic 5th generation 80gb), en/of
- een telefoon (Apple iPhone 5c), en/of
- een (spel)computer (Wii Nintendo Fit), en/of
- een beeldscherm (Medion), en/of
- schroefmachine (Psr 14.4li) en/of (ander) gereedschap en/of
- een of meer laptop(s) (Toshiba/Acer), en/of
- een of meer paraplu(s) (Senz Stormparaplu), en/of
- een of meer bankpas(sen) (ING),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele aan een ander toebehorende, in elk geval aan (een) ander(en) te weten aan [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] ( [naam studio] ), in elk geval aan (een) ander(en) dan aan hem, verdachte, zulks nadat hij, verdachte, die weg te nemen voornoemde goederen, onder zijn bereik had gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
artikel 310 Wetboek van Strafrecht
artikel 311 lid 1 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of in de periode van 4 december tot en met 8 december 2017 te Rotterdam, een goed te weten
- een personenauto (Ford Fusion, kenteken [kentekennummer] ) en/of
- de in die personenauto aanwezige goederen (te weten: een of meer batterij(en), een tas vol
geluidsapparatuur, een slijpmachine, een boek "methode voor gitaar Deel I"), en/of
- een of meer bodypack zender(s) (Sennheiser), en/of
- een of meer microfoon(s) (Sennheiser), en/of
- een of meer armband(en),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorend aan (een) ander(en) te weten aan [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] ( [naam studio] ), in elk geval aan een ander dan aan hem, verdachte, heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
artikel 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht