ECLI:NL:RBROT:2018:4683

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 mei 2018
Publicatiedatum
14 juni 2018
Zaaknummer
C/10/531994 / HA ZA 17-744
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de voormalige echtelijke woning na echtscheiding en machtiging tot verkoop

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 30 mei 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen twee voormalige echtgenoten over de verdeling van hun gezamenlijke woning na echtscheiding. De partijen, [eiseres] en [gedaagde], waren op 26 oktober 1990 in gemeenschap van goederen gehuwd en de echtscheiding werd op 25 juli 2016 uitgesproken. De voormalige echtelijke woning, die tot de ontbonden huwelijksgemeenschap behoort, is onderwerp van geschil. [eiseres] vordert machtiging om de woning te verkopen, omdat [gedaagde] zijn verplichtingen niet nakomt en de woning niet overneemt zoals eerder afgesproken. [gedaagde] verzet zich tegen de verkoop en stelt dat hij in staat is om de woning te financieren.

De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 3:174 BW een partij de rechter kan verzoeken om een gemeenschappelijk goed te gelde te maken. De rechtbank concludeert dat [gedaagde] niet in zijn belangen is geschaad en dat er gewichtige redenen zijn voor de verkoop van de woning, gezien de lange periode waarin [gedaagde] geen actie heeft ondernomen. De rechtbank gelast de verkoop van de woning en bepaalt dat [gedaagde] medewerking moet verlenen aan de verkoop. Tevens wordt [gedaagde] veroordeeld om de woning te ontruimen voor de leveringsdatum.

In reconventie vordert [gedaagde] een bedrag van € 6.000,00 van [eiseres] wegens een schuld aan zijn moeder, maar de rechtbank wijst deze vordering af omdat deze onvoldoende is onderbouwd. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak benadrukt de noodzaak van samenwerking tussen partijen bij de verdeling van gemeenschappelijk bezit na een echtscheiding.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/531994 / HA ZA 17-744
Vonnis van 30 mei 2018
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. A.M.H. Baljeu- Visser te Krimpen aan den IJssel,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat voorheen mr. I.P. Biemond te Krimpen aan den IJssel, thans niet langer in rechte vertegenwoordigd.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 18 juli 2017, met producties 1 tot en met 4;
  • de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie;
  • de brief van de rechtbank van 22 november 2017, waarin een comparitie van partijen is gelast;
  • de brief van de rechtbank van 15 maart 2018 met een zittingsagenda;
  • de conclusie van antwoord in reconventie;
  • de brief van mr. Baljeu- Visser van 9 april 2018;
  • het B8-formulier van mr. Baljeu- Visser van 9 april 2018 met bijlage (woningrapport);
  • het B8-formulier van mr. Baljeu- Visser van 12 april 2018 met bijlage (mailcorrespondentie);
  • het proces-verbaal van comparitie van 26 april 2018.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn op 26 oktober 1990 in gemeenschap van goederen gehuwd.
2.2.
Op 25 juli 2016 heeft deze rechtbank de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Op 22 november 2016 is de echtscheidingsbeschikking ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.3.
Tot de ontbonden huwelijksgemeenschap behoort onder meer de voormalige echtelijke woning aan [adres] , [postcode] [plaats] (hierna: de woning).

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[eiseres] vordert – verkort en zakelijk weergegeven – bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis om:
I. haar te machtigen om de woning, alsmede van de hieraan verbonden hypothecaire geldleningen onder nummers [nummer] en [nummer] afgesloten bij de Rabobank alsmede de aan de hypotheek verbonden Spaar Optimaal verzekering met [polisnummer] afgesloten bij de Rabobank te gelde te maken;
II. haar te machtigen alles te mogen doen wat noodzakelijk is voor de verkoop van de woning, met bepaling dat het in deze te wijzen vonnis in de plaats komt van de noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring van [gedaagde] tot het in de verkoop geven van de woning bij een makelaar, alsmede te bepalen dat het in deze te wijzen vonnis in de plaats komt van de door de eigendomsoverdracht en levering van de woning noodzakelijke toestemming en/of handtekening van [gedaagde] ;
III. [gedaagde] te veroordelen om de woning te ontruimen en ontruimd te houden op het moment dat de woning zal worden verkocht aan een derde, dat wil zeggen op het moment dat de akte ten behoeve van de verkoop van de woning bij de notaris is verleden, desnoods met behulp van de sterke arm,
IV. [gedaagde] te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2.
Het verweer van [gedaagde] strekt tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] , met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
[gedaagde] vordert samengevat - veroordeling van [eiseres] tot betaling van € 6.000,00, met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten.
3.5.
Het verweer van [eiseres] strekt tot afwijzing van de vorderingen van [gedaagde] , met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie

4.1.
[eiseres] verzoekt haar te machtigen om de woning te gelde te maken en heeft daartoe het navolgende gesteld. In echtscheidingsprocedure heeft [eiseres] verzocht om toedeling van de woning aan [gedaagde] , onder de voorwaarde dat [gedaagde] de volledige hypothecaire lasten voor zijn rekening zou nemen en [eiseres] uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de lening zou worden ontslagen. In de beschikking van 25 juli 2016 heeft deze rechtbank dit verzoek toegewezen. [gedaagde] is er echter niet in geslaagd om de woning over te nemen. Hij woont nog steeds in de woning, maar laat niets meer van zich horen. Inmiddels is hij werkloos en niet in staat om alleen de volledige hypothecaire lasten te dragen. Daarnaast schijnt de Belastingdienst beslag te hebben gelegd op zijn bankrekeningen. [eiseres] ziet geen andere mogelijkheid dan om [gedaagde] in rechte te betrekken en de rechtbank te verzoeken om de woning te verkopen aan een derde, waarna de overwaarde gelijkelijk tussen partijen dient te worden verdeeld. Van [eiseres] kan niet langer worden verwacht te dulden dat de woning onverdeeld blijft.
4.2.
[gedaagde] heeft zich verzet tegen de verkoop van de woning aan een derde. Hij heeft een moeilijke periode achter de rug waarin het hem moeite kostte om zijn zaken goed te regelen. Daaraan is thans een einde gekomen en hij is druk doende om voor de financiering van de woning zorg te dragen.
4.3.
De rechtbank overweegt allereerst als volgt. Op grond van het bepaalde in artikel 3:174 lid 1 en 2 BW kan een partij – bij verzoekschrift – de rechter verzoeken om hem te machtigen om een gemeenschappelijk goed te gelde te maken in verband met de voldoening van een voor rekening van de gemeenschap komende schuld of om andere gewichtige redenen. Die gewichtige redenen kunnen liggen in leegstand en een daardoor optredend gevaar voor waardevermindering. Niet als gewichtige reden kan worden aangemerkt de noodzaak tot een behoorlijke verdeling te geraken. Hierop is artikel 3:185 BW van toepassing (MvA II, Parl. Gesch. 3, p. 596). Gelet op hetgeen [eiseres] te berde heeft gebracht ter zake van haar vordering – waaronder haar stelling dat zij op grond van artikel 3:185 BW niet kan worden verplicht in een onverdeeldheid te blijven – alsmede de toelichting op haar vordering ter comparitie, vat de rechtbank de vordering van [eiseres] op als een vordering tot verdeling ex artikel 3:185 BW. Daarbij overweegt de rechtbank dat partijen gemeenschappelijk eigenaar zijn van de woning en derhalve deelgenoten. Indien de deelgenoten in een gemeenschap geen overeenstemming over de verdeling van een gemeenschap kunnen bereiken, kan de rechter de verdeling daarvan op de voet van artikel 3:185 lid 1 BW vaststellen. Daarbij dient, zoals in dat artikel is bepaald, naar billijkheid rekening te worden gehouden met de belangen van partijen en het algemeen belang. De rechter die de verdeling vaststelt, geniet een mate van vrijheid en is niet gebonden aan hetgeen partijen over en weer hebben gevorderd en hij behoeft niet expliciet in te gaan op hetgeen partijen aanvoeren (HR 17 april 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2631). Nu [gedaagde] zich tegen een vordering tot verdeling heeft verweerd, is de rechtbank van oordeel dat [gedaagde] niet in zijn belangen is geschaad.
4.4.
Voorts overweegt de rechtbank ten aanzien van de vordering tot verkoop van de woning als volgt. Nu [gedaagde] meer dan anderhalf jaar heeft laten verstrijken zonder dat de overname van de woning is gerealiseerd – of hiermee in ieder geval een aanvang is gemaakt – zal de rechtbank op de voet van artikel 3:185 BW de verkoop van de woning gelasten. [gedaagde] heeft geen enkel stuk in het geding gebracht waaruit blijkt dat hij zich enige inspanning heeft getroost om de woning volledig op zijn naam te krijgen en [eiseres] uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire lening te laten ontslaan. De stelling van [gedaagde] dat hij thans wel in staat is om de woning te financieren en dat hij druk doende is om dit te realiseren, is op geen enkele wijze door hem onderbouwd. Ter zitting is hij niet verschenen, zodat de rechtbank hem geen vragen dienaangaande heeft kunnen stellen. Onder die omstandigheden kan niet van [eiseres] worden gevergd dat zij nog langer in onverdeeldheid blijft.
4.5.
Het vorenstaande brengt met zich dat de woning zal dienen te worden verkocht. Dit zal plaatsvinden op de in het dictum te vermelden wijze. De rechtbank ziet, nu [gedaagde] zich niet kan vinden in de verkoop van de woning, aanleiding om te bepalen dat [gedaagde] uiterlijk één dag voor de met koper overeengekomen leveringsdatum dient te ontruimen en zal de vordering tot ontruiming door [eiseres] in die zin toewijzen. Uiteraard zal [gedaagde] , zolang hij in de woning verblijft, zijn medewerking dienen te verlenen aan alle feitelijke handelingen die noodzakelijk zijn om te komen tot verkoop van de woning, waaronder begrepen het aan de makelaar verschaffen van toegang tot de woning, bezichtigingen door (potentiële) kopers en overige door de makelaar te organiseren verkoopactiviteiten. Daarbij overweegt de rechtbank dat de gevorderde machtiging om de ontruiming zo nodig zelf te doen uitvoeren met behulp van de sterke arm van justitie zal worden afgewezen, omdat zij ingevolge artikel 556 lid 1 en artikel 557 Rv overbodig is. Immers, op grond van de artikelen 556 lid 1 en 557 Rv is de deurwaarder, zonder rechterlijke tussenkomst, bevoegd de hulp van de sterke arm van politie in te roepen, waarbij de kosten van de ontruiming ingevolge het Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders voor rekening van [gedaagde] komen.
in reconventie
4.6.
In reconventie heeft [gedaagde] gesteld dat [eiseres] heeft verzuimd om in het overgelegde formulier verrekenen en verdelen een schuld aan de moeder van [gedaagde] te vermelden. Partijen hebben tijdens hun huwelijkse periode een bedrag van € 12.000,00 van de moeder van [gedaagde] geleend. Dat geld was bestemd voor verbeteringen aan de woning, maar is in de periode dat partijen weinig inkomen hadden maar al wel kampten met dubbele woonlasten, gebruikt om de lopende kosten mee te betalen. De schuld dient volgens [gedaagde] aan hem te worden toebedeeld en [eiseres] dient de helft van de schuld, een bedrag van € 6.000,00, aan [gedaagde] te vergoeden.
4.7.
[eiseres] heeft zich primair op het standpunt gesteld dat schulden niet in aanmerking komen voor verdeling, nu een schuld geen goed is als bedoeld in artikel 3:182 BW. Subsidiair stelt [eiseres] dat een verdeling bij helfte van deze schuld niet redelijk en billijk is, nu de lening niet aan haar ten goede is gekomen. [eiseres] heeft sinds het uiteengaan van partijen haar eigen woonlasten voldaan, terwijl [gedaagde] een ontslagvergoeding tot zijn beschikking had. Daarnaast heeft [gedaagde] zijn vordering onvoldoende onderbouwd: hij heeft verzuimd een geldleningovereenkomst te overleggen waaruit de hoogte van de schuld blijkt, de datum alsmede onder welke verplichtingen deze is aangegaan. Bovendien heeft [gedaagde] niet inzichtelijk gemaakt of [gedaagde] op deze lening heeft afgelost.
4.8.
De rechtbank zal de reconventionele vordering afwijzen omdat [gedaagde] deze vordering – mede in het licht van het door [eiseres] gevoerde verweer dat vervolgens door [gedaagde] niet meer is weersproken – onvoldoende heeft onderbouwd. [gedaagde] heeft verzuimd de schuld te onderbouwen aan de hand van enig schriftelijk stuk: zo heeft [gedaagde] geen geldleningovereenkomst, rekeningafschrift of kwitantie in het geding gebracht. Voorts blijkt niet uit de stellingen van [gedaagde] wanneer en hoe de lening zou zijn verstrekt, wanneer de lening opeisbaar is en of [gedaagde] op de lening heeft afgelost.
in conventie en in reconventie
4.9.
Gelet op de relatie tussen partijen (voormalige echtelieden) zullen de proceskosten in conventie en reconventie tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
stelt de verdeling van de tussen partijen bestaande gemeenschap vast als overwogen in 4.5, dat wil zeggen dat de woning zo spoedig mogelijk dient te worden verkocht en geleverd aan een derde en de overwaarde danwel restschuld tussen partijen bij helfte dient te worden verdeeld danwel gedragen,
5.2.
beveelt [gedaagde] medewerking te verlenen aan het in de verkoop brengen en verkopen van de woning, waarbij door de makelaar de vraag- en verkoopprijs, zij het zo veel mogelijk in overleg met partijen, zal worden bepaald,
5.3.
bepaalt dat, voor het geval dat [gedaagde] niet binnen één dag na betekening van dit vonnis zal meewerken aan de verkoop en/of levering van de woning, dit vonnis op grond van artikel 3:300 lid 2 BW in de plaats treedt van een in wettige vorm opgemaakte akte strekkende tot ondertekening door [gedaagde] van de koopovereenkomst, alsmede van de door de notaris op te stellen akte van levering,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] de woning uiterlijk één dag voor de tussen de overeengekomen leveringsdatum te ontruimen met al het zijne en de zijnen en met afgifte van de sleutels aan [eiseres] of de makelaar,
5.5.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.8.
wijst de vorderingen af,
5.9.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A. Muilwijk-Schaaij en in het openbaar uitgesproken op 30 mei 2018.
2053/
2294