ECLI:NL:RBROT:2018:4680

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 april 2018
Publicatiedatum
14 juni 2018
Zaaknummer
10/702092-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot taakstraf voor openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen

Op 26 april 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 27 maart 2016 te Leerdam, waar de verdachte samen met anderen een slachtoffer heeft aangevallen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het slachtoffer heeft omvergeduwd en vervolgens met kracht heeft geslagen en geschopt, waardoor het slachtoffer meermalen het bewustzijn heeft verloren. De officier van justitie had gevorderd tot een gevangenisstraf van drie maanden, waarvan één maand voorwaardelijk, maar de rechtbank heeft besloten om een taakstraf van 200 uur op te leggen, met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangever en getuigen als betrouwbaar beoordeeld, ondanks de verdediging die stelde dat de verklaringen niet betrouwbaar waren. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het bewezen verklaarde feit, openlijk in vereniging geweld plegen, strafbaar is en dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/702092-16
Datum uitspraak: 26 april 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
gemachtigd raadsman mr. R.I. van Haneghem, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 12 april 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.L.M. Kuiper heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met aftrek van voorarrest, waarvan één maand voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen op grond van de aangifte, de verklaringen van de getuigen [naam getuige 1] en [naam getuige 2] en van de medeverdachte [naam medeverdachte] .
4.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken en heeft daartoe het volgende aangevoerd. De verklaringen van aangever [naam slachtoffer] en getuige [naam getuige 2] zijn niet betrouwbaar en kunnen om die reden dus niet voor het bewijs worden gebezigd. Reden hiervoor is dat aangever pas op 3 mei 2016, ruim een maand nadat het incident had plaatsgevonden, aangifte heeft gedaan en vervolgens een e-mail naar de politie heeft gestuurd waarin hij een deels andere lezing van het incident geeft. Nu het niet lukt om aangever te horen door de rechter-commissaris of ter terechtzitting, lijkt de aangever te ‘duiken’ voor de gevolgen van zijn aangifte. Daarnaast is er al een lange tijd een vertroebelde relatie tussen aangever, [naam getuige 2] en de verdachte. Wanneer de verklaringen van aangever en [naam getuige 2] buiten beschouwing worden gelaten, blijft er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs over om te komen tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit. Daarnaast heeft de verdediging verzocht aangever te horen, zulks indien en voor zover de rechtbank de verklaring van aangever voor het bewijs zou willen gebruiken.
4.3.
Beoordeling
Betrouwbaarheid verklaring [naam getuige 2]
Nu de rechtbank de verklaring van [naam getuige 2] niet zal bezigen voor het bewijs, kan een inhoudelijke bespreking van hetgeen door de verdediging is aangevoerd ten aanzien van de betrouwbaarheid van deze verklaring achterwege blijven.
Betrouwbaarheid verklaring aangever
De aangever heeft verklaard dat hij op 27 maart 2016 omstreeks 02.00 uur de hond van zijn vriendin is gaan uitlaten. Toen hij weer terugliep naar de woning van zijn vriendin aan de [adres] , kwam er een groep personen op hem afgelopen. In deze groep herkende hij onder anderen de verdachte. Ook medeverdachte [naam medeverdachte] heeft verklaard dat de verdachte aanwezig was bij de woning van [naam getuige 2] aan de [adres] .
Aangever zag en voelde dat de verdachte hem omverliep. Vervolgens voelde aangever dat zijn arm, waarmee hij wilde slaan, werd weggetrokken en dat de verdachte hem een vuistslag in zijn gezicht gaf. Daarna werd aangever van alle kanten geslagen en geschopt. Op een gegeven moment kreeg aangever een trap in het gezicht van [naam medeverdachte] , medeverdachte. Door het trappen en het slaan heeft aangever meermalen zijn bewustzijn verloren. Ook terwijl aangever buiten bewustzijn was, bleef de groep hem trappen en slaan.
Getuige [naam getuige 1] heeft verklaard dat zij op 27 maart 2016 tussen 02.00 en 03.00 uur vanuit haar woning een groep personen aan de overzijde aan de [adres] zag en dat zij dacht dat ze tegen een bal aan het trappen waren. Ze zag dat de personen dit deden met veel geweld. Pas toen de groep weg was, zag [naam getuige 1] dat het geen voorwerp was waar de groep tegenaan trapte, maar een mens; te weten aangever. Zij zag dat de persoon geen enkele beweging meer maakte.
Verbalisanten constateren nog diezelfde avond dat aangever behoorlijke verwondingen aan zijn hoofd en handen had; aangever had diverse verdikkingen op zijn gezicht en bloedde aan zijn hoofd en handen.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van aangever steun vindt in de verklaring van de onafhankelijke getuige [naam getuige 1] , die van medeverdachte [naam medeverdachte] , alsmede in het waargenomen letsel. De rechtbank acht de verklaring van aangever dan ook betrouwbaar en zal deze bezigen voor bewijs.
Conclusie
Zoals blijkt uit hetgeen hierboven is overwogen en de als bijlage aangehechte bewijsmiddelen, is de rechtbank mede op basis van de verklaringen van aangever en de getuigen tot de overtuiging gekomen dat het aan de verdachte ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht.
Voorwaardelijk getuigenverzoek
Gezien het voorgaande zal de rechtbank op het voorwaardelijk getuigenverzoek beslissen. Het verzoek om de aangever te horen zal (wederom) worden afgewezen, nu het - gelet op alle inspanningen die reeds zijn gedaan door zowel rechter-commissaris als laatstelijk door de politie in het kader van het bevel medebrenging voor de terechtzitting - niet onaannemelijk is dat hij binnen een aanvaardbare termijn kan worden gehoord.
4.4
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 27 maart 2016 te Leerdam, op of aan de openbare weg, de [adres] , openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam slachtoffer] , welk geweld bestond uit het
  • omduwen van die [naam slachtoffer] , als gevolg waarvan die [naam slachtoffer] ten val is gekomen en
  • daarbij vervolgens beetpakken/vastpakken van die [naam slachtoffer] en/
  • daarbij vervolgens met kracht meermalen stompen/slaan en schoppen/trappen op/tegen het lichaam van die [naam slachtoffer] en
  • daarbij vervolgens met kracht meermalen, stompen/slaan en schoppen/trappen op/tegen het hoofd/gezicht van die [naam slachtoffer] , als gevolg waarvan die [naam slachtoffer] meermalen het bewustzijn heeft verloren.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft samen met anderen op de openbare weg geweld gepleegd tegen het slachtoffer. Dit geweld bestond onder andere uit het slaan, stompen, trappen en schoppen op/tegen het lichaam en op/tegen het hoofd en gezicht, waardoor het slachtoffer lichamelijk letsel heeft opgelopen en zijn bewustzijn heeft verloren. Dat er fors geweld is gebruikt door de daders blijkt wel uit het feit dat een getuige heeft verklaard dat zij in eerste instantie dacht dat de groep jongens tegen een bal aan het trappen was.
Feiten als de onderhavige maken een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van slachtoffers en dragen bij aan in de maatschappij heersende gevoelens van angst en onveiligheid, in het bijzonder bij hen die daarvan slachtoffer of getuige zijn. Slachtoffers van dergelijke feiten ervaren daarvan vaak, naast fysiek ongemak en overige materiële schade, langdurig de nadelige psychische gevolgen.
7.3.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
22 maart 2018, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst van het feit kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank zal, gelet op het tijdsverloop en de verhouding tussen betrokken partijen, echter afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf en in plaats daarvan een taakstraf opleggen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 22c, 22d en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 200 (tweehonderd) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
196 (honderdzesennegentig) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
98 (achtennegentig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E. Rabbie, voorzitter,
en mrs. A.A.T. Werner en A.M. van der Leeden, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.W.A. Sonneveld-de Raad en A-L.H. Wilkens, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 april 2018.
De voorzitter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 27 maart 2016 te Leerdam, op of aan de openbare weg, de [adres] , in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam slachtoffer] , welk geweld bestond uit het
  • zich opdringen aan die [naam slachtoffer] en/of
  • (daarbij) (om)duwen van die [naam slachtoffer] , als gevolg waarvan die [naam slachtoffer] ten val is gekomen en/of
  • (daarbij) (vervolgens) beetpakken/vastpakken van die [naam slachtoffer] en/of
  • (daarbij) (vervolgens) (met kracht) meermalen, althans eenmaal stompen/slaan en/of schoppen/trappen op/tegen het lichaam van die [naam slachtoffer] en/of
  • (daarbij) (vervolgens) (met kracht) meermalen, althans eenmaal stompen/slaan en/of schoppen/trappen op/tegen het hoofd/gezicht van die [naam slachtoffer] , als gevolg waarvan die [naam slachtoffer] (meermalen) het bewustzijn heeft verloren.