ECLI:NL:RBROT:2018:4670

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 juni 2018
Publicatiedatum
13 juni 2018
Zaaknummer
C/10/474886 / HA ZA 15-394
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vorderingen tot schadevergoeding op basis van onrechtmatige daad in verzekeringsrelatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 juni 2018 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, eiseres, en de Assurancevereniging Skuld, gedaagden. Eiseres vorderde schadevergoeding op basis van onrechtmatige daad, maar de rechtbank oordeelde dat eiseres niet aan de vereisten voor een onrechtmatige daad voldeed, vooral omdat de verzekeringsrelatie tussen partijen niet in aanmerking mocht worden genomen. De rechtbank had eerder, in een vonnis van 10 augustus 2016, al bepaald dat zij onbevoegd was om kennis te nemen van vorderingen die op de verzekeringsrelatie waren gebaseerd. Eiseres had in haar vorderingen niet voldoende feiten en omstandigheden gesteld die de conclusie rechtvaardigden dat er schade was ontstaan door een toerekenbare onrechtmatige daad van Skuld. De rechtbank concludeerde dat de vorderingen van eiseres afstuitten op het feit dat zij niet had voldaan aan de stelplicht en dat er geen causaal verband was aangetoond tussen de gestelde gedragingen van Skuld en de door eiseres gestelde schade. De rechtbank heeft eiseres dan ook in de proceskosten veroordeeld, die zijn begroot op € 2.242,00, inclusief nakosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken door mr. W.P. Sprenger.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/474886 / HA ZA 15-394
Vonnis van 13 juni 2018
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
gevestigd te Rhoon,
eiseres,
advocaat mr. R.A. Klaassen,
tegen
1. de rechtspersoon naar vreemd recht
ASSURANCEFORENINGEN SKULD (GJENSLIDIG),
kantoorhoudende te Oslo, Noorwegen,
2. de rechtspersoon naar vreemd recht
SKULD MUTUAL PROTECTION AND INDEMNITY ASSOCIATION (BERMUDA) LIMITED,
kantoorhoudende te Oslo, Noorwegen,
gedaagden,
advocaat mr. E.C.G. Klinkhamer.
Eiseres wordt hierna “ [eiseres] ” genoemd, gedaagden gezamenlijk “Skuld”.

1.De verdere procedure

1.1.
Voor het verloop van de procedure verwijst de rechtbank naar haar tussenvonnissen van 23 december 2015 en 10 augustus 2016.
1.2.
Vervolgens heeft [eiseres] een conclusie van repliek genomen en daarbij zes producties in het geding gebracht.
1.3.
Skuld heeft een conclusie van dupliek genomen.
1.4.
Daarna hebben partijen vonnis gevraagd.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De rechtbank verwijst naar hetgeen zij in het tussenvonnis van 10 augustus 2016 heeft overwogen en beslist. In dat vonnis heeft de rechtbank overwogen dat wegens (de reikwijdte van) het tussen partijen geldende arbitraal beding de gewone rechter onbevoegd is om kennis te nemen van enige vordering met betrekking tot de verzekeringsrelatie tussen partijen (rov. 2.5).
Ingevolge dat vonnis ligt nog slechts ter beoordeling voor de vorderingen (a) tot een verklaring voor recht dat Skuld onrechtmatig ten opzichte van [eiseres] heeft gehandeld en aansprakelijk is voor de dientengevolge door [eiseres] geleden schade en (b) tot hoofdelijke veroordeling van Skuld tot vergoeding van zodanige schade op te maken bij staat en (c) tot veroordeling van Skuld in de proceskosten, een en ander voor zover die vorderingen niet op de verzekeringsrelatie tussen partijen zijn gegrond (rov. 2.5 en 2.6 en de beslissing van het vonnis). Het dient dus te gaan om een of meer gestelde gedragingen van Skuld die, de verzekeringsrelatie tussen partijen weggedacht, onrechtmatig zijn jegens [eiseres] en [eiseres] schade berokkenen of hebben berokkend.
2.2.
Voor zover enige vordering van [eiseres] gegrond is op de stelling dat Skuld onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door geen dekking te verlenen of niet tijdig dekking te verlenen onder de P&I-verzekering, valt die vordering derhalve buiten het in het vonnis van 10 augustus 2016 bepaalde kader van beoordeling. Dat geldt evenzeer voor enige vordering gegrond op de stelling dat Skuld bewust of opzettelijk, dan wel te kwader trouw heeft geweigerd dekking te verlenen, dan wel zich heeft onttrokken aan het verlenen van dekking, dan wel te lang heeft gewacht met het kenbaar maken van haar standpunt ten aanzien van al dan niet te verlenen dekking. Dat geldt ook voor enige vordering gegrond op de stelling dat Skuld, al dan niet bewust of opzettelijk, geen gebruik heeft gemaakt van enige discretionaire bevoegdheid van Skuld onder de Rules om (toch) dekking te verlenen. Al zodanige gestelde gedragingen betreffen immers de verzekeringsrelatie tussen partijen.
2.3.
Voor zover enige vordering van [eiseres] gegrond is op de stelling dat Skuld onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld hetzij door in 2010 niet behoorlijk voorbereid, dan wel zonder de aard en omvang van zodanige verzekeringen behoorlijk te kennen, dan wel lichtvaardig de verzekeringsmarkt voor binnenvaartschepen binnen te treden, hetzij door in 2012 deze verzekeringsmarkt, al dan niet te snel na intreding, te verlaten (dagvaarding randnummer 16, aanhef en onder d; conclusie van repliek randnummers 8 en 13), valt de betreffende vordering of grondslag binnen het in het vonnis van 10 augustus 2016 bepaalde kader van beoordeling.
2.4.
Met partijen is de rechtbank van oordeel dat die (overgebleven) vorderingen c.q. grondslagen beoordeeld moeten worden naar Nederlands recht.
2.5.
Voor aansprakelijkheid wegens onrechtmatige daad is vereist dat schade is of dreigt te ontstaan ten gevolge van een aan een (rechts)persoon toerekenbare onrechtmatige gedraging jegens een ander (artikel 6:162 BW). Het is aan de partij die vergoeding van zodanige schade vordert – in dit geval: [eiseres] – om feiten en omstandigheden te stellen die de gevolgtrekking rechtvaardigen dat sprake is van schade ten gevolge van een aan de aangesproken partij – in dit geval: Skuld – toerekenbare onrechtmatige daad.
2.6.
[eiseres] heeft niet aan die stelplicht voldaan. [eiseres] heeft nagelaten te stellen dat en waarom het door haar gestelde, onder 2.3 samengevatte gedrag van Skuld jegens haar onrechtmatig is. [eiseres] heeft nagelaten om enig causaal verband te stellen tussen de door haar gestelde onrechtmatige gedragingen van Skuld enerzijds en de door haar gestelde schade anderzijds. Ook in een procedure tot een verklaring voor recht dat de aangesproken partij tot schadevergoeding aansprakelijk is, te volgen door een schadestaatprocedure, dient de mogelijkheid dat enige schade als gevolg van de gestelde onrechtmatige daad is of wordt geleden te worden gesteld en aannemelijk gemaakt. [eiseres] heeft dat niet gedaan.
2.7.
Daarop stuiten de vorderingen van [eiseres] af.
2.8.
De rechtbank zal [eiseres] als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordelen.
De rechtbank zal de tot deze uitspraak aan de zijde van Skuld gevallen proceskosten begroten op:
griffierecht € 613,00
salaris advocaat
€ 1.629,00(3 punten Liquidatietarief II)
totaal € 2.242,00.
De veroordeling in de proceskosten omvat een veroordeling in de na de uitspraak te maken salariskosten (nakosten), welke de rechtbank zal begroten op € 157,00 zonder betekening en op € 239,00 in geval van betekening.
Zoals gevorderd en niet zelfstandig bestreden, zal de rechtbank bepalen dat de proceskosten binnen veertien dagen na deze uitspraak dienen te worden betaald en de proceskostenveroordeling bij voorraad uitvoerbaar verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank,
3.1.
wijst de vorderingen af;
3.2.
veroordeelt eiseres in de proceskosten;
begroot de tot deze uitspraak aan de zijde van gedaagden gevallen kosten op € 2.242,00; begroot de salariskosten na deze uitspraak op € 157,00 zonder betekening en op € 239,00 in geval van betekening;
bepaalt dat de proceskosten binnen veertien dagen na deze uitspraak dienen te worden betaald;
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.P. Sprenger en in het openbaar uitgesproken op 13 juni 2018.1928