ECLI:NL:RBROT:2018:4617

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 juni 2018
Publicatiedatum
12 juni 2018
Zaaknummer
6862981 \ VV EXPL 18-27
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot re-integratie na langdurige arbeidsongeschiktheid in kort geding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, heeft de kantonrechter op 7 juni 2018 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en K&A Montage B.V. [eiser] vorderde zijn re-integratie na een periode van arbeidsongeschiktheid. Hij was sinds 6 juni 2016 arbeidsongeschikt en had op 18 januari 2010 bij K&A Montage B.V. in dienst getreden als monteur. Ondanks dat hij door de bedrijfsarts geschikt werd geacht om zijn werk gedeeltelijk te hervatten, weigerde K&A hem toe te laten tot het werk. K&A had inmiddels een ontbindingsverzoek ingediend bij de rechtbank Midden-Nederland, wat volgens hen betekende dat [eiser] geen belang meer had bij zijn re-integratie. De kantonrechter oordeelde echter dat het belang van [eiser] om weer aan het arbeidsproces deel te nemen zwaarder woog dan de argumenten van K&A. De rechter wees de vorderingen van [eiser] toe, waarbij K&A werd verplicht om hem gedurende drie dagen per week in zijn eigen werk te laten re-integreren en te voldoen aan de adviezen van de bedrijfsarts. Tevens werden er dwangsommen opgelegd voor het geval K&A in gebreke zou blijven.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 6862981 \ VV EXPL 18-27
uitspraak: 7 juni 2018

vonnis in kort geding van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht,

in de zaak van:

[eiser],wonende te [plaatsnaam],

eiser,
gemachtigde: mr. R.K. Torn,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
K&A Montage B.V.,
gevestigd te Hardinxveld-Giessendam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. R.G. Degenaar.
Partijen worden hierna mede aangeduid als [eiser] en K&A.

Verloop van de procedure

De kantonrechter wijst vonnis op de volgende processtukken:
1. de dagvaarding van 14 mei 2018;
2. de aantekening dat de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 24 mei 2018;
3. de pleitaantekeningen van mr. Degenaar;
4. de overgelegde producties.

Omschrijving van het geschil

1.
De feiten
1.1
[eiser], geboren op [geboortedatum] 1960 en thans 58 jaar oud, is op 18 januari 2010 bij K&A in dienst getreden. Laatstelijk verricht hij de functie van monteur.
1.2
[eiser] is sinds 6 juni 2016 arbeidsongeschikt.
1.3
Door de verzekeringsarts van het UWV is op 23 april 2018 onder meer het volgende gerapporteerd:

(…) Er is wel sprake van onenigheden tussen hem [[eiser], toevoeging ktr.] en werkgever waardoor de reintegratie niet goed verliep / en op dit niet goed loopt. De arbeidsdeskundige heeft al de RIV getoetst en spreekt van niet onvoldoende rea-inspanningen maar ziet geen gronden voor sanctie hoewel de deskundigoordeel collega dat wel vindt. De RIV toetsing is gericht op de rea-inspanningen van twee jaar en die van de deo alleen voor de periode na oktober en toch was er geen ruimte voor sanctie.
De bedrijfsarts heeft een FML opgesteld in januari en daar is sprake van niet voldoende onderbouwing voor duidelijke beperkingen c.q. mogelijkheden maar geeft wel aan dat er nog steeds beperkingen.
(…)
Wat ik nu kan zeggen is dat ik geen argumenten heb om beperkingen aan te geven maar dat de huidige belastbaarheid aan normen van de CBBS criteria valt. Het is aan de arbeidsdeskundige om iets te gaan ropen of geschiktheid eigen arbeid of niet.
Functionele mogelijkheden
Cliënt is in staat tot normaal functioneren (zie rubrieken).
(…)
Er is sprake van verminderde benutbare mogelijkheden als rechtstreeks gevolg van ziekte of gebrek. Daardoor is cliënt aangewezen op werkzaamheden conform de opgestelde functionele mogelijkhedenlijst. Cliënt kan deze mogelijkheden duurzaam benutten.
1.4
Bij beslissing van 7 mei 2018 heeft het UWV aan [eiser] bericht dat hij niet in aanmerking komt voor een WIA-uitkering. De beschikking vermeldt onder meer:

Uit het oordeel van onze arts en arbeidsdeskundige blijkt dat u het werk dat u deed voordat u ziek werd, vanaf 4 juni 2018 weer kunt doen. Bij uw eigen werkgever of, als u niet meer bij uw eigen werkgever aan de slag kunt, bij een andere werkgever. U bent daarom niet arbeidsongeschikt.
2.
De vordering
2.1
[eiser] vordert – na wijziging van zijn eis – bij wege van voorlopige voorziening, uitvoerbaar bij voorraad:
- veroordeling van K&A om hem gedurende drie dagen per week (op maandag, woensdag en vrijdag) in zijn eigen werk te laten re-integreren en voorts om te voldoen aan alle toekomstige adviezen van de bedrijfsarts betreffende de re-integratie van [eiser], op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 2.500,-- per dag dat K&A, nadat twee dagen na de betekening van dit vonnis zijn verstreken, in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen;
- veroordeling van K&A om op de dagen dat [eiser] (in het kader van zijn re-integratie) werkt, hem met een bus en/of auto thuis op te (laten) halen door de voorman, teneinde samen naar het werk te reizen en om [eiser] aan het eind van de werkdag ook weer met dezelfde bus/auto terug thuis te (laten) brengen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van
€ 2.500,-- voor iedere dag dat K&A in gebreke blijft om aan deze veroordeling te voldoen, nadat twee dagen na de betekening van dit vonnis zijn verstreken;
- veroordeling van K&A om [eiser] binnen twee dagen nadat door de bedrijfsarts of verzekeringsarts is geoordeeld dat hij weer volledig arbeidsgeschikt is weer toe te laten tot zijn bedongen werkzaamheden als monteur, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 2.500,-- voor iedere dag dat K&A in gebreke blijft om aan deze veroordeling te voldoen, nadat twee dagen na de betekening van dit vonnis zijn verstreken;
- veroordeling van K&A in de kosten van deze procedure.
Hij voert ter onderbouwing van zijn vordering – samengevat – het volgende aan.
2.2
Alhoewel hij sinds 26 oktober 2017 weer geschikt wordt geacht om zijn werk (gedeeltelijk) te hervatten, wil K&A hem niet tot het werk toelaten. Dit is in strijd met adviezen van de bedrijfsarts en het UWV.
2.3
Op grond van het bepaalde in artikel 7:658a BW dient K&A zijn re-integratie te bevorderen. Aangezien [eiser] volgens de bedrijfsarts in staat is om het eigen werk gedurende drie dagen per week te verrichten, dient K&A hem in staat te stellen zijn werk te hervatten.
2.4
K&A stelt dat [eiser] bij re-integratie zelf naar de woning van de voorman moet reizen. Aangezien monteurs binnen K&A altijd worden opgehaald door de voorman om naar het werk te gaan, vordert [eiser] in deze procedure dat hij wordt opgehaald door de voorman. Een dergelijk gebruik vloeit ook voort uit de cao Bouw & Infra.
3.
Het verweer
3.1
K&A concludeert tot afwijzing van de –gewijzigde – vorderingen van [eiser], met veroordeling van [eiser] in de proceskosten. Op haar verweren wordt hierna – voor zover van belang – nader ingegaan.

Beoordeling van het geschil

4. Vooropgesteld wordt dat voor toewijzing van een vordering in kort geding een spoedeisend belang vereist is. Met de aard van onderhavig geschil is spoedeisendheid aan de zijde van [eiser] gegeven.
5. In het kader van dit kort geding dient te worden beoordeeld of de in deze zaak aannemelijk te achten omstandigheden een ordemaatregel vereisen dan wel of de vordering van [eiser] in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd. Het navolgende behelst dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
6. Op grond van het bepaalde in artikel 7:658a BW dient K&A te bevorderen dat [eiser] weer wordt ingeschakeld in haar bedrijf. [eiser] vordert dat K&A haar verplichtingen op grond van dit artikel nakomt en hem weer (gedeeltelijk) laat werken. [eiser] stelt dat hij belang heeft bij een hervatting van zijn werkzaamheden, omdat hij geruime tijd niet heeft gewerkt en in de gelegenheid wil worden gesteld om zijn eigen werk te hervatten. Daarnaast speelt een financieel belang voor hem, aangezien hij is geconfronteerd met een achteruitgang in zijn salaris van 30%. Door K&A is gesteld dat de verhoudingen inmiddels verstoord zijn. Om die reden heeft zij inmiddels bij de rechtbank Midden-Nederland een ontbindingsverzoek ingediend. Zij stelt dat [eiser] daardoor thans geen belang meer heeft bij tewerkstelling, althans zij wil hem niet meer toelaten tot het werk.
7. Ondanks een verschil van mening over hoe het verslag van de verzekeringsarts zich verhoudt tot de beslissing van het UWV in het kader van de WIA (zie onder 1.3 en 1.4), zijn partijen het erover eens dat [eiser] in ieder geval gedurende een deel van de week het eigen werk van monteur kan verrichten. Volgens K&A, die zich daarbij beroept op de onder 1.4 vermelde brief van het UWV, is [eiser] zelfs weer volledig in staat om zijn eigen functie te verrichten.
8. De heer [K.], directeur van K&A, heeft weliswaar tijdens de mondelinge behandeling verklaard niet meer met [eiser] te willen werken, maar [eiser] heeft daar tegenin gebracht dat hij (vrijwel) altijd op locatie werkzaam is en er dus sprake is van een minimaal contact tussen hem en de heer [K.]. Dat op dit moment sprake is van een onwerkbare situatie, die rechtvaardigt dat [eiser] niet tot het werk wordt toegelaten, is daarmee onvoldoende aannemelijk geworden.
9. Afgezet tegen het belang van [eiser] om weer aan het arbeidsproces te kunnen gaan deelnemen en weer zijn volledige salaris te kunnen ontvangen, legt de omstandigheid dat door K&A inmiddels een ontbindingsverzoek is ingediend onvoldoende gewicht in de schaal. Immers, op dit moment staat niet vast hoe lang de ontbindingsprocedure gaat duren en wat de uitkomst daarvan is. Gelet hierop is het dan ook aannemelijk dat de bodemrechter zal oordelen dat K&A haar verplichtingen op grond van artikel 7:658a BW dient na te komen en dat [eiser] door haar tewerk dient te worden gesteld. De door [eiser] gevorderde voorlopige voorzieningen worden daarom toegewezen.
10. De gevorderde dwangsommen zullen worden gemaximeerd tot een bedrag van
€ 50.000,--.
11. Tijdens de mondelinge behandeling is voldoende aannemelijk geworden dat [eiser] vóór zijn arbeidsongeschiktheid door een collega werd opgehaald, dan wel zelf collega’s ophaalde, om naar de werkplek te reizen. Uit de stukken is evenwel ook gebleken dat [eiser] heeft ingestemd met het reizen per fiets of brommer, die door K&A ter beschikking wordt gesteld, naar het woonadres van collega [B.] (productie 14 bij dagvaarding). De vordering betreffende het vervoer van en naar het werk wordt daarom op na te melden wijze toegewezen.
12. K&A wordt als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld.

Beslissing

De kantonrechter:

rechtdoende in kort geding:
veroordeelt K&A om [eiser], binnen twee dagen na de betekening van dit vonnis, gedurende drie dagen per week (op maandag, woensdag en vrijdag) in zijn eigen werk te laten re-integreren en voorts om te voldoen aan alle toekomstige adviezen van de bedrijfsarts betreffende de re-integratie van [eiser], op straffe van verbeurte van een dwangsom van
€ 2.500,-- per dag dat K&A in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen, tot een maximum van € 50.000,--;
veroordeelt K&A om [eiser], binnen twee dagen nadat door de bedrijfsarts of (verzekeringsarts van) het UWV onherroepelijk is geoordeeld dat [eiser] weer volledig arbeidsgeschikt is, toe te laten tot zijn bedongen werkzaamheden als monteur, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 2.500,-- voor iedere dag dat K&A in gebreke blijft om aan deze veroordeling te voldoen, tot een maximum van € 50.000,--;
veroordeelt K&A om, binnen twee dagen na de betekening van dit vonnis, voor de dagen dat [eiser] werkt, hem een elektrische fiets of bromfiets ter beschikking te stellen, teneinde hem in de gelegenheid te stellen naar het woonadres van collega [B.] (voorman) te reizen, om vanaf daar verder te reizen naar de werkplaats en aan het einde van de werkdag vanaf het woonadres van voornoemde voorman weer terug naar huis te reizen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 2.500,-- voor iedere dag dat K&A in gebreke blijft om aan deze veroordeling te voldoen, tot een maximum van € 50.000,--;
veroordeelt K&A in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [eiser] begroot op € 160,-- aan verschotten en € 800,-- aan salaris gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A.F.M. Wouters en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
783