ECLI:NL:RBROT:2018:4608

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 juni 2018
Publicatiedatum
12 juni 2018
Zaaknummer
6798985 HA 18-39
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot goedkeuring afwijkend beding in huurovereenkomst

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 7 juni 2018, is een verzoek tot goedkeuring van afwijkende bedingen in een huurovereenkomst afgewezen. Het verzoek was ingediend door Achmea Pensioen- en Levensverzekeringen N.V. en Sports Unlimited Retail B.V. Het verzoek betrof een huurovereenkomst voor bedrijfsruimte aan de Drievriendenhof 30 te Dordrecht, die oorspronkelijk was aangegaan voor de duur van één jaar, met een verlenging tot 31 januari 2018. Partijen hadden een tweede allonge gesloten, waarin werd afgesproken dat de huurovereenkomst met ingang van 1 februari 2018 voor twee jaar zou worden voortgezet, met een opzegtermijn van ten minste twee maanden.

De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de wettelijke bepalingen van de vierde titel van boek 7, die betrekking hebben op huur van bedrijfsruimte, niet ten nadele van de huurder kunnen worden afgeweken zonder goedkeuring van de rechter, zoals vastgelegd in artikel 7:291 van het Burgerlijk Wetboek. De goedkeuring kan alleen worden verleend als de wettelijke rechten van de huurder niet wezenlijk worden aangetast of als de maatschappelijke positie van de huurder zodanig is dat hij de wettelijke bescherming niet nodig heeft.

De partijen hebben aangevoerd dat aan beide voorwaarden is voldaan, maar hebben nagelaten deze stellingen voldoende te onderbouwen. De kantonrechter oordeelde dat onduidelijk bleef waarom de afwijking van de wet geen wezenlijke aantasting van de rechten van Sports Unlimited zou zijn, vooral gezien het feit dat de huurovereenkomst op elk gewenst moment kan worden opgezegd. De kantonrechter heeft daarom het verzoek afgewezen en de proceskosten gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 6798985 HA 18-39
uitspraak: 7 juni 2018
beschikking ex artikel 7:291 Burgerlijk Wetboek van de kantonrechter, zittinghoudende te Dordrecht
in de zaak van
de naamloze vennootschap
Achmea Pensioen- en Levensverzekeringen N.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
en
de besloten vennootschap
Sports Unlimited Retail B.V.,
gevestigd te Aalsmeer,
medeverzoekster.
Partijen worden verder aangeduid als “Achmea” en “Sports Unlimited”.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Op 6 april 2018 is het verzoek ontvangen ter goedkeuring van de bedingen, afwijkende van de artikelen 7:292 e.v. BW, opgenomen in de tussen partijen gesloten overeenkomst.
1.2
Partijen is om extra informatie verzocht bij brief van 19 april 2018. Hierop hebben partijen aanvullende stukken in het geding gebracht. Vervolgens is bij e-mail van
7 juni 2018 om extra informatie verzocht. Hierop is op 7 juni 2018 geantwoord.
1.3
Partijen hebben afgezien van een mondelinge behandeling.
1.4
De uitspraak van de beschikking is door de kantonrechter bepaald op heden.

2.Het verzoek

2.1
Partijen zijn een huurovereenkomst aangegaan betreffende de bedrijfsruimte aan de Drievriendenhof 30 te Dordrecht. Deze huurovereenkomst is aangegaan voor de duur van één jaar, ingaande op 1 mei 2016 en lopende tot en met 30 april 2017. Middels een eerste allonge bij de huurovereenkomst is de huurovereenkomst verlengd tot en met 31 januari 2018.
2.2
Partijen zijn middels een tweede allonge overeengekomen dat:
  • Met ingang van 1 februari 2018 in afwijking van artikel 3.1 van de tijdelijke huurovereenkomst en artikel 2 van de 1e allonge de tijdelijke huurovereenkomst wordt voortgezet voor 2 (twee) jaar, derhalve lopende tot 31 januari 2020;
  • Beëindiging van deze tijdelijke huurovereenkomst vindt plaats door huurder aan verhuurder of door verhuurder aan huurder tegen ieder tijdstip, een en ander met inachtneming van een opzegtermijn van tenminste twee maanden.

3.De beoordeling van het verzoek

3.1
Uitgangspunt is dat van de wettelijke bepalingen van de vierde titel van boek 7, waarvan de zesde afdeling gewijd is aan huur van bedrijfsruimte, niet ten nadele van huurder kan worden afgeweken, behoudens goedkeuring door de rechter (artikel 7: 291 BW).
Ingevolge het derde lid van artikel 7: 291 BW wordt die goedkeuring alleen gegeven als de wettelijke rechten van huurder van bedrijfsruimte door de afwijking niet wezenlijk worden aangetast, of als de maatschappelijke positie van huurder zodanig is dat hij de wettelijke bescherming niet nodig heeft.
3.2
Partijen hebben aangevoerd dat sprake is van beide gronden. Zij hebben echter nagelaten deze gronden te onderbouwen. Onduidelijk blijft dan ook waarom partijen van mening zijn dat de afwijking van de wet geen wezenlijke aantasting van de rechten van Sports Unlimited vormt. De huurovereenkomst kan immers op elk gewenst moment worden opgezegd hetgeen een wezenlijke aantasting van de rechten van Sports Unlimited oplevert. Met betrekking tot de maatschappelijke positie van partijen is slechts gesteld dat Sports Unlimited zich ervan bewust is dat zij de wettelijke bescherming niet behoeft. Omtrent die maatschappelijke positie is echter niks gesteld.
3.3
De kantonrechter zal het verzoek dan ook afwijzen.
3.4
Nu de onderhavige procedure voortvloeit uit een gemeenschappelijk verzoek, zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

4.De beschikking

De kantonrechter:
wijst het verzoek af;
compenseert de proceskosten.
Deze beschikking is gegeven door de kantonrechter mr. P. Vlaswinkel en uitgesproken op de openbare terechtzitting.
527