In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 7 juni 2018, is een verzoek tot goedkeuring van afwijkende bedingen in een huurovereenkomst afgewezen. Het verzoek was ingediend door Achmea Pensioen- en Levensverzekeringen N.V. en Sports Unlimited Retail B.V. Het verzoek betrof een huurovereenkomst voor bedrijfsruimte aan de Drievriendenhof 30 te Dordrecht, die oorspronkelijk was aangegaan voor de duur van één jaar, met een verlenging tot 31 januari 2018. Partijen hadden een tweede allonge gesloten, waarin werd afgesproken dat de huurovereenkomst met ingang van 1 februari 2018 voor twee jaar zou worden voortgezet, met een opzegtermijn van ten minste twee maanden.
De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de wettelijke bepalingen van de vierde titel van boek 7, die betrekking hebben op huur van bedrijfsruimte, niet ten nadele van de huurder kunnen worden afgeweken zonder goedkeuring van de rechter, zoals vastgelegd in artikel 7:291 van het Burgerlijk Wetboek. De goedkeuring kan alleen worden verleend als de wettelijke rechten van de huurder niet wezenlijk worden aangetast of als de maatschappelijke positie van de huurder zodanig is dat hij de wettelijke bescherming niet nodig heeft.
De partijen hebben aangevoerd dat aan beide voorwaarden is voldaan, maar hebben nagelaten deze stellingen voldoende te onderbouwen. De kantonrechter oordeelde dat onduidelijk bleef waarom de afwijking van de wet geen wezenlijke aantasting van de rechten van Sports Unlimited zou zijn, vooral gezien het feit dat de huurovereenkomst op elk gewenst moment kan worden opgezegd. De kantonrechter heeft daarom het verzoek afgewezen en de proceskosten gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.