ECLI:NL:RBROT:2018:4571

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 maart 2018
Publicatiedatum
11 juni 2018
Zaaknummer
10/039311-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk geweld in vereniging tegen ex-zwager met gebruik van een knuppel

Op 29 maart 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die openlijk geweld in vereniging heeft gepleegd tegen zijn ex-zwager op 25 februari 2018 te Spijkenisse. De verdachte, die op dat moment preventief gedetineerd was, heeft samen met zijn broer het slachtoffer benaderd met de intentie om hem te straffen voor het lastigvallen van hun zusje. Tijdens de confrontatie heeft de verdachte het slachtoffer geschopt, getrapt en met een knuppel geslagen, wat door getuigen is bevestigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijk geweld in vereniging en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan 59 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast is er een taakstraf van 60 uur opgelegd, maar deze is niet uitgevoerd vanwege de omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 500,- aan de benadeelde partij toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van het delict. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/039311-18
Datum uitspraak: 29 maart 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
verblijvende op het adres [verblijfadres verdachte] , [verblijfplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Dordrecht,
raadsvrouw mr. J.V. van Blitterswijk, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 29 maart 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.L. van Prooijen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 59 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering, een contactverbod met [naam slachtoffer] en een locatieverbod;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 60 uur, subsidiair 30 dagen hechtenis.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
De verdachte heeft verklaard dat hij samen met zijn broer naar [naam slachtoffer] is toegegaan om hem in elkaar te slaan omdat hij hun zusje weer aan het lastigvallen was. De verdachte heeft bekend dat hij [naam slachtoffer] heeft geschopt, getrapt en op de grond heeft gegooid. Hij heeft hem niet geslagen en hij was er volgens zijn verklaring ook niet van op de hoogte dat zijn broer (medeverdachte [naam medeverdachte] ) een knuppel had meegenomen. De rechtbank acht echter op basis van de verklaring van de aangever ook bewezen dat de verdachte [naam slachtoffer] heeft geslagen. Op basis van de verklaring van zijn broer bij de politie houdt de rechtbank de verdachte ook verantwoordelijk voor het slaan met de knuppel. Zijn broer verklaart niet alleen dat de verdachte ervan op de hoogte was, hij verklaart ook dat de verdachte daar nog specifiek een opmerking over heeft gemaakt.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 25 februari 2018 te Spijkenisse openlijk, te weten op de [plaats delict] , in elk geval aan de openbare weg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [naam slachtoffer] door die [naam slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (telkens)
- tegen het lichaam te slaan en te trappen en te schoppen en
- op de grond te gooien en
- met een knuppel, op het achterhoofd te slaan.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte en zijn broer zijn op pad gegaan om het slachtoffer in elkaar te slaan om hem een lesje te leren. Hun zusje had om hulp gebeld omdat het slachtoffer – haar ex-vriend – weer overlast veroorzaakte bij haar woning. De wens van de verdachte om zijn zusje te helpen laat zich invoelen. Daar staat echter tegenover dat de gekozen methode onacceptabel is omdat het een vorm van eigenrichting is. Met het geweld zoals dat bewezen is verklaard, heeft de verdachte de lichamelijke integriteit van het slachtoffer geschonden. Bovendien is de openbare orde verstoord en veroorzaakt dergelijk geweld maatschappelijke onrust en algemene gevoelens van onveiligheid.
7.3.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
13 maart 2018, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De officier van justitie heeft gevorderd om naast de gevangenisstraf ook een taakstraf op te leggen aan de verdachte. De rechtbank begrijpt die eis, maar laat in dit geval de aanleiding en de voorgeschiedenis in het voordeel van de verdachte meewegen. De rechtbank zal om die reden afzien van het opleggen van een taakstraf.
Omdat de omstandigheden inmiddels zodanig zijn gewijzigd dat het risico op herhaling laag is, ziet de rechtbank geen aanleiding om bijzondere voorwaarden op te leggen aan de verdachte.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam benadeelde] zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 793, - aan materiële schade en een vergoeding van € 8.500, - aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij in het deel van de vordering dat ziet op de materiële schade, en gedeeltelijke toewijzing tot een bedrag van € 500,- voor het deel van de vordering dat ziet op de immateriële schade. De verdachten moeten hoofdelijk aansprakelijk zijn voor dat bedrag, dat moet worden vermeerderd met de wettelijke rente. Tevens dient de schadevergoedingsmaatregel te worden opgelegd. De benadeelde partij zou in het restant van de vordering niet-ontvankelijk moeten worden verklaard.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht het deel van de vordering dat ziet op de materiële schade af te wijzen, het deel dat ziet op de immateriële schade te matigen tot een bedrag van € 500,-, en geen schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
8.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 500,-, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 25 februari 2018.
Voor het overige zal de vordering worden afgewezen wegens gebrek aan onderbouwing.
Nu de verdachte het strafbare feit, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
Nu slechts een deel van de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, is er aanleiding om de proceskosten te compenseren op zodanige wijze dat ieder der partijen de eigen proceskosten draagt.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 500,- vermeerderd met de wettelijke rente als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht, gelet op de verstoorde verhouding tussen het slachtoffer en de verdachte als ex-zwagers.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Behalve op het reeds genoemde artikel is ook gelet op artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 90 (negentig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
59 (negenenvijftig) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de
proeftijd, die hierbij wordt gesteld op
2 jaar, na te melden voorwaarde overtreedt;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van heden;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde] te betalen een bedrag van
€ 500,- (zegge: vijfhonderd euro),bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 25 februari 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
wijst af het door de benadeelde partij meer of anders gevorderde;
compenseert de proceskosten op zodanige wijze dat ieder der partijen de eigen proceskosten draagt;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde] te betalen
€ 500,-(hoofdsom,
zegge: vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 februari 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 500,- vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
10 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M.H. Geerars, voorzitter,
en mrs. K. Bakker en W.J. Loorbach, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G. Polke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 25 februari 2018 te Spijkenisse openlijk, te weten op de [plaats delict] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijjke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [naam slachtoffer] door die [naam slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (telkens)
- tegen het lichaam te slaan en/of te trappen en/of te schoppen en/of
- op de grond te gooien en/of
- met een knuppel, althans een hard voorwerp, op het (achter)hoofd en/of in / tegen de nek te slaan.