ECLI:NL:RBROT:2018:4561

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 mei 2018
Publicatiedatum
11 juni 2018
Zaaknummer
16.1136 ea
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling wegens niet-nakoming van sollicitatieverplichting

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 31 mei 2018 uitspraak gedaan over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de schuldenares, die haar sollicitatieverplichting niet is nagekomen. De schuldenares was sinds 14 juli 2016 onder de schuldsaneringsregeling geplaatst, maar heeft gedurende deze periode herhaaldelijk niet voldaan aan haar verplichtingen, ondanks waarschuwingen van de bewindvoerder en de rechter-commissaris. De bewindvoerder heeft op 15 maart 2018 verzocht om de regeling tussentijds te beëindigen, wat door de rechter-commissaris is goedgekeurd. Tijdens de zitting op 24 mei 2018 is de schuldenares gehoord, waarbij bleek dat zij weliswaar een nulurencontract had, maar haar sollicitatieverplichting niet nakwam. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenares onvoldoende heeft gedaan om aan haar verplichtingen te voldoen, waaronder het niet tijdig indienen van sollicitatiebewijzen en het niet melden van vorderingen van de Belastingdienst bij haar toelating tot de regeling. De rechtbank oordeelt dat de schuldenares toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen en heeft besloten de schuldsaneringsregeling te beëindigen op grond van artikel 350, derde lid, onder c, van de Faillissementswet. Tevens is het salaris van de bewindvoerder vastgesteld, maar er zijn geen baten beschikbaar om vorderingen te voldoen, waardoor er geen faillissement van rechtswege ontstaat.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
tussentijdse beëindiging
insolventienummer: [nummer]
uitspraakdatum: 31 mei 2018
Bij vonnis van deze rechtbank van 14 juli 2016 is de toepassing van de
schuldsaneringsregeling uitgesproken ten aanzien van:
[naam 1],
[adres]
[woonplaats]
schuldenares,
bewindvoerder: J.F. Stobbe.

1.De procedure

De bewindvoerder heeft de rechter-commissaris verzocht de schuldsaneringsregeling voor tussentijdse beëindiging voor te dragen. De rechter-commissaris heeft op 15 maart 2018 met dit verzoek ingestemd.
De waarnemend bewindvoerder de heer V.T. Raats en schuldenares, bijgestaan door haar beschermingsbewindvoerder de heer [naam 2] , zijn gehoord ter terechtzitting van 24 mei 2018.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De standpunten

Bij brief van 17 mei 2018 heeft de bewindvoerder de rechtbank bericht over de stand van zaken op dat moment. Op de loonspecificaties van GOM van juli 2016 tot en met oktober 2016 na, heeft de beschermingsbewindvoerder haar alle ontbrekende stukken doen toekomen. Naar verwachting heeft schuldenares vanaf toelating tot de schuldsaneringsregeling geen afdrachtverplichting gehad en is er geen sprake van een boedelachterstand. Voor de schulden die thans zijn ingediend maar bij toelating niet bekend waren, heeft schuldenares geen verklaring gegeven. Nadat de schuldsaneringsregeling op
12 december 2017 met 15 maanden is verlengd, is schuldenares de sollicitatieverplichting ook niet nagekomen. In november heeft de bewindvoerder twee sollicitaties ontvangen en op 15 december 2017 heeft schuldenares haar per e-mail bericht dat zij een baan had gevonden. Een arbeidsovereenkomst of loonspecificaties heeft schuldenares echter nooit overgelegd en uit de bankafschriften blijkt dat zij nog altijd een volledige uitkering Participatiewet ontvangt. Na het laatste verslag heeft schuldenares de bewindvoerder op 13 maart 2018 acht sollicitatiebewijzen gestuurd. Daarna is wederom niets van haar vernomen.
Ter terechtzitting heeft de waarnemend bewindvoerder verklaard dat hij heeft vernomen dat schuldenares per 1 mei 2018 een baan heeft in de horeca, op basis van een nulurencontract. De aanvullende sollicitatieverplichting is echter nog altijd van kracht en schuldenares is deze verplichting niet nagekomen. De schulden aan de Belastingdienst die bij toelating niet bekend waren, zien op een groot aantal terugvorderingen toeslagen 2016. Het zijn ambtshalve aanslagen, waartegen schuldenares vooralsnog geen bezwaar heeft aangetekend. Schuldenares had bij toelating kunnen weten dat deze terugvorderingen eraan zouden komen. De waarnemend bewindvoerder handhaaft het verzoek om de regeling tussentijds te beëindigen.
De beschermingsbewindvoerder heeft de rechtbank op 18 mei 2018 bericht dat hij de ontbrekende loonspecificaties niet van GOM heeft mogen ontvangen. Vaststaat echter dat zij nooit een inkomen boven bijstandsniveau heeft gehad. De schulden aan de Belastingdienst bestonden nog niet toen schuldenares werd toegelaten tot de schuldsaneringsregeling; de dagtekening van deze terugvorderingen is van na de toelatingszitting. Schuldenares had hier bij toelating dus ook geen melding van kunnen maken, aldus de beschermingsbewindvoerder. In 2017 heeft schuldenares een stage bij SDW gevolgd met behoud van uitkering. Begin 2018 heeft zij een aantal dagen gewerkt, maar schuldenares heeft hier geen contract aan overgehouden.
De beschermingsbewindvoerder heeft ter terechtzitting verklaard dat hij weinig grip heeft op de sollicitatieverplichting van schuldenares. Hij heeft schuldenares wel aangespoord om te solliciteren. De beschermingsbewindvoerder heeft aangegeven dat het erop lijkt dat schuldenares wel wil, maar het zelf niet kan.
Schuldenares heeft ter terechtzitting verklaard dat zij een moeilijke tijd achter de rug heeft door het overlijden van haar moeder, twee maanden geleden. Haar huisarts heeft haar doorverwezen naar een psycholoog, waar zij binnenkort naartoe gaat. De hulp van maatschappelijk werk is weggevallen; zij krijgt thans alleen hulp van haar werkcoach van de gemeente, met wie zij op 25 mei 2018 weer een afspraak heeft voor de workshop over het schrijven van een motivatiebrief. Schuldenares heeft Frontline nog wel eens gebeld, maar zij kreeg nul op haar rekest: de betreffende maatschappelijk werker was op vakantie. Schuldenares heeft daarna nooit meer iets van haar vernomen. Het nulurenarbeidscontract dat zij onlangs is aangegaan, heeft zij nog niet ondertekend. Haar werkgever is volgens schuldenares erg blij met haar. De ene keer werkt zij twee tot drie uur en de andere keer wat langer.

3.De beoordeling

De schuldsaneringsregeling biedt een schuldenaar in een problematische schuldensituatie de mogelijkheid om na drie jaar een schone lei te verkrijgen. Dit betekent in de voorliggende regeling dat een groot deel van de schuld van bijna € 58.000,00 niet langer opeisbaar is. Tegenover dit perspectief staat een aantal niet lichtvaardig op te vatten verplichtingen. Zo dient de schuldenaar gedurende de toepassing van de regeling onder meer de bewindvoerder gevraagd en ongevraagd te informeren, zijn inkomen boven het vrij te laten bedrag af te dragen aan de boedelrekening en zich aantoonbaar tot het uiterste in te spannen om een fulltime dienstbetrekking te verkrijgen. Hiernaast mogen tijdens de toepassing van de schuldsaneringsregeling geen bovenmatige nieuwe schulden ontstaan. Van de schuldenaar wordt een actieve houding verwacht bij het naleven van voornoemde verplichtingen. De rechtbank oordeelt dat schuldenares toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de verplichtingen en overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank is van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat schuldenares haar verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling niet naar behoren is nagekomen. Schuldenares is vanaf toelating tot de schuldsaneringsregeling de sollicitatieverplichting niet naar behoren nagekomen. Op 29 september 2017 heeft de rechter-commissaris uitgebreid met schuldenares gesproken over de tekortkoming in de sollicitatieverplichting. Met schuldenares werd afgesproken dat zij vanaf dat moment correct zou solliciteren en dat zij de bewindvoerder alle ontbrekende sollicitaties binnen twee weken zou toesturen. Na ontvangst hiervan zou de bewindvoerder nagaan hoeveel maanden schuldenares de sollicitatieverplichting niet was nagekomen en zou de regeling worden verlengd. Tijdens het verhoor heeft schuldenares ingestemd met een verlenging. Bij beschikking van 12 december 2017 is de looptijd met 15 maanden verlengd. Tijdens het verhoor is tevens besproken dat er geen aanleiding bestond te veronderstellen dat schuldenares arbeidsongeschikt zou zijn. Tot een medische keuring werd daarom niet besloten. Ook na het verhoor bij de rechter-commissaris heeft schuldenares in geen enkele maand voldoende sollicitatiebewijzen overgelegd. De sollicitaties die zij wel heeft gedaan, zijn bovendien onder de maat. Schuldenares heeft slechts aangegeven dat zij graag wil werken en dat zij op dat moment een uitkering heeft. Een nadere motivatie ontbreekt. Ter zitting is opnieuw niet gebleken dat er sprake is van mogelijke arbeidsongeschiktheid. De sollicitatieverplichting was dus vanaf toelating tot de schuldsaneringsregeling onverkort op schuldenares van toepassing en is door schuldenares de gehele schuldsaneringsregeling veronachtzaamd.
Bovendien heeft schuldenares bij toelating tot de schuldsaneringsregeling een aantal vorderingen van de Belastingdienst onvermeld gelaten. Het gaat om ambtshalve terugvorderingen toeslagen, die zijn opgelegd omdat schuldenares de Belastingdienst onvoldoende informatie heeft verstrekt. Zij heeft nog geen bezwaar tegen deze terugvorderingen aangetekend. Doordat schuldenares deze vorderingen bij toelating niet heeft gemeld, heeft de rechtbank destijds niet kunnen toetsen of deze vorderingen te goeder trouw zijn ontstaan of reden zouden zijn om het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling af te wijzen.
Dat bovengenoemde tekortkomingen schuldenares niet te verwijten zijn, is onvoldoende aannemelijk geworden. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat schuldenares, in elk geval na het verhoor door de rechter-commissaris op 29 september 2017, de beschikking waarin de termijn van de schuldsaneringsregeling werd verlengd van 12 december 2017 en de waarschuwingsbrief van de rechter-commissaris van 13 februari 2018, van de verplichtingen van de schuldsaneringsregeling goed op de hoogte moet zijn geweest.
De toepassing van de schuldsaneringsregeling zal daarom worden beëindigd op grond van artikel 350, derde lid, onder c, Faillissementswet (hierna: Fw).
De rechtbank zal het salaris van de bewindvoerder en de door deze gemaakte kosten vaststellen.
De rechtbank stelt vast dat er geen baten beschikbaar zijn om daaruit vorderingen geheel of gedeeltelijk te voldoen. Er is daarom geen sprake van een faillissement van rechtswege zodra deze uitspraak in kracht van gewijsde gaat.

4.De beslissing

De rechtbank:
- beëindigt de toepassing van de schuldsaneringsregeling;
- stelt het salaris van de bewindvoerder, één en ander inclusief onkosten en omzetbelasting, vast op het aanwezig actief tot een bedrag van maximaal € 2.482,47.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. van Spengen, rechter, en in aanwezigheid van R.I. Buitenwerf-Don, griffier, in het openbaar uitgesproken op 31 mei 2018. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.