In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 29 mei 2018 uitspraak gedaan in een verzoekschrift ex artikel 287b van de Faillissementswet (Fw) van verzoeker, die een voorlopige voorziening vroeg om te voorkomen dat verweerster, Stichting Woonbron, het vonnis van 16 maart 2018 tot ontruiming van zijn woning ten uitvoer zou leggen. Verzoeker had op 23 april 2018 een verzoekschrift ingediend, waarin hij stelde dat hij een hennepkwekerij had geëxploiteerd in het gehuurde, maar inmiddels werk had en hulp had aangevraagd voor zijn schulden. Tijdens de zitting op 24 mei 2018 werd duidelijk dat verzoeker recentelijk betalingen had gedaan om zijn huurachterstand te verhelpen, maar verweerster voerde aan dat de huurachterstand al sinds oktober/november 2017 bestond en dat er een gevaarlijke situatie was ontstaan door de hennepkwekerij.
De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een bedreigende situatie voor verzoeker, maar dat de belangen van verweerster zwaarder wogen. De rechtbank weegt de belangen van verzoeker, die in de huurwoning wil blijven, tegen de belangen van verweerster, die het vonnis tot ontruiming wil uitvoeren. De rechtbank concludeert dat de exploitatie van de hennepkwekerij door verzoeker een gevaarlijke situatie heeft gecreëerd en dat dit de afwijzing van het verzoek rechtvaardigt. Daarnaast werd verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, omdat het minnelijk traject naar verwachting niet op korte termijn zal zijn afgerond. De rechtbank benadrukt dat verzoeker in de toekomst een nieuw verzoek kan indienen indien nodig.