Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.Onderzoek op de terechtzitting
23 maart 2018.
2.Tenlastelegging
3.Eis officier van justitie
- bewezenverklaring van het impliciet primair ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
4.Waardering van het bewijs
5.Strafbaarheid feit
6.Strafbaarheid feit
7.Motivering straf
8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
9.Toepasselijke wettelijke voorschriften
10.Bijlagen
11.Beslissing
gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen;
37 (zevenendertig) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
[naam benadeelde], te betalen een bedrag van
€ 3.039,09 (zegge: drieduizend en negenendertig euro en negen cent), bestaande uit € 839,09 aan materiële schade en € 2.200,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 30 december 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde] te betalen
€ 3.039,00(hoofdsom,
zegge: drieduizend en negenendertig euro en negen cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 december 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening;
40 dagen;