ECLI:NL:RBROT:2018:4547

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 maart 2018
Publicatiedatum
11 juni 2018
Zaaknummer
10/662165-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot diefstal in vereniging met braak met DNA-spoor als bewijs

Op 23 maart 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot diefstal in vereniging met braak. De zaak betreft een inbraakpoging op 30 januari 2012 in een woning aan de [adres delict] te Rotterdam. De verdachte werd in verband gebracht met de inbraak door een DNA-match van een bloedspoor dat in de badkamer van de woning was aangetroffen. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van twee maanden, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat het bewijs niet overtuigend was.

De rechtbank heeft de bewijswaardering uitvoerig besproken en concludeerde dat er voldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met anderen, heeft geprobeerd in te breken in de woning, waarbij hij zich toegang heeft verschaft door middel van braak. De rechtbank nam in overweging dat de verdachte geen aannemelijke verklaring had gegeven voor het bloedspoor en dat het alternatieve scenario van de verdediging speculatief was.

Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 90 uren, waarbij de rechtbank rekening hield met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit was begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat, gezien de ouderdom van de zaak en het feit dat het een poging betrof, een taakstraf passend was.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/662165-16
Datum uitspraak: 23 maart 2018
Tegenspraak (art. 279 Sr)
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
gemachtigd raadsman mr. E.E.W.J. Maessen, advocaat te Maastricht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van
23 maart 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. P. Wijnands heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering van het ten laste gelegde
4.1.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde feit. Hiertoe is aangevoerd dat de poging tot woninginbraak niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, omdat het in de badkamer aangetroffen bloedspoor dat een match oplevert met het DNA van de verdachte niet als daderspoor aangemerkt kan worden. De verdachte heeft tijdens het politieverhoor ontkend dat hij op enige wijze betrokken is geweest bij een poging tot inbraak. Er is geen informatie over de datering van het bloedspoor. Ook is de plaats van aantreffen van het spoor niet logisch, gezien de braaksporen bij het raam bij de voordeur en nu de badkamer niet doorzocht is. Daarnaast heeft de verdachte verklaard dat hij niet weet hoe zijn bloed in de woning terecht is gekomen. De verdachte kan dit niet nader toelichten, nu hij vier jaar na dato is verhoord. Hij kent daar in de buurt meerdere mensen. Mogelijk is de verdachte eerder in de woning geweest.
4.1.2.
Beoordeling
De rechtbank overweegt als volgt. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat er drie personen betrokken waren bij de inbraak aan de [adres delict] te Rotterdam op 30 januari 2012, waarvan twee personen diezelfde avond zijn aangehouden. Ook blijkt uit de bewijsmiddelen dat de hele woning door de inbrekers doorzocht is. Getuigen hebben verklaard dat een derde persoon in een portiek heeft gewacht tot de politie verdween. In de genoemde woning is bij het forensische sporenonderzoek een bloedspoor op de badkamerdeur aangetroffen. De badkamerdeur is een niet verplaatsbaar object. Het bloedspoor is veiliggesteld en voorzien van [sporen indentificatie nummer] . In januari 2016 is het DNA-profiel van de verdachte opgenomen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken en is dit sindsdien vergeleken met de daarin aanwezige DNA-profielen. Bij deze vergelijking is een match gevonden met het DNA-profiel afkomstig van het aangetroffen bloedspoor op de badkamerdeur. Naar aanleiding hiervan is er onderzoek ingesteld naar de betrokkenheid van de verdachte bij de inbraak op 30 januari 2012. Tijdens het politieverhoor heeft de verdachte verklaard niet te weten hoe zijn bloed in de woning terecht is gekomen. Tevens heeft de verdachte tijdens dat verhoor verklaard het adres niet te kennen en één andere persoon in die buurt te kennen. Gezien al het voorgaande is door de verdachte geen enkele aannemelijke verklaring gegeven over de wijze waarop zijn bloed in de woning terecht is gekomen. Het door de raadsman aangevoerde alternatieve scenario dat de verdachte mogelijk eerder in de woning is geweest is dan ook slechts speculatief, zodat dat verweer gepasseerd wordt..
4.1.3.
Conclusie
De rechtbank acht op grond van het hiervoor overwogene wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte schuldig is aan een poging tot inbraak in vereniging waarbij de schuldige zich toegang heeft verschaft door middel van braak aan de [adres delict] te Rotterdam op 30 januari 2012.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 30 januari 2012 te Rotterdam gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit
eenwoning, gelegen aan de [adres delict] weg te nemen een of meer goederen van zijn verdachtes gading en/of geld, toebehorende aan [naam slachtoffer] en zich daarbij de toegang tot voornoemde woning te verschaffen door middel van braak, zulks nadat hij met een van zijn mededaders, een ruit van voornoemde woning heeft vernield,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Poging tot diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de poging tot een woninginbraak. Dankzij oplettende buurtbewoners is voorkomen dat zij daadwerkelijk goederen hebben kunnen wegnemen. Woninginbraken zorgen voor gevoelens van onveiligheid, zowel bij het slachtoffer als bij de samenleving in het algemeen, nu de woning bij uitstek de plaats is waar men zich veilig moet kunnen voelen. Ook nu er geen goederen zijn weggenomen, is het veiligheidsgevoel van de bewoner aangetast. De rechtbank neemt dit de verdachte kwalijk.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 27 februari 2018, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit en gelet op de straffen die doorgaans worden opgelegd voor een woninginbraak, kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank zal echter vanwege de ouderdom van de zaak en het feit dat het een poging betreft en derhalve geen goederen zijn weggenomen, afzien van het opleggen van een gevangenisstraf en in plaats daarvan een taakstraf opleggen van na te noemen omvang. Die straf acht de rechtbank passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 22c, 22d, 45, 63, 311 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 90 (negentig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
45 dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.B. van den Beld, voorzitter,
en mrs. K. Bakker en mr. T.M.J. Smits, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Twist, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 30 januari 2012 te Rotterdam gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit woning, gelegen aan de [adres delict] weg te nemen een of meer goederen van zijn verdachtes gading en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot voornoemde woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen
goed(eren) en/of geld onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, zulks nadat hij met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, een ruit van voornoemde woning heeft vernield, althans geforceerd; terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;