Op 21 maart 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van mensensmokkel. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 10 maanden, maar de rechtbank oordeelde dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De verdachte was samen met een medeverdachte op 9 december 2017 gecontroleerd door de Koninklijke Marechaussee bij een doorlaatpost in Hoek van Holland. Tijdens deze controle werd getwijfeld aan de echtheid van de reisdocumenten van een vrouwelijke reisgezel en haar kinderen, die Albanese nationaliteit bleken te hebben. De verdachte verklaarde dat hij en zijn medeverdachte de vrouw en kinderen hadden meegenomen op verzoek van een vriend, zonder enige vergoeding te ontvangen. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte opzet had op mensensmokkel of dat hij uit winstbejag handelde. De verklaringen van de verdachte en de medeverdachte werden als ongeloofwaardig beschouwd, maar er was geen bewijs dat zij wisten dat de vrouw en kinderen Albanese nationaliteit hadden of dat hun doorreis wederrechtelijk was. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van de tenlastelegging.