Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.[gedaagde 1] ,
[gedaagde 2],
1.De procedure
- de dagvaarding van 12 september 2017, met producties;
- de conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie, met producties;
- de oproepingsbrieven van 12 december 2017 waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
- de brief van de rechtbank van 5 april 2018 met een zittingsagenda;
- de akte overlegging producties in conventie aan de zijde van Policy Research tevens conclusie van antwoord in reconventie;
- de akte overlegging producties aan de zijde van [gedaagden] , tevens houdende wijziging van eis in reconventie;
- de akte overlegging producties aan de zijde van [gedaagden] ;
- het proces-verbaal van de op 24 april 2018 gehouden comparitie van partijen;
- de ter zitting overgelegde pleitaantekeningen aan de zijde van Policy Research;
- de ter zitting overgelegde pleitaantekeningen aan de zijde van [gedaagden] ;
- het faxbericht van 9 mei 2018 van de zijde van [gedaagden] met opmerkingen over het proces-verbaal.
2.De feiten
3.Het geschil
in conventie
4.De beoordeling
in conventie en in reconventie
rond alles’. Policy Research heeft gemotiveerd betwist dat het om een ‘totaalpakket’ van pand en roerende zaken zou gaan. [persoon 1] heeft hierover ter zitting verklaard dat de verkoop van de roerende zaken geen essentieel punt vormde voor Policy Research, dat er weliswaar onderhandeld is om de roerende zaken voor € 50.000,- over te nemen, maar dat dit los staat van de overeengekomen koopsom van € 1.700.000,- voor het pand. Wanneer er geen overeenstemming zou worden bereikt over een bedrag voor het overnemen van roerende zaken al dan niet met extra kosten voor courtage, dan zou het blijven bij de verkoop van het pand aan [gedaagden] voor € 1.700.000,- aldus [persoon 1] . Uit vorenstaande volgt dat eerst dient te worden beoordeeld of er sprake is van een ‘totaalpakket’, dan wel van twee afzonderlijke koopovereenkomsten.
rond alles’ kan worden afgeleid dat overeenstemming over de roerende zaken – eventueel verhoogd met een extra bedrag aan courtage – een essentieel onderdeel vormde voor partijen bij het sluiten van de koopovereenkomst voor het pand. De koopovereenkomst voor het pand bevat hierover geen verwijzing en beide partijen hebben hierover desgevraagd ter zitting verklaard dat het hen niet te doen was om de roerende zaken, maar dat dit slechts een ‘kasrondje’ betrof. [persoon 1] heeft op 15 mei 2017 aan de makelaar laten weten dat de definitieve koopovereenkomst voor het pand kon worden opgesteld en dat het enige voorbehoud dat er op dat moment nog restte het financieringsvoorbehoud betrof. Nadat dit voorbehoud op 26 juni 2017 is komen te vervallen, is aan alle essentialia (overeenstemming over het object van de koop, de koopprijs en het moment van levering) van de koopovereenkomst voor het pand voldaan. Vervolgens wordt deze koopovereenkomst door [gedaagden] ondertekend op 29 juni 2017. [gedaagden] meldt ook direct aan Policy Research dat hij de koopbevestiging heeft ondertekend en vraagt naar de verdere afwikkeling van de koopovereenkomsten voor de roerende zaken. Ook hieruit blijkt niet van een voorbehoud in die zin dat wanneer er uiteindelijk geen overeenstemming over de overname van de roerende zaken zou worden bereikt, dat dit de reeds door [gedaagden] ondertekende koopovereenkomst voor het pand zou aantasten. Evenmin is dit het geval wanneer er na het ondertekenen van de koopovereenkomst door [gedaagden] een dispuut ontstaat over een extra bedrag voor courtage.
5.De beslissing
binnen twee weken na de datum van dit vonnis schriftelijk aan de rechtbank-
Administratie handel en haven, afdeling planningsadministratie, kamer E12.43, Postbus 50954, 3007 BR Rotterdam, faxnummer 088-36 10555- de namens haar te horen getuigen en de verhinderdagen van de getuigen, alsmede van alle partijen en hun advocaten in de maanden juli tot en met november 2018 moeten opgeven, waarna dag/dagen en uur van het getuigenverhoor zal worden bepaald;
binnen twee weken na de datum van dit vonnis schriftelijk aan de rechtbank-
Administratie handel en haven, afdeling roladministratie, kamer E12.55, Postbus 50954, 3007 BR Rotterdam, faxnummer 088-36 10554- en aan de wederpartij moet opgeven, waarna de verdere procesvoering zal worden bepaald;
uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhooralle beschikbare bewijsstukken, voor zover nog niet in het geding gebracht, aan de rechtbank
Administratie handel en haven, afdeling planningsadministratie, kamer E12.43, Postbus 50954, 3007 BR Rotterdam, faxnummer 088-36 10555- en de wederpartij moeten toesturen;