ECLI:NL:RBROT:2018:4506

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 februari 2018
Publicatiedatum
8 juni 2018
Zaaknummer
10/238608-17 / vordering TUL VV: 10/741447-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor winkeldiefstal met oplegging van ISD-maatregel

Op 22 februari 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 26 november 2017 in Rotterdam een hoeveelheid deodorant en shampoo heeft gestolen uit een Jumbo supermarkt. De verdachte, die ten tijde van de zitting preventief gedetineerd was, heeft de diefstal bekend. De officier van justitie heeft gevorderd om de verdachte te veroordelen tot een ISD-maatregel van twee jaar, zonder aftrek van voorarrest, en om de vordering tot tenuitvoerlegging in een andere zaak af te wijzen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal en dat er geen feiten zijn die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. De rechtbank heeft ook gekeken naar de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn strafblad en rapportages van de reclassering en psychiater. De verdachte heeft meerdere keren voor soortgelijke feiten een straf opgelegd gekregen en heeft aangegeven dat hij zijn leven wil veranderen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de ISD-maatregel passend is, gezien de ernst van het feit en de recidivekans. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder vonnis is afgewezen, omdat de ISD-maatregel voorop staat. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een ISD-maatregel van twee jaar en heeft de vordering tot tenuitvoerlegging afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/238608-17
Parketnummer vordering TUL VV: 10/741447-16
Datum uitspraak: 22 februari 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de PI Rotterdam, locatie Hoogvliet,
raadsman mr. F.A. de Leeuw, advocaat te Eindhoven.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 22 februari 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. D. van Zetten heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het tenlastegelegde;
  • oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) voor de duur van 2 jaar, zonder aftrek van voorarrest;
  • afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer: 10/741447-16.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 26 november 2017 te Rotterdam een hoeveelheid deodorant (Axe Apollo en/of Axe Black) en shampoo (Elvive), dat toebehoorde, aan Jumbo supermarkten,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Diefstal.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering maatregel

7.1.
Algemene overweging
De maatregel die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de maatregel is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. Hij heeft in een supermarkt deodorant en shampoo in zijn jaszakken gestopt en heeft vervolgens de winkel verlaten zonder die goederen bij de kassa af te rekenen.
Uit het handelen van de verdachte blijkt dat hij weinig respect heeft voor de eigendommen van anderen. Hij veroorzaakt niet alleen financiële schade, maar ook veel ergernis en overlast voor de eigenaren van de desbetreffende winkels.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
Blijkens het op zijn naam gestelde uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 6 februari 2018 is de verdachte de afgelopen jaren vele malen veroordeeld voor (soortgelijke) strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Bouman GGZ, afdeling reclassering heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd d.d. 15 februari 2018. Dit rapport houdt het volgende in.
De verdachte heeft volgens de reclassering aangegeven dat hij opgepakt wilde worden omdat hij zijn huidige leefsituatie niet meer aankan en hij niet meer wil recidiveren. De verdachte heeft zelf voorgesteld aan hem een ISD-maatregel op te leggen.
Voorts rapporteert de reclassering dat de verdachte in de afgelopen periode meermaals veroordeeld is wegens winkeldiefstallen waarbij middelenproblematiek en een gebrek aan financiële middelen criminogene factoren betroffen.
Omdat de verdachte zijn verplichtingen voortvloeiend uit een hem opgelegd toezicht niet voldoende is nagekomen ziet de reclassering geen mogelijkheden meer voor begeleiding in een voorwaardelijk kader.
Volgens de reclassering hangt het recidiverisico sterk samen met het middelengebruik van de verdachte, zijn psychisch welzijn en zijn gedrag en vaardigheden. De verdachte heeft op dit moment de intentie om zijn leven te veranderen, maar merkt dat hem dit alleen niet lukt. De verdachte beaamt dat hij meerdere kansen heeft gekregen en dat hij deze heeft verspeeld. Dat had deels te maken met een terugval in middelengebruik en deels met zijn houding ten aanzien van begeleiding, welke wellicht ook gekleurd werd door zijn
verslavingsproblematiek op dat moment. Tijdens een opname bij de Loodds is voorts geconstateerd dat de verdachte op een gemiddeld intelligentieniveau zou functioneren. Het langdurige middelengebruik zou een schadelijke invloed hebben waardoor het streven naar abstinentie van belang is, wil het cognitieve functioneren niet verder afnemen.
De reclassering adviseert om bij een veroordeling een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen. Dit kader houdt volgens de reclassering de mogelijkheid open om de verdachte, bij ontoelaatbaar gedrag voor een time-out in de penitentiaire inrichting te plaatsen, waarna de behandeling weer voortgezet kan worden, mits de ernst van het gedrag dit toelaat. Dit komt de continuïteit van zorg ten goede. Volgens de reclassering is er echter nader onderzoek nodig om te mogelijkheden hiertoe in beeld te brengen. Tot slot rapporteert de reclassering dat er in het nazorgtraject bij voorkeur aandacht dient te zijn voor het vinden van een passende dagbesteding en huisvesting in de vorm van beschermd- of begeleid wonen.
Namens het NIFP heeft psychiater J.F.M. Strous een advies opgesteld, gedateerd 18 december 2017. Deze schrijft dat er sprake is van verschillende stoornissen op het gebied van middelengebruik, die overwegend in remissie zijn. Er is geen hevige craving naar alcohol of drugs geconstateerd. Er is evenmin sprake van een psychiatrisch toestandsbeeld. Wel wordt een depressieve stoornis geconstateerd.
De rechtbank heeft acht geslagen op bovenstaande rapportages.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De rechtbank stelt voorop dat voldaan wordt aan de formele vereisten die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht stelt voor het opleggen van de ISD-maatregel.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan één of meer misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. De verdachte is blijkens het op zijn naam gestelde uittreksel uit de justitiële documentatie van 6 februari 2018 in de vijf jaren voorafgaande aan het door hem begane feit ten minste driemaal tot een vrijheidsbenemende straf veroordeeld.
De desbetreffende vonnissen zijn onherroepelijk. Het onderhavige feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen. Er moet bovendien vanwege zijn instabiele sociaal maatschappelijke situatie en alcoholproblematiek ernstig rekening mee gehouden worden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan. De tot op heden aan de verdachte opgelegde straffen hebben er niet toe geleid dat het criminele gedrag van de verdachte is beëindigd.
De rechtbank overweegt het volgende.
Gelet op de door hem steeds weer veroorzaakte overlast en schade staat thans het belang van bescherming van de samenleving voorop. De veiligheid van personen of goederen vereist dat aan de verdachte wordt opgelegd de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren. Daarbij is mede gelet op de ernst van het begane feit en het grote aantal veroordelingen.
Voorts heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat de maatregel er mede toe strekt de recidive van verdachte te beëindigen.
Tot slot overweegt de rechtbank dat de verdachte, ook tijdens het onderzoek ter terechtzitting, een uitdrukkelijk en gemotiveerd verzoek heeft gedaan om aan hem een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen. De verdachte heeft verklaard dat het voor hem “nu of nooit is” om nog iets van zijn leven te maken en dat hij de ISD-maatregel wil aanwenden om zijn leven een duw in de goede richting te geven. De verdachte heeft verklaard te hopen dat hij in het kader van de ISD-maatregel de voor hem zo noodzakelijke en gewenste hulp en behandeling voor zijn problematiek krijgt.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen maatregel passend en geboden.

8.Vordering tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 6 januari 2017 van de politierechter van deze rechtbank is de verdachte ter zake van diefstal gevolgd door geweld en/of bedreiging en een mishandeling veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 3 maanden, waarvan een gedeelte groot 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 21 januari 2017.
8.2.
Standpunt officier van justitie en verdediging
De officier van justitie en de verdediging hebben geconcludeerd tot afwijzing van de vordering.
8.3.
Beoordeling
Het hierboven bewezen verklaarde feit is gepleegd na het wijzen van het vonnis van
6 januari 2017 en voor het einde van de proeftijd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Tenuitvoerlegging wordt echter op dit moment niet opportuun geacht vanwege het opleggen van de ISD-maatregel voor de duur van twee jaren. De vordering wordt derhalve afgewezen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 38m, 38n en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
gelast dat de verdachte wordt geplaatst in
een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaren;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 6 januari 2017 van de politierechter van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. P. Putters, voorzitter,
en mrs. W.J.M. Diekman en W.J. Loorbach, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.M. van Herwijnen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 26 november 2017 te Rotterdam een hoeveelheid deodorant (Axe Apollo en/of Axe Black) en/of shampoo (Elvive), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan Jumbo supermarkten (locatie [locatie supermarkt] ),
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.