ECLI:NL:RBROT:2018:4483

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 april 2018
Publicatiedatum
7 juni 2018
Zaaknummer
C/10/501186 / HA ZA 16-455
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding wegens onrechtmatig beslag op palmolie en palmstearine

In deze zaak vordert Gammachim-I schadevergoeding van Marvesa en [gedaagde] wegens onrechtmatig beslag op partijen palmolie en palmstearine. De rechtbank oordeelt dat het Nederlands recht van toepassing is op de vordering wegens onrechtmatig beslag, omdat de schade zich in Nederland heeft voorgedaan. Gammachim-I stelt dat Marvesa onrechtmatig heeft gehandeld door zonder grond beslag te leggen op de aan Gammachim toebehorende goederen. De rechtbank concludeert dat Gammachim ten tijde van de beslaglegging eigenaar was van de partijen palmolie en palmstearine, en dat de beslagen zonder grond zijn gelegd. Marvesa wordt veroordeeld tot betaling van de door Gammachim-I geleden schade, die bestaat uit gederfde commissie, annuleringskosten, opslagkosten, en waardevermindering van de goederen door negatieve marktprijsontwikkeling. De rechtbank wijst de vorderingen van Gammachim-I tegen [gedaagde] af, omdat niet is komen vast te staan dat hij persoonlijk ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. De proceskosten worden toegewezen aan Gammachim-I.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/501186 / HA ZA 16-455
Vonnis van 25 april 2018
in de zaak van
de rechtspersoon naar het recht van de plaats van haar vestiging
GAMMACHIM-INVEST LIMITED LIABILITY COMPANY,
gevestigd te Moskou, Rusland,
eiseres,
advocaat mr. T. van der Valk te Rotterdam,
tegen
1. de rechtspersoon naar het recht van de plaats van haar vestiging
MARVESA AG,
gevestigd te Zug, Zwitserland,
2.
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. J.P.M. Borsboom te Rotterdam.
Partijen zullen hierna Gammachim-I, Marvesa en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de door OAO Gammachim (hierna: Gammachim) uitgebrachte dagvaardingen van 29 januari 2016 met producties 1-19;
  • het vonnis in incident (ex artikel 224 Rv) van 13 juli 2016 en de daaraan ten grondslag liggende processtukken;
  • de conclusie van antwoord met producties 1-24;
  • de oproepingsbrieven van de rechtbank van 28 september 2016;
  • de exploten van 24 november 2016 van Gammachim-I houdende mededeling van cessie en schorsing ex artikel 225 Rv alsmede oproeping tot voortzetting ex artikel 227 Rv;
  • de zittingsagenda van 28 november 2016;
  • de brief van de advocaat van Marvesa en [gedaagde] van 9 januari 2017 met een samenvatting juridische standpunten en de producties 25-28;
  • de brief van de advocaat van Gammachim-I van 10 januari 2017 met een samenvatting juridische standpunten, producties 21-41 en vertalingen van de producties 10, 12, 14, 15 en 17 bij dagvaarding;
  • het proces-verbaal van comparitie van 24 januari 2017;
  • de ter zitting overgelegde spreekaantekeningen aan beide zijden;
  • de brief van de advocaat van Marvesa van 22 februari 2017 met opmerkingen over het proces-verbaal;
  • het faxbericht van de advocaat van Gammachim-I van 13 maart 2017 met de mededeling dat partijen geen schikking hebben bereikt en dat de raadsman van Gammachim-I zich op 28 november 2014 voor het eerst namens Gammachim-I bij mr. Margetson heeft gemeld;
  • de brief van de advocaat van Marvesa van 13 maart 2017 met het verzoek om een akte te mogen nemen en voor het geval de rechtbank dat niet zou toestaan om pleidooi;
  • het B11 formulier waarin namens Gammachim-I bezwaar wordt gemaakt tegen beide verzoeken;
  • de brief van de rechtbank van 16 maart 2017 waarin beide verzoeken worden afgewezen;
  • de brief van de advocaat van Marvesa en [gedaagde] van 30 november 2017;
  • de brief van de rechtbank van 12 december 2017.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Zowel Gammachim als Marvesa handelt in plantaardige oliën.
2.2.
Marvesa is de Zwitserse dochtervennootschap van Marvesa Holding N.V. te Rotterdam. [gedaagde] is bestuurder van Marvesa Holding N.V. en was van 19 december 2002 tot 25 juni 2015 tekeningsbevoegd namens Marvesa.
2.3.
Tussen Marvesa en OOO Gamma-Trade (hierna: Gamma-Trade) zijn op 2 april 2014 twee (FOSFA) arbitrale vonnissen gewezen waarbij de vordering van Marvesa op Gamma-Trade is toegewezen tot een bedrag van in totaal $1,47 miljoen (exclusief rente en kosten).
2.4.
Marvesa heeft op 1 november 2014 ten laste van Gamma-Trade en Gammachim beslag doen leggen op twee partijen palmolie en op twee partijen palmstearine (aan boord van de “STI Acton”) en derdenbeslag onder Vopak Terminal Vlaardingen B.V. (hierna: Vopak).
2.5.
De partijen palmolie betroffen in totaal circa 1.800 mt
RBD palm oil, afkomstig van afzender PT Musim Mas te Medan, Indonesië. Deze zending werd vervoerd onder een cognossement gedateerd op 23 september 2014 en genummerd BLW/RTM-16. De partijen palmstearine betroffen circa 1.800 mt
RBD palm stearin, afkomstig van dezelfde afzender en vervoerd onder een cognossement gedateerd op 29 september 2014 met nummer BTM/RTM-03
.
2.6.
Gammachim heeft op 5 november 2014 het gecharterde zeeschip “MT Gizemdeniz Sultan” dat de partijen olie naar Svetly, Rusland, zou vervoeren geannuleerd. Gammachim heeft op 6 november 2014 twee gecharterde lichters geannuleerd.
2.7.
Marvesa heeft op 20 november 2014 derdenbeslag onder Vopak doen leggen ten laste van Gammachim-Trade en Gammachim.
2.8.
Bij vonnis van 19 januari 2015 heeft de Voorzieningenrechter van deze rechtbank Marvesa veroordeeld om de onder 2.4 en 2.7 genoemde beslagen ten laste van Gammachim op te heffen.
2.9.
Marvesa heeft op 20 januari 2015 de beslagen ten laste van Gammachim opgeheven. Op 4 april 2015 zijn de beslagen ten laste van Gamma-Trade opgeheven.
2.10.
Op 8 januari 2016 heeft Gammachim verschillende beslagen doen leggen ten laste van Marvesa en [gedaagde] .

3.Het geschil

3.1.
Gammachim-I vordert hoofdelijke veroordeling van Marvesa en [gedaagde] , voor zover mogelijk bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling aan Gammachim-I van:
1. een bedrag van € 2.229.395,50 + p.m., te vermeerderen met de wettelijke rente ex art. 6:119a BW althans ex art. 6:119 BW over dat bedrag vanaf de dag van dagvaarding, althans de dag van het vonnis, tot aan de dag der algehele voldoening;
2. de kosten verband houdende met de conservatoire beslagen, begroot op € 3.335,42 (inclusief BTW), te vermeerderen met de kosten verband houdende met het opstellen van de rekesten en te vermeerderen met de wettelijke rente ingevolge artikel 6:119 BW vanaf de dag van dagvaarding, althans de dag van het vonnis, tot aan de dag der algehele voldoening;
3. de kosten van het geding, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en - voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten, te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
3.2.
Marvesa en [gedaagde] voeren verweer en concluderen tot niet-ontvankelijkverklaring van Gammachim-I in haar vorderingen, althans deze af te wijzen met veroordeling van Gammachim-I, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten, inclusief de nakosten en de wettelijke rente daarover.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

de positie van Gammachim-I als opvolgend procespartij

4.1.
Bij exploot van 24 november 2016 heeft Gammachim-I aan Marvesa en [gedaagde] medegedeeld dat Gammachim bij overeenkomst van cessie naar Russisch recht van 28 oktober 2016 de bij dagvaarding gestelde vordering uit hoofde van onrechtmatige beslaglegging jegens Marvesa en [gedaagde] heeft overgedragen aan Gammachim-I, aangezegd dat de procedure is geschorst en verklaard dat deze onmiddellijk zal worden hervat, met dien verstande dat Gammachim-I voortaan de eisende partij is in plaats van Gammachim.
Marvesa en [gedaagde] hebben de gestelde cessie niet betwist en zich niet verzet tegen het aldus voortzetten van de procedure. Ter comparitie heeft de rechtbank dit ook benoemd.
De procedure wordt dus voortgezet met Gammachim-I als eiseres, als rechtsopvolgster onder bijzondere titel van Gammachim. In het hierna volgende zal de rechtbank in beginsel spreken van Gammachim, ook wanneer Gammachim-I als huidig eiseres wordt bedoeld. Uitsluitend wanneer het onderscheid tussen Gammachim-I en Gammachim relevant is, wordt Gammachim-I afzonderlijk genoemd.
bevoegdheid en toepasselijk recht
4.2.
Vanwege de vestigingsplaats van Gammachim in Rusland en van Marvesa in Zwitserland heeft deze zaak een internationaal karakter. Daarom moet eerst de vraag beantwoord worden of de rechtbank internationaal bevoegd is en zo ja, welk recht van toepassing is op de verschillende rechtsvragen die voorliggen.
4.3.
Gammachim-I vordert schadevergoeding en stelt dat Marvesa - en [gedaagde] heeft bewerkstelligd dat Marvesa - onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door zonder grond beslag te doen leggen op de aan Gammachim in eigendom toebehorende partijen palmolie en palmstearine, en door de beslagen ten laste van Gamma-Trade te handhaven nadat in kort geding is geoordeeld dat de beslagen palmolie en palmstearine aan Gammachim toebehoorden.
Tussen partijen is – terecht – niet in geschil dat deze rechtbank op grond van artikel 5 lid 3 van het Verdrag van 30 oktober 2007 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, PbEU 2009, L 147 (hierna: EVEX-II) jegens ieder van gedaagden bevoegd is om kennis te nemen van de op onrechtmatige daad gegronde vorderingen van Gammachim-I. Het beslag is immers in Vlaardingen gelegd en gehandhaafd zodat de gestelde schadebrengende feiten zich hebben voorgedaan in Nederland.
4.4.
Op grond van artikel 4 lid 1 Verordening (EG) nr. 864/2007 van 11 juli 2007 betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen (Rome II Vo) is Nederlands recht van toepassing op de vordering wegens onrechtmatig beslag omdat de schade zich voordoet in Nederland. Ook hierover zijn partijen het eens, naar zij ter zitting desgevraagd hebben verklaard.
4.5.
In geschil is of de palmolie en palmstearine ten tijde van de beslagen eigendom van Gammachim waren. Ter comparitie hebben partijen desgevraagd verklaard dat ook deze vraag naar Nederlands recht, het recht van de plaats waar deze zaken zich bevonden ten tijde van de gestelde eigendomsovergang, dient te worden beantwoord. Gelet hierop en op het bepaalde in de artikelen 10:127 lid 1 en 10:133 lid 1 BW zal de rechtbank op deze vraag het Nederlandse recht toepassen.
4.6.
In geschil is voorts of reden bestaat voor vereenzelviging van Gammachim en Gamma-Trade, en of sprake is geweest van misbruik van het verschil in identiteit tussen deze vennootschappen en daarmee van onrechtmatig handelen. Nu het gaat om Russische vennootschappen, voor of namens wie Russische personen hebben opgetreden, en de relevante handelingen hoofdzakelijk vanuit Rusland lijken te zijn verricht, dient deze vraag op grond van artikel 4 lid 3 Rome II Vo naar Russisch recht te worden beoordeeld, zoals ook Gammachim heeft betoogd.
kader
4.7.
Gammachim stelt dat Marvesa en [gedaagde] onrechtmatig jegens haar hebben gehandeld door zonder grond beslag te (doen) leggen op de aan Gammachim in eigendom toebehorende partijen palmolie en palmstearine, en dit beslag te handhaven nadat Gammachims eigendomsrecht in kort geding was komen vast te staan.
Marvesa en [gedaagde] betwisten dat de beslagen zonder grond zijn gelegd en dat Gammachim eigenaar was van de partijen palmolie en palmstearine ten tijde van de beslaglegging. Voor zover Gammachim-I er in zou slagen Gammachims eigendom ten tijde van de beslagleggingen te bewijzen dienen de gevolgen van het ontbreken van bewijs van eigendom en van de ontstane onduidelijkheid en verwarring voor rekening van Gammachim - te komen. Aldus Marvesa en [gedaagde] .
4.8.
Op de beslaglegger rust een risicoaansprakelijkheid voor de gevolgen van het door hem gelegde beslag indien de vordering waarvoor beslag is gelegd geheel ongegrond is. Degene die beslag legt handelt op eigen risico en dient — bijzondere omstandigheden daargelaten — de door het beslag geleden schade te vergoeden, indien het beslag ten onrechte blijkt te zijn gelegd. De beslaglegger wiens beslag ten onrechte blijkt te zijn gelegd is aansprakelijk uit onrechtmatige daad jegens degene op wiens recht het beslag inbreuk heeft gemaakt (HR 13 januari 1995, ECLI:NL:HR:1995:ZC1608).
4.9.
Niet in geschil is dat Marvesa met de beslagen op de eerste plaats beoogde haar vordering op Gamma-Trade, zoals vastgesteld door de FOSFA-arbiters, te verhalen.
Het beslag ten laste van Gamma-Trade voor deze vordering op Gamma-Trade zou doel hebben getroffen indien dit was gelegd op eigendommen van Gamma-Trade, en zodanig beslag zou Gammachim tegen zich hebben moeten laten gelden. Marvesa en [gedaagde] nemen echter niet, niet langer of niet voldoende onderbouwd het standpunt in dat het in deze procedure gaat om beslagen ten laste van Gamma-Trade op eigendommen van Gamma-Trade, die Gammachim moest dulden. Dat de beslagen palmolie en palmstearine aan Gamma-Trade in eigendom toebehoorden is niet voldoende gemotiveerd gesteld en evenmin gebleken. De rechtbank passeert dit scenario dan ook als onvoldoende gemotiveerd, en zal er in de verdere beoordeling van uit gaan dat de door de beslagen getroffen goederen niet aan Gamma-Trade toebehoorden, en dat er geen goede grond was om de palmolie en palmstearine ten laste van Gamma-Trade te beslaan.
Vervolgens is de vraag of de beslagen ten laste van Gammachim mochten worden gelegd. Uitgangspunt is dat voor een vordering op de ene partij (hier: Gamma-Trade) geen beslag kan worden gelegd op goederen die aan een andere partij (hier: Gammachim) toebehoren. Marvesa en [gedaagde] betogen echter dat, voor zover de beslagen goederen al eigendom waren van Gammachim, hetgeen zij betwisten, zij een rechtstreekse vordering op Gammachim hebben die het beslag rechtvaardigt. Zij voeren daartoe, naar de rechtbank hen begrijpt, twee gronden aan. Ten eerste betogen zij dat de vordering op Gamma-Trade in wezen ook een vordering op Gammachim is, omdat deze partijen met elkaar dienen te worden vereenzelvigd. Ten tweede betogen zij dat Gammachim onrechtmatig heeft gehandeld door misbruik te maken van het identiteitsverschil tussen haarzelf en Gamma-Trade om het verhaal van Marvesa’s vordering op Gamma-Trade te bemoeilijken, waardoor Marvesa schade heeft geleden, voor welke schade Gammachim aansprakelijk is, en dat het beslag ten laste van Gammachim is gelegd tot verhaal van deze vordering. Andere gronden voor een rechtstreekse vordering op Gammachim die de beslagen konden rechtvaardigen zijn niet naar voren gebracht.
4.10.
Gelet op het partijdebat moet de rechtbank dus beoordelen:
  • of de beslagen partijen palmolie en palmstearine ten tijde van de beslaglegging aan Gammachim toebehoorden;
  • of Gammachim wegens vereenzelviging naast Gamma-Trade aansprakelijk is voor de vorderingen die in FOSFA-arbitrages zijn toegewezen;
  • of Gammachim misbruik van identiteitsverschil heeft gemaakt en zo ja, tot welke schade dit bij Marvesa heeft geleid.
Indien niet komt vast te staan dat de goederen aan Gammachim toebehoorden, heeft het beslag ten laste van Gammachim geen doel getroffen en ontvalt de dragende stelling aan de vorderingen van Gammachim-I.
Indien komt vast te staan dat de goederen aan Gammachim in eigendom toebehoorden, kan het beslag slechts op goede gronden zijn gelegd indien Marvesa een vordering op Gammachim heeft.
Indien geen vordering van Marvesa op Gammachim wegens vereenzelviging of uit misbruik van identiteitsverschil komt vast te staan, was het beslag bij gebrek aan grondslag onrechtmatig. Marvesa is daarvoor jegens Gammachim-I aansprakelijk, en vervolgens zal dan moeten worden beoordeeld of naast Marvesa ook [gedaagde] aansprakelijk is omdat hem van de onrechtmatige beslaglegging een persoonlijk ernstig verwijt wordt gemaakt.
eigendom partijen palmolie en palmstearine
4.11.
Beoordeeld dient te worden wie ten tijde van de (eerste) beslaglegging (op 1 november 2014) eigenaar was van de partijen palmolie en palmstearine. Voor overdracht van de partijen palmolie en palmstearine wordt vereist een levering krachtens geldige titel, verricht door hem die bevoegd is over het goed te beschikken (artikel 3:84 lid 1 BW). De relevante ordercognossementen (productie 8 bij conclusie van antwoord) zijn door de afzender PT Musim Mas in blanco geëndosseerd en daarmee toondercognossementen geworden. Levering van het cognossement vóór de aflevering van de daarin vermelde zaken door de vervoerder geldt als levering van die zaken (artikel 8:417 BW). Levering van de toondercognossementen geschiedt door bezitsverschaffing (artikel 8:416 juncto 3:93 juncto 3:90 BW). Dat betekent dat moet worden vastgesteld of de bezitsverschaffing van de cognossementen aan Gammachim voor de (eerste) beslaglegging heeft plaatsgevonden. In dat verband is van belang op welk tijdstip Gammachim de feitelijke macht heeft gekregen over de cognossementen.
4.12.
Ingevolge de hoofdregel van artikel 150 Rv rust op Gammachim-I de stelplicht en -bij voldoende betwisting - bewijslast van feiten en omstandigheden waaruit volgt dat Gammachim ten tijde van de beslaglegging eigenaar was van de partijen palmolie en palmstearine.
4.13.
Gammachim heeft bij dagvaarding gesteld dat de beslagen partijen palmolie en palmstearine – ten tijde van het beslag – aan haar in eigendom toebehoorden.
4.14.
Marvesa heeft bij conclusie van antwoord aangevoerd dat het niet mogelijk is dat Gammachim ten tijde van de eerste beslagleggingen eigenaar was van de partijen palmolie en palmstearine waarvoor zij pas op 3 november 2014, dus na de beslagleggingen, heeft betaald en de cognossementen heeft verkregen. Op 1 november 2014 lag de eigendom nog bij de verkoper van de partijen palmolie en palmstearine, te weten ICOF.
Marvesa heeft voorts aangevoerd dat zij twijfelt aan de betrouwbaarheid van de door Gammachim-I in het geding gebrachte stukken. Marvesa stelt dat Gammachim-I als productie 15 bij dagvaarding een vervalste charter party van het zeeschip Oraholm heeft overgelegd. In dat verband heeft Marvesa de echtheid en de juistheid van inhoud en datering van (ook) alle andere door Gammachim-I overgelegde producties betwist omdat niet valt uit te sluiten dat die andere documenten ook valselijk zijn opgemaakt.
4.15.
De rechtbank heeft in haar zittingsagenda aan Gammachim-I verzocht met stukken onderbouwde stellingen in te nemen over de verstrekking van de originele cognossementen aan Schutter en de presentatie van die cognossementen.
4.16.
Gammachim heeft – eerst bij de samenvatting juridische standpunten ten behoeve van de comparitie – ter onderbouwing (onder meer) de volgende stukken overgelegd:
  • een koopovereenkomst van 1 augustus 2014 met de titel RU/00469369/14027 (productie 22, hierna: overeenkomst 14027) tussen Oil & Fat Packers Rotterdam B.V. (hierna: OFPR) als verkoper en Gammachim als koper (met betrekking tot de palmolie en de palmstearine);
  • een koopovereenkomst van 1 augustus 2014 met dezelfde titel (productie 23, hierna overeenkomst 14027 II) tussen Inter-Continental Oils and Fats PTE Ltd (hierna: ICOF) als verkoper en Gammachim als koper (met betrekking tot de palmolie en de palmstearine);
  • swiftberichten van L/C no. ILC-0097 (palmolie) van 9, 15 en 19 september 2014 (productie 24);
  • een swiftbericht van L/C no. ILC-0099 (palmstearine) van 17 oktober 2014 (productie 25).
Gammachim stelt dat zij initieel een koopovereenkomst met OFPR had gesloten maar dat de banken – doordat OFPR geen lid is van de
Roundtable of Sustainable Palm Oil –weigerde een L/C te openen ten gunste van OFPR en dat om die reden de koopovereenkomst is gewijzigd naar een koopovereenkomst met de leverancier van OFPR, ICOF.
Gammachim stelt dat zij het cognossement van de palmolie (BLW/RTM-16) omstreeks 13 oktober 2014 van ICOF heeft ontvangen. Ter onderbouwing van die ontvangst heeft Gammachim een DHL
parcel envelopevan 13 oktober 2014 overgelegd met referentie PLM14/2297/RPO, het factuurnummer van de palmolie (productie 29). Gammachim stelt dat zij het cognossement van de palmstearine (BTM/RTM-03) op 27 oktober 2014 van ICOF heeft ontvangen en onderbouwt dit met een DHL
parcel envelopevan 21 oktober 2014 met de referentie BTM/RTM-03.
Gammachim-I heeft voorts gesteld dat Gammachim een origineel exemplaar van het cognossement van de palmolie en een origineel exemplaar van het cognossement van de palmstearine op 28 oktober 2014 aan Schutter heeft gestuurd, dat Schutter deze cognossementen van kwijting heeft voorzien en op 30 oktober 2014 aan Vopak Agencies Rotterdam B.V. (hierna: Vopak Agencies) ter beschikking heeft gesteld opdat deze aflevering kon verkrijgen.
Gammachim-I heeft als productie 33 een op briefpapier van Schutter en namens Vopak Agencies voor ontvangst ondertekend stuk overgelegd. Dit stuk is namens Schutter ondertekend door [persoon 1] . Het stuk vermeldt als datum 30 oktober 2014 en als onderwerp: STI ACTON – ETA: 01-11-2014. Na de tekst: “Hierbij ontvangt u de navolgende 1/3 org. bl:” staan de nummers en hoeveelheden van de partijen palmolie en palmstearine ingevuld.
Productie 37 betreft een verklaring van 3 oktober 2016 van [persoon 5] , Manager Oils & Fat Division bij Schutter . Deze verklaring luidt als volgt:
“The undersigned:
Acting on behalf of
SCHUTTER ROTTERDAM B.V.herewith confirms that Schutter Rotterdam B.V. received B/L no. BLW/RTM-16 regarding a parcel palm oil and B/L no. BTM/RTM-03 regarding a parcel palm stearin from
OAO GAMMACHIMon 29 October 2014.
Schutter Rotterdam B.V. also confirms that it presented the said documents on behalf of and upon instruction of OAO Gammachim to Vopak Agencies Rotterdam B.V. In order to obtain delivery of the said products upon arrival of the STI ACTION in Rotterdam, The Netherlands on 01-11-2014.”
4.17.
Ter comparitie heeft Marvesa aangevoerd dat tegenover de verklaring van Schutter de volgende verklaringen staan:
  • [persoon 7] , voorheen werkzaam bij Schutter , dat Schutter de ontvangstexpediteur van Gamma-Trade was;
  • van mr. [persoon 8] dat zijn cliënte Gamma-Trade was;
  • van mr. [persoon 9] dat zijn cliënte OFPR eigenaar van de partijen palmolie en palmstearine was;
  • van mr. [persoon 9] dat OFPR eigenaar was en Schutter de cognossementen had gepresenteerd voor OFPR.
Voorts heeft Marvesa ter comparitie een aan haar pleitaantekeningen gehechte verklaring overgelegd van de heren [persoon 10] en [persoon 11] , werknemers van Nederlandse Marvesa vennootschappen waarin zij – kort gezegd – verklaren dat zij op 20 januari 2017 met onder meer [persoon 5] hebben gesproken en dat deze verklaarde dat zij geen directe kennis had van de betrokken verscheping omdat zij daarbij niet betrokken was geweest, en dat zij op verzoek van Gammachim de vooraf door Gammachim opgestelde tekst had ondertekend, niet om daarmee de eigendom van de lading te bevestigen maar omdat haar klant dit vroeg, en dat er bij iedere verscheping opdrachten kwamen van zowel OFPR, Gammachim als Gamma-Trade, en dat zij deze als “een pot nat” beschouwde.
4.18.
Met betrekking tot de vraag of het bewijs van de stelling dat Gammachim ten tijde van de beslaglegging eigenaar was van de partijen palmolie en palmstearine met de thans in het geding gebrachte stukken is geleverd, overweegt de rechtbank als volgt.
4.19.
Gammachim heeft onderbouwd gesteld dat zij één origineel exemplaar van de cognossementen van de partijen palmolie en palmstearine omstreeks 13 oktober 2014 respectievelijk op 27 oktober 2014 van ICOF heeft ontvangen, dat zij deze cognossementen vervolgens op 28 oktober 2014 aan Schutter heeft verstuurd en dat Schutter de cognossementen op 29 oktober 2014 heeft ontvangen. Deze gang van zaken wordt bevestigd door (onder meer) de producties 29, 31 en 32. Ook uit het hierboven onder 4.16 vermelde document van 30 oktober 2014 (productie 33) blijkt dat Schutter ( [persoon 1] ) de originele cognossementen van de partijen palmolie en palmstearine heeft ontvangen.
Dat betekent dat Gammachim voor het tijdstip van beslaglegging door bezitsverschaffing van de cognossementen de eigendom heeft verkregen van de partijen palmolie en palmstearine. Dat de koopprijs in het geval van de palmstearine pas na de beslaglegging is betaald doet daar niet aan af. Aan Marvesa en [gedaagde] kan worden toegegeven dat Gammachim-I niet van meet af aan duidelijk is geweest over de feitelijke gang van zaken rondom de eigendomsverkrijging van de partijen palmolie en palmstearine. Voor de goederenrechtelijke vraag naar (het moment van) eigendomsovergang maakt dit echter geen verschil. Datzelfde geldt voor de verschillende mededelingen over die eigendom die kort na beslaglegging kennelijk aan (de advocaat van) Marvesa zijn gedaan door medewerkers van Schutter en advocaten van OFPR. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de echtheid van de door Gammachim-I in dat kader overgelegde stukken.
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen neemt de rechtbank als vaststaand aan dat Gammachim ten tijde van de beslaglegging eigenaar was van de partijen palmolie en palmstearine.
is het beslag onrechtmatig?
4.20.
Ten aanzien van de vraag of de ten laste van Gammachim gelegde beslagen zonder grond zijn gelegd overweegt de rechtbank als volgt.
4.20.1.
Marvesa heeft de ten laste van Gammachim gelegde beslagen gebaseerd op vereenzelviging van Gammachim en Gamma-Trade dan wel een vordering uit onrechtmatig handelen van Gammachim. Het onrechtmatig handelen zou eruit bestaan dat Gammachim misbruik heeft gemaakt van het identiteitsverschil tussen Gammachim en Gamma-Trade waardoor het verhaal van Marvesa op het vermogen van Gamma-Trade wordt gefrustreerd.
4.20.2.
Marvesa heeft bij conclusie van antwoord (onder A) gesteld dat Gammachim misbruik maakte van identiteitsverschil en verwezen naar de argumenten zoals door mr. Margetson naar voren gebracht in zijn pleitnota’s ten behoeve van de kort geding zittingen op 5 januari 2015 en op 23 maart 2015. Marvesa heeft gesteld dat de handelsactiviteiten van Gamma-Trade zijn overgeheveld naar Gammachim en ter onderbouwing van die stelling gewezen op een leenovereenkomst van 17 juni 2013 tussen Commercial Bank International Financial Club en Gammachim (productie 17 bij dagvaarding).
Marvesa heeft voorts verwezen naar de randnummers 55-76 van de pleitnota van mr. Margetson bij het kort geding van 5 januari 2015 (productie 15). De daarbij behorende producties ontbreken echter in het procesdossier.
4.20.3.
Omdat Marvesa verwijst naar haar stellingen in de kort gedingen vermeldt de rechtbank hierna de uitkomst van de kort gedingen en de relevante overwegingen van de voorzieningenrechter. Daarna zal zij nader ingaan op de vraag naar vereenzelviging en het gestelde misbruik van identiteitsverschil.
4.20.4.
De voorzieningenrechter van deze rechtbank heeft bij vonnis van 19 januari 2015 overwogen dat niet voldoende aannemelijk is geworden dat Gammachim misbruik maakt van identiteitsverschil tussen Gammachim en Gamma-Trade, waardoor het verhaalsrecht van Marvesa op Gamma-Trade illusoir is gemaakt en dat niet voldoende aannemelijk is geworden dat Gammachim en Gamma-Trade vereenzelvigd kunnen worden. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat geen sprake is van onrechtmatige daad door misbruik van identiteitsverschil, dan wel vereenzelviging, en heeft – nu de vorderingen van Marvesa op Gammachim daar uitsluitend op gebaseerd zijn – de vorderingen als summierlijk ondeugdelijk aangemerkt en Marvesa veroordeeld om de beslagen op te heffen.
4.20.5.
Bij vonnis van 3 april 2015 is door de voorzieningenrechter – voor zover thans relevant – het volgende overwogen:
“4.7. De stellingen die Marvesa poneert, en de bewijsmaterialen waarop zij zich in dat verband beroept, zijn, summierlijk toetsend, onvoldoende om in dit kort geding aan te kunnen nemen dat niet Gammachim, maar Gamma-Trade de werkelijke eigenaar is van de onderhavige olie. Vaststaat dat Gammachim stelt de eigenaar van de olie te zijn en dat Gamma-Trade dit erkent, terwijl voor de juistheid van de stelling van Marvesa dat Gammachim met OFPR heeft samengespannen om bedrog te plegen, – met, zo begrijpt de voorzieningenrechter, als gevolg dat niet Gamma-Trade, maar Gammachim thans eigenaar is – naar voorlopig oordeel geen, althans onvoldoende aanknopingspunten zijn te vinden in de processtukken.
4.8.
Op grond van het voorgaande staat voorshands vast dat Gammachim eigenaar is van de bij Vopak opgeslagen palmolie en de palmstearine. Er is derhalve sprake van een beslag ten laste van Gamma-Trader dat is gelegd op goederen van een derde, Gammachim. Dat betekent dat het beslag dient te worden opgeheven, tenzij moet worden aangenomen dat sprake is van vereenzelviging tussen Gammachim en Gamma-Trade die het beslag rechtvaardigt, zoals door Marvesa is aangevoerd.
4.9.
In het vonnis van 19 januari 2015 is in de rechtsverhouding tussen Gammachim en Marvesa geoordeeld dat niet voldoende aannemelijk is geworden dat Gammachim misbruik maakt van identiteitsverschil tussen Gammachim en Gamma-Trade, waardoor het verhaalsrecht van Marvesa op Gamma-Trade illusoir is gemaakt, en dat Gammachim en Gamma-Trade vereenzelvigd kunnen worden.
4.10.
Marvesa heeft thans aangevoerd dat sprake is van nieuwe omstandigheden die nog niet aan de orde zijn gekomen in de eerdere procedure die heeft geleid tot het vonnis van 19 januari 2015, zodat dit onderwerp opnieuw beoordeeld moet worden. Er is, aldus Marvesa, gelet op de nieuwe omstandigheden geen sprake van een verkapt appel, zoals door Gammachim is betoogd.
4.11.
De voorzieningenrechter heeft geconstateerd dat de gestelde 'nieuwe omstandigheden' met name te zien zijn als een nadere invulling van de eerdere stellingen. Naar voorlopig oordeel is geen sprake van daadwerkelijk nieuwe feiten die een duidelijk ander licht op de zaak werpen. Het betreft een aanvulling van op welke momenten of in welke situaties Gamma-Trade gebruik heeft gemaakt van adresgegevens van Gammachim en van de momenten waarop bestuurders van Gammachim aanwezig waren bij besprekingen die betrekking hadden op, of correspondentie ontvingen over, het geschil tussen Gamma-Trade en Marvesa.
Het aspect van het over en weer door Gammachim en Gamma-Trade gebruiken van (e-mail)adressen en telefoonnummers, en het aspect dat de heer [persoon 4] en de heer [persoon 3] in zowel Gammachim als Gamma-Trade vergaande zeggenschap hebben, zijn reeds aan de orde gekomen in het geding dat heeft geleid tot het vonnis van 19 januari 2015. In hetgeen Marvesa heeft aangevoerd als 'nieuwe omstandigheden' ziet de voorzieningenrechter geen grond thans anders te oordelen, dan in dat vonnis is gedaan. Dat Gamma-Trade in het eerdere kort geding geen partij was, maakt dit niet anders.
4.12.
Het voorgaande brengt met zich dat de door Marvesa gestelde vereenzelviging geen rechtvaardiging is voor het handhaven van het beslag dat Marvesa ten laste van Gamma-Trade op de aan Gammachim, een derde, toebehorende goederen heeft gelegd.”
vereenzelviging
4.20.6.
Het partijdebat is in kort geding maar ook in de onderhavige procedure gevoerd in het kader van het Rainbow-arrest. Zoals onder 4.6 is overwogen is de rechtbank echter van oordeel dat de vraag of er reden is voor vereenzelviging van Gammachim en Gamma-Trade naar Russisch recht dient te worden beoordeeld.
4.20.7.
Ingevolge de hoofdregel van artikel 150 Rv rust op Marvesa de stelplicht en - bij voldoende betwisting - bewijslast van feiten en omstandigheden waaruit volgt dat er reden is voor vereenzelviging van Gammachim en Gamma-Trade.
4.20.8.
Uit de verwijzing van Marvesa naar de pleitnotities in de kort gedingen destilleert de rechtbank de volgende stellingen. [persoon 2] , bestuurder van Gamma-Trade, heeft ook een Gammachim email account. Chairman/CEO van Gammachim is de heer [persoon 3] . De heer [persoon 4] is commercial director van Gammachim. [persoon 2] heeft [persoon 3] en/of [persoon 4] in emailcorrespondentie tussen Marvesa en Gamma-Trade ingekopieerd. [persoon 4] mailt soms van een Gammachim emailadres en soms van een Gamma-Trade emailadres. [persoon 3] en [persoon 4] waren aanwezig bij een vergadering die ging over problemen rond een transactie tussen Marvesa en Gamma-Trade. De heer [persoon 10] heeft aan de FOSFA arbiters bericht dat het postadres van Gammachim dient te worden gebruikt voor correspondentie met betrekking tot de arbitrage tussen Gamma-Trade en Marvesa. Hieruit blijkt dat Gamma-Trade en Gammachim nauw zijn verweven en dat degenen die feitelijk Gamma-Trade besturen dezelfde zijn als diegenen die Gammachim besturen. Aldus Marvesa.
4.20.9.
Gammachim heeft gemotiveerd betwist dat er reden is om Gammachim en Gamma-Trade te vereenzelvigen. Gammachim heeft een
legal opinionnaar Russisch recht van E.A. Ivashina, advocaat, in het geding gebracht (productie 40). Hieruit volgt dat de betreffende advocaat onder meer is voorzien van oprichtings-, registratie-, belastinggegevens en (arbeids)overeenkomsten van Gammachim en Gamma-Trade over de periode 2012-2014. De advocaat concludeert:

that there are no signs of interrelationship/interdependence/affiliation between the entities. There are no matches in the composition of members (shareholders) and executive bodies.
Both companies are independent legal entities, which acquire rights on their behalf and independently bear liability for their obligations out of their assets.”
4.20.10.
Ter comparitie hebben [persoon 4] en [persoon 3] nog opgehelderd hoe en in welke hoedanigheid zij bij Gamma-Trade waren betrokken. De heer [persoon 3] heeft in dit verband verklaard:

Gammachim is een, voor Russische begrippen, oud bedrijf (20 jaar). Gammachim werkt veel met palmolie en heeft de reputatie zeer deskundig te zijn op dat gebied. Er komen diverse bedrijven naar Gammachim met vragen over complexe aangelegenheden met betrekking tot palmolie. Dat zijn diverse spelers op de palmoliemarkt waaronder ook Gamma Trade. Wij zijn door Gamma Trade benaderd met een verzoek om uitleg te geven over een palmolievraagstuk tussen Marvesa en Gamma Trade. Gammachim is uit dien hoofde betrokken geweest bij de besprekingen tussen die partijen als adviseur/bemiddelaar. Hierbij heb ik echter enkel Gammachim vertegenwoordigd. (...) De directeur van Gamma Trade, [persoon 2] , heeft mij benaderd. Ik heb mij voorgesteld aan Marvesa als eigenaar en eerste bestuurder van Gammachim. (...) Het is een voor Gammachim normale praktijk dat haar medewerkers als consultant bij verschillende transacties betrokken zijn. Gammachim ontvangt daar een vergoeding voor maar de medewerker zelf niet. De werkzaamheden van de consultant kunnen bijvoorbeeld te maken hebben met het charteren van geschikte schepen voor palmolie, of met de overslag of het spoorvervoer van de palmolie.
[persoon 4] heeft in dit verband verklaard:

Ik ben geen officiële vertegenwoordiger van Gamma Trade geweest. Ik ben in dienst van Gammachim. Ik was niet geautoriseerd om contracten te ondertekenen namens Gamma Trade. Ik was wel geautoriseerd om namens Gamma Trade besprekingen te voeren over het geschil met Marvesa en te corresponderen. Bij de FOSFA arbitrage heb ik Gamma Trade vertegenwoordigd met een machtiging, omdat ik vanaf het begin betrokken ben geweest bij die transacties. Ik mocht Gamma Trade tijdens deze zaak vertegenwoordigen als zegsman of ‘trade representative’, maar geen beslissingen over een vergoeding nemen dan wel schikken. Ik weet van het FOSFA-vonnis maar ken de details niet. Aan het einde van de arbitrage heeft een Marvesa-vertegenwoordiger contact met mij opgenomen maar ik zei dat ik alleen bevoegd was geweest om ter zitting op te treden, en heb hem naar Gamma Trade en de leidinggevenden daar verwezen.”
Deze uitleg van de rol die Gammachim voor Gamma-Trade rondom de FOSFA-arbitrage heeft gespeeld is ter zitting door Marvesa niet concreet weersproken. De rechtbank acht deze niet onaannemelijk.
4.20.11.
Ook naar Russisch recht is, mede gelet op voormelde - door Marvesa en [gedaagde] niet bestreden -
legal opiniongeen aanleiding om aan te nemen dat, waar eenmaal separate rechtspersonen bestaan, deze rechtspersoonlijkheid eenvoudig terzijde kan worden geschoven. Hetgeen door Marvesa en [gedaagde] in de onderhavige procedure is gesteld is dan ook, mede gelet op de ter zitting door Gammachim afgelegde verklaringen, onvoldoende om – naar Russisch recht – vereenzelviging aan te nemen. Naar Nederlands recht zou dat niet anders zijn.
4.20.12.
Blijkens vaste rechtspraak kan naar Nederlands recht van vereenzelviging , slechts onder uitzonderlijke omstandigheden sprake zijn. Het is aan Marvesa en [gedaagde] om dergelijke (concrete) omstandigheden te stellen en te bewijzen, die de conclusie tot vereenzelviging rechtvaardigen. De door Marvesa en [gedaagde] aangevoerde feiten en omstandigheden zijn daartoe onvoldoende. Het beroep van Marvesa en [gedaagde] op vereenzelviging kan derhalve niet slagen.
misbruik van identiteitsverschil
4.20.13.
Gammachim-I heeft terecht betoogd dat het gestelde misbruik van identiteitsverschil naar Russisch recht moet worden beoordeeld, maar geen van partijen heeft de rechtbank nader voorgelicht over de precieze inhoud van dat recht. Beide zijden onderbouwen hun standpunten onder toepassing van het misbruikleerstuk zoals dat in het Nederlandse recht wordt gehanteerd. De rechtbank zal partijen hierin volgen en er vanuit gaan dat tussen het Russische recht en het Nederlandse recht op dit punt geen wezenlijk verschil bestaat.
4.20.14.
De rechtbank stelt vast dat de heren [persoon 3] en [persoon 4] bestuurders waren/zijn van Gammachim. Dat zij bestuurder van Gamma-Trade waren of anderszins zeggenschap hadden in Gamma-Trade is onvoldoende onderbouwd gesteld. De eigen verklaring van [persoon 4] dat er een beperkte volmacht was van Gamma-Trade voor bepaalde handelstransacties is daartoe onvoldoende. Hetzelfde geldt voor de overige stellingen, die zien op het door [persoon 2] , bestuurder van Gamma-Trade, inkopiëren (cc-en) van [persoon 4] en [persoon 3] in de mailwisseling en het gebruik over en weer van e-mailadressen en telefoonnummers. De hiervoor aangehaalde
legal opinionwijst er veeleer op dat [persoon 3] en [persoon 4] geen bestuurderspositie of zeggenschap hadden in Gamma-Trade. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt terwijl dit wel op de weg van Marvesa en [gedaagde] had gelegen, kan uit de leenovereenkomst (productie 17 bij dagvaarding) niet worden opgemaakt dat de handelsactiviteiten van Gamma-Trade zijn overgeheveld naar Gammachim.
Marvesa heeft onvoldoende uitgewerkt en geconcretiseerd dat er naar Russisch recht sprake is van misbruik van identiteitsverschil.
Conclusie is dat hetgeen door Marvesa en [gedaagde] is gesteld onvoldoende is om misbruik van identiteitsverschil aan te nemen.
4.20.15.
Voor nadere voorlichting of bewijslevering op dit punt ziet de rechtbank onvoldoende aanleiding. Voor aansprakelijkheid uit misbruik van identiteitsverschil moet immers niet alleen komen vast te staan dat er grond is voor zodanig onrechtmatig handelen, maar ook dat dientengevolge schade is geleden. Terecht heeft Gammachim-I betoogd dat de vermeende schade als gevolg van het gestelde misbruik van identiteitsverschil niet gelijk kan worden gesteld aan de in FOSFA-arbitrage toegewezen bedragen. Het was aan Marvesa (en [gedaagde] ) als partij die zich op het bestaan van deze vordering beroept, om toe te lichten en te onderbouwen dat, hoe en in hoeverre zij van het beweerde onrechtmatig handelen van Gammachim schade heeft geleden. Zij voert wel aan dat zij door het vermeende misbruik in haar verhaalsmogelijkheden is geschaad, maar zij licht niet toe waarom. Zij suggereert wel dat de beslagen palmolie en palmstearine in werkelijkheid aan Gamma-Trade toebehoorde, of zonder het misbruik zouden hebben toebehoord, maar laat na dit feitelijk uit te werken en te onderbouwen. In de stukken ziet de rechtbank hiervoor geen concrete aanknopingspunten. Wel bestaan aanknopingspunten voor het vermoeden dat de positie van de heren [persoon 3] en [persoon 4] ten tijde van de arbitrageprocedure onduidelijk of verwarrend is geweest. De rechtbank ziet echter zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet in hoe deze verwarring ertoe kan hebben geleid dat Marvesa zich niet of in mindere mate op activa van Gamma-Trade heeft kunnen verhalen.
4.21.
Conclusie is dat Marvesa geen op onrechtmatige daad wegens misbruik van identiteitsverschil of op vereenzelviging gegronde vordering op Gammachim heeft. De ten laste van Gammachim gelegde beslagen zijn dus zonder grond gelegd. Marvesa is dus in beginsel gehouden de door de beslagen ontstane schade te vergoeden.
4.22.
Alvorens de omvang van de aansprakelijkheid van Marvesa te bepalen zal de rechtbank eerst ingaan op de aansprakelijkheid van [gedaagde] .
persoonlijke aansprakelijkheid van [gedaagde] ?
4.23.
Gammachim-I grondt haar vordering jegens [gedaagde] op onrechtmatige daad. Gammachim-I stelt dat [gedaagde] feitelijk leidinggevende was van Marvesa. [gedaagde] is naast Marvesa aansprakelijk omdat hem terzake van de benadeling van Gammachim persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Aldus Gammachim-I.
4.24.
Gammachim-I heeft de aansprakelijkheid van [gedaagde] als volgt onderbouwd. [gedaagde] heeft willens en wetens namens Marvesa beslag laten leggen op goederen van Gammachim en dit beslag in stand gehouden, terwijl (1) Marvesa geen vordering had en heeft op Gammachim (2) reeds
ab initioduidelijk was dat Gammachim eigenaar was van de beslagen goederen, en (3) er in ieder geval vanaf de datum van het eerste kort geding vonnis duidelijkheid bestond dat de vermeende vordering van Marvesa op Gammachim ondeugdelijk was. Ter zitting heeft Gammachim-I nog gesteld dat [gedaagde] wist, althans behoorde te weten, dat het door Marvesa leggen en handhaven van de beslagen onrechtmatig was.
4.25.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de gestelde aansprakelijkheid van [gedaagde] als volgt.
Indien een vennootschap een onrechtmatige daad pleegt is uitgangspunt dat alleen de vennootschap aansprakelijk is voor daaruit voortvloeiende schade. Onder bijzondere omstandigheden is evenwel, naast aansprakelijkheid van die vennootschap, ook ruimte voor aansprakelijkheid van een bestuurder van de vennootschap. Voor het aannemen van zodanige aansprakelijkheid is vereist dat die bestuurder ter zake van de benadeling persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Aldus gelden voor het aannemen van aansprakelijkheid van een bestuurder naast de vennootschap hogere eisen dan in het algemeen het geval is. Een hoge drempel voor aansprakelijkheid van een bestuurder tegenover een derde wordt gerechtvaardigd door de omstandigheid dat ten opzichte van de wederpartij primair sprake is van handelingen van de vennootschap en door het maatschappelijk belang dat wordt voorkomen dat bestuurders hun handelen in onwenselijke mate door defensieve overwegingen laten bepalen.
4.26.
Gammachim-I heeft met de onder 4.24 weergegeven stellingen onvoldoende gesteld en onderbouwd om te kunnen komen tot het oordeel dat sprake is geweest van persoonlijk ernstig verwijtbaar handelen door [gedaagde] en dat dit de oorzaak is geweest van het leggen en handhaven van het beslag.
4.27.
Uit het voorgaande volgt dat niet kan worden vastgesteld dat sprake is van onrechtmatig handelen van [gedaagde] jegens Gammachim. Dat betekent dat de op die grondslag ingestelde vorderingen van Gammachim-I jegens [gedaagde] zullen worden afgewezen.
4.28.
Gammachim-I zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van [gedaagde] worden veroordeeld. De proceskosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op € 1.973 (de helft van het totale griffierecht ad € 3.946) aan griffierecht en € 6.422 (2 punten x tarief VIII ad € 3.211) aan salaris advocaat, derhalve in totaal € 8.395.
omvang van de schade
4.29.
De door Marvesa wegens het onrechtmatig gelegde beslag verschuldigde schadevergoeding moet worden berekend door met elkaar te vergelijken de situatie waarin Gammachim als gevolg van de beslaglegging daadwerkelijk verkeert, en de hypothetische situatie waarin Gammachim zou hebben verkeerd als het beslag niet was gelegd en gehandhaafd (vgl. Hoge Raad 8 juli 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ1823) ro. 3.3).
4.30.
Gammachim stelt dat haar schade bestaat uit enerzijds directe kosten die zijn gemaakt als gevolg van de gelegde en gehandhaafde beslagen (annuleringskosten, kosten van opslag, contractuele boetes, juridische kosten, verlies door marktprijsontwikkeling) en anderzijds uit gederfde commissie.
gederfde commissie
4.31.
Gammachim-I heeft – ter onderbouwing van deze schadepost –
Commission AgreementNo. RU/00469369/14028 (productie 12, hierna: overeenkomst – 14028, de palmolie en de palmstearine) en
Commission AgreementNo. RU/00469369/14029 (productie 10, hierna: overeenkomst – 14029, de palmpitolie) van augustus 2014 tussen Gammachim en StroyOptCity overgelegd. Gammachim-I stelt dat Gammachim 3% commissie zou krijgen over de totale tevoren in de contracten vastgestelde waarde van de verkochte partijen palmolie en palmstearine. Deze commissie beloopt een bedrag van
$ 125.145,72 (inclusief BTW) voor overeenkomst –14028 en $ 42.293,80 (inclusief BTW) voor overeenkomst – 14029. Dit is de commissie die Gammachim behaald zou hebben als de beslagen niet waren gelegd, aldus Gammachim.
4.32.
Marvesa voert aan dat er geen grond was voor derving van deze beweerdelijk te verwachten inkomsten, althans geen grond die voor rekening van Marvesa kan komen. Marvesa betwist dat enige schade terzake de palmpitolie voor haar rekening kan komen.
4.33.
Bij de beoordeling van deze schadepost gaat de rechtbank uit van de volgende feiten. De (ver)koopketen van de partijen palmolie en palmstearine was aanvankelijk:
OFPR  Gammachim  StroyOptCity
en later:
ICOF  Gammachim  StroyOptCity
In commissieovereenkomst -14028 met StroyOptCity is bepaald dat Gammachim de partijen palmolie en palmstearine in eigen naam en voor rekening van StroOptCity koopt. De beloning van Gammachim bedraagt 3% van het bedrag van de overeenkomst. Gammachim verplicht zich de partijen palmolie en palmstearine in de periode van 1 november 2014 - 31 december 2014 te verschepen naar het adres van StroyOptCity. De palmolie en palmstearine worden aan StroyOptCity geleverd in ketelwagens op station Sjipovka-eksportnaja van de spoorwegen van Kaliningrad. StroyOptCity vergoedt de in 1.7.1 – 1.7.4. van de overeenkomst genoemde onkosten.
Commissieovereenkomst -14029 betreft dezelfde constructie voor de koop van 900 ton palmpitolie. Deze palmpitolie zou in dezelfde periode en op dezelfde manier aan StroyOptCity worden geleverd en zou ook op het MT Gizemdeniz Sultan van Rotterdam naar Svetly (Rusland) worden vervoerd.
De rechtbank begrijpt uit een en ander dat Gammachim in eigen naam de eigendom van de goederen zou verwerven en dat deze eigendom ten tijde van de (door)levering van de goederen aan StroyOptCity op deze partij zou overgaan. Het commerciële risico van waardedaling van de goederen rustte echter, evenals de kans op winst wegens waardestijging, gelet op de tevoren vastgestelde (door)verkoopprijs op StroyOptCity.
4.34.
De rechtbank volgt Gammachim-I niet in haar standpunt dat Marvesa aansprakelijk is voor eventueel gederfde commissie terzake van de partij palmpitolie. Gammachim-I stelt dat door het beslag op de partijen palmolie en palmstearine en de daaruit voortvloeiende vrees bij de betrokken contractspartijen dat de onderhavige partij palmpitolie ook zou kunnen worden beslagen, het accreditief voor de palmpitolie is ingetrokken. Vast staat dat de partij palmpitolie niet is getroffen door het beslag. Marvesa heeft immers onbetwist aangevoerd (en met productie 19 bij conclusie van antwoord onderbouwd) dat het onder Vopak gelegde derdenbeslag niet zag op deze partij palmpitolie. Bij die stand van zaken valt niet in te zien dat de hier bedoelde inkomstenderving in redelijkheid als schade ten gevolge van het handelen van Marvesa kan worden beschouwd.
4.35.
De rechtbank zal er voor de hypothetische situatie van uitgaan dat de partijen palmolie en palmstearine conform overeenkomst -14028 in de loop van november/december 2014 zouden zijn geleverd. Gammachim stelt dat zij dan een commissie uitgekeerd zou hebben gekregen van $ 125.145,72. De ten behoeve van de betaling van de (aan)koopprijs gemaakte financieringskosten en de door Gammachim vooruitbetaalde kosten van vervoer, expeditie en inklaring zou Gammachim van StroyOptCity vergoed krijgen. Voor de hypothetische situatie gaat de rechtbank dus uit van een opbrengst van $ 125.145,72 en vergoeding van de in verband met de (ver)koop, vervoer en levering gemaakte kosten. Een en ander conform hetgeen is bepaald in artikel 1 tot en met 3 van overeenkomst - 14028.
In de vanwege de beslaglegging door Marvesa feitelijk ontstane situatie heeft Gammachim geen commissie ontvangen. Gammachim heeft immers gesteld en met de als productie 12 overgelegde
Settlement Agreementtussen haar en StroyOptCity onderbouwd, en Marvesa heeft dit niet concreet betwist, dat StroyOptCity zich heeft teruggetrokken als koper omdat levering van het door haar gekochte te lang uitbleef als gevolg van de beslagen. Dit betekent voor de hier gevorderde schade wegens inkomstenderving dat deze zal worden begroot op
$ 125.145,72.
annuleringskosten
4.36.
Gammachim-I stelt dat Gammachim een bedrag van € 72.500 aan annuleringskosten voor het door Gammachim gecharterde zeeschip “MT Gizemdeniz Sultan” heeft betaald. Gammachim-I heeft dit onderbouwd door de aan Gammachim gerichte factuur en een betalingsbewijs (productie 8) over te leggen.
4.37.
Gammachim-I stelt dat Gammachim annuleringskosten ad € 11.700 heeft gemaakt voor de lichters “Edelweiss” en “Zomerland”. Deze lichters zouden de partijen palmolie en palmstearine vanuit het “MV STI Acton” overslaan in de Gizemdeniz Sultan. Gammachim-I heeft dit onderbouwd door een factuur van de Schutter Group van 6 november 2014 (productie 9) over te leggen. Bij de annuleringskosten van de lichters is op de factuur te zien dat Schutter 75 % van de
fee(overeengekomen vracht) als annuleringskosten in rekening brengt. Op deze factuur is niet te zien aan wie deze factuur is geadresseerd. Wel heeft Gammachim-I een betalingsbewijs van deze factuur overgelegd waaruit is op te maken dat Gammachim deze factuur heeft betaald.
4.38.
Marvesa heeft betwist dat Gammachim de hierboven onder 2.6 genoemde charters is aangegaan en dat de annulering het gevolg was van de beslagleggingen.
4.39.
Gelet op de onderbouwing met facturen en betalingsbewijzen had het op de weg van Marvesa gelegen haar betwisting nader te motiveren. De rechtbank acht aannemelijk, en Marvesa heeft ook niet weersproken, dat Gammachim deze annuleringskosten heeft gemaakt. Als de partijen palmolie en palmstearine conform overeenkomst waren geleverd dan had Gammachim ook kosten gemaakt voor de betaling van vracht voor het zeeschip en de lichters. In dat geval zouden die kosten echter door StroyOptCity aan Gammachim zijn vergoed. Nu StroyOptCity zich als gevolg van de beslagen heeft teruggetrokken, zijn deze kosten voor rekening van Gammachim gebleven. De annuleringskosten komen voor een totaalbedrag van € 84.200 als schade voor vergoeding in aanmerking.
opslagkosten
4.40.
Gammachim stelt dat zij een bedrag van € 251.109,31 aan opslagkosten heeft gemaakt. Ter onderbouwing heeft Gammachim-I een factuur van Vopak van 12 maart 2015 gericht aan Gammachim en een factuur van Vopak van 14 april 2015 gericht aan OFPR c/o Gammachim (productie 11) overgelegd.
4.41.
Marvesa heeft aangevoerd dat de factuur van 12 maart 2015 aan Gammachim een creditfactuur betreft. Marvesa betwist dat de kosten gemaakt door OFPR voor rekening van Gammachim komen. Marvesa betwist dat Gammachim de betreffende betaling heeft verricht.
4.42.
De rechtbank overweegt het volgende. Tussen partijen is niet in geschil dat de partijen palmolie en palmstearine van november 2014 tot in het voorjaar van 2015 bij Vopak opgeslagen zijn geweest. Indien geen beslag was gelegd, zou de palmolie en palmstearine zonder tussentijdse opslag vanuit de “STI Acton” door middel van lichters in de “MT Gizemdeniz Sultan” zijn overgeslagen en zouden geen opslagkosten zijn gemaakt. De rechtbank acht de door Gammachim-I gestelde kosten voor ontvangst/levering van
€ 13,33 per mt en van opslag van € 7,66 per mt redelijk en aannemelijk. Uit het betalingsbewijs bij productie 11 blijkt dat Gammachim het totaal van de credit- en debetfacturen, te weten € 251.109,31, op 17 april 2015 aan Vopak heeft betaald vanaf haar Russische bankrekening, onder vermelding van factuurdata en factuurnummers. Hoewel niet is toegelicht waarom het in de creditnota aan Gammachim op 12 maart 2015 gecrediteerde bedrag op 17 april 2015 alsnog door Gammachim is voldaan, blijkt uit het betalingsbewijs dat zij dit bedrag heeft betaald.
Ook een door Marvesa bij brief van 9 januari 2017 overgelegde verklaring van [gedaagde] verwijst naar deze betaling. [gedaagde] verklaart daarin immers dat de heer [persoon 12] van Vopak hem heeft verteld dat de bij Vopak opgeslagen lading op 22 april 2015 is verkocht aan Arcane Product Trading (APT) Inc. uit Quebec (hierna: APT), dat de lading op basis Ex Tank Rotterdam is vrijgesteld nadat de huurpenningen en overige kosten waren betaald vanaf een Russische bankrekening, en dat Vopak voor de periode na 22 april 2015 een contract met APT is aangegaan, waarna de lading op 10 juni 2015 door APT is afgenomen en verscheept per m.s. “Oraholm”.
Hetgeen [persoon 12] volgens [gedaagde] verklaart over de einddatum van de opslag voor Gammachim doet er bij gebreke van onderbouwende stukken op dit punt niet aan af dat Gammachim blijkens de door haar overgelegde en betaalde facturen opslagkosten heeft betaald tot 4 mei 2015. Deze door Gammachim gemaakte opslagkosten zijn door het beslag ontstaan en zullen worden meegenomen in de schadebegroting.
contractuele boetes
4.43.
Gammachim-I stelt dat de beslaglegging de aflevering van de partijen palmolie en palmstearine aan de kopers (StroyOptCity) conform de koopovereenkomst heeft verhinderd. Gammachim-I stelt dat de contractueel verschuldigde boete 0,1 % van de overeengekomen koopprijs per dag bedraagt met een maximum van 10%. Gammachim-I stelt dat zij op 7 mei 2015 een schikking met StroyOptCity heeft getroffen op grond waarvan zij € 527.487,33 aan StroyOptCity dient te betalen.
4.44.
Marvesa betwist het aangaan van de koopovereenkomsten. Wat betreft de partij palmpitolie stelt Marvesa dat Gammachim deze tijdig aan haar afnemer had kunnen leveren. OFPR was ten tijde van het beslag eigenaar van de palmpitolie. De vrees dat deze partij ook zou worden beslagen kan niet voor rekening van Marvesa komen. Dit was voor Marvesa niet voorzienbaar. Marvesa betwist dat Gammachim de gestelde betaling heeft gedaan.
4.45.
De rechtbank overweegt als volgt. Overeenkomst –14028 betreft de partijen palmolie en palmstearine. Overeenkomst –14029 betreft een partij palmpitolie.
Zoals onder 4.33 ook ten aanzien van de gederfde winst is overwogen valt zonder nadere toelichting, die ontbreekt terwijl dit wel op de weg van Gammachim-I had gelegen, niet in te zien waarom Marvesa aansprakelijk zou zijn voor een contractuele boete terzake van de partij palmpitolie. Deze partij was immers niet door het beslag getroffen en had tijdig kunnen worden geleverd. Dat dat kennelijk niet is gebeurd is niet aan Marvesa toe te rekenen.
De (richt)koopprijs zoals genoemd in 1.6 van overeenkomst – 14028 is $ 4.173.894,47. Uit artikel 4.2 van de overeenkomst volgt dat Gammachim bij niet tijdige levering max 10 % van de koopprijs aan StroyOptCity dient te betalen. Dat is $ 417.389,44. Marvesa heeft betwist dat Gammachim dit bedrag aan StroyOptCity heeft betaald. Betalingsbewijzen van dit bedrag van $ 417.389,44 noch van het door Gammachim-I gestelde bedrag van
€ 527.487,33 heeft Gammachim-I overgelegd, terwijl dit gelet op de inmiddels verstreken tijd toch mogelijk moet worden geacht. Bij die stand van zaken acht de rechtbank niet aannemelijk, en is niet komen vast te staan, dat Gammachim deze boete aan haar opdrachtgever heeft betaald. Dit deel van de vordering zal dan ook worden afgewezen.
verlies door negatieve marktprijsontwikkeling
4.46.
Gammachim-I stelt dat Gammachim de aankoopprijs van de beslagen partijen palmolie en palmstearine met eigen middelen heeft gefinancierd en dat deze koopprijs in juli 2014 is betaald. Gammachim kon de partijen eerst na opheffing van het beslag in april/mei 2015 opnieuw verkopen. De marktprijs voor palmolie en palmstearine is in die periode van $ 850 per ton gedaald naar $ 690 per ton. De waardedaling van de beslagen partijen (3600 mt) is $ 576.000. Gammachim kocht de olie en stearine in voor $ 3.000.853,73 en verkocht deze uiteindelijk voor een bedrag van $ 3.122.586,02 ($ 867 per mt palmolie/stearine). Aangezien DDP is verkocht dienen de kosten voor vervoer, in– en uitklaring en verzekering van Rotterdam naar Rusland van de bruto verkoopprijs te worden afgetrokken. Bovendien had Gammachim de verplichting aanzienlijke invoerrechten te betalen. De totale schade ten gevolge van de negatieve marktprijsontwikkeling komt neer op een bedrag van omgerekend € 636.076,89. Aldus Gammachim-I.
4.47.
Marvesa betwist dat Gammachim de betreffende partijen palmolie en palmstearine heeft ingekocht voor $ 850 per ton. Er is niet één marktprijs voor palmolie en palmstearine. De FOB Rotterdam prijzen waren kort na opheffing van het beslag op 3 april 2015 $ 712,50 per ton voor palmolie en $ 720 per ton voor palmstearine. Gammachim had geen enkele verplichting om DDP Kostarikha te verkopen. Gesteld noch gebleken is dat Gammachim niet zou hebben kunnen werken met de ‘cost plus’ basis waarop zij al haar verkopen aan StroyOptCity deed, inclusief de beweerdelijke commissie van 3%. Tot zover de stellingen van Marvesa.
4.48.
De rechtbank overweegt als volgt.
Dat Gammachim de goederen zelf heeft aangekocht en voorgefinancierd (voor StroyOptCity) is niet of niet langer in geschil. Zoals in 4.16 is overwogen, heeft Gammachim de goederen (uiteindelijk) gekocht van ICOF. Uit de door Gammachim overgelegde facturen van ICOF, en de daarop aansluitende betalingsbewijzen van 23 en 28 oktober 2014, blijkt dat Gammachim voor de palmolie $ 1.490.493,88 (98% van $ 845 per ton x 1.799,896 mt) heeft betaald en voor de palmstearine $ 1.481.692,50 (98% van $ 840 per ton x 1.799,918 mt), in totaal $ 2.972.186,38. De rechtbank merkt deze bedragen aan als de goederenwaarde ten tijde van het eerste beslag.
Indien de doorverkoop c.q. doorlevering aan StroyOptCity had kunnen plaatsvinden als voorzien, zou schade ten gevolge van een negatieve marktprijsontwikkeling niet door Gammachim maar door StroyOptCity worden geleden. Uit de inhoud van de overeenkomst tussen StroyOptCity en Gammachim van 5 augustus 2014 (productie 10) maakt de rechtbank immers op dat Gammachim optrad als commissieagent. In artikel 1.1. van overeenkomst -14028 staat dat Gammachim zich verplicht in eigen naam en voor rekening van StroyOptCity een overeenkomst voor de levering van tropische oliën te sluiten. Dat betekent dat de koopovereenkomsten met betrekking tot de onderhavige partijen palmolie en palmstearine voor rekening van StroyOptCity zijn gesloten. Gammachim had als commissieagent geen profijt gehad van een eventuele waardestijging van de goederen. Die zou voor haar principaal, StroyOptCity, zijn geweest. Omgekeerd zou zij evenmin last hebben gehad van een eventuele waardedaling van de goederen.
Ten gevolge van de beslaglegging door Marvesa heeft StroyOptCity zich echter teruggetrokken als koper, waardoor het commerciële risico alsnog op Gammachim kwam te rusten en zij de palmolie en palmstearine voor eigen rekening en risico moest zien te verkopen (vgl. ro. 4.35 en 4.39 hierboven). Dit betekent dat een daling van de goederenwaarde met terugwerkende kracht voor haar rekening kwam en voor Gammachim schade oplevert.
4.49.
Dat de marktprijs voor palmolie en palmstearine gedurende de periode dat de goederen onder beslag hebben gelegen is gedaald, is niet concreet betwist en blijkt ook uit de door Marvesa genoemde FOB Rotterdam prijzen van kort na de opheffing van het beslag. Marvesa bestrijdt echter de wijze waarop Gammachim haar schade becijfert.
Gammachim stelt dat zij de goederen uiteindelijk op basis DDP KostaRikha aan koper NMZHK heeft verkocht voor $ 3.122.586,02 en verwijst naar een overeenkomst van 25 mei 2015. Zij heeft een uitgebreid overzicht overgelegd waarin allerlei kosten zijn opgesomd die in haar visie van deze opbrengst moeten worden afgetrokken en becijfert haar schade door prijsdaling vervolgens op € 636.076,89.
De rechtbank acht deze schadebegroting onvoldoende toegelicht en inzichtelijk gemaakt. Daarbij speelt ook een rol dat de kosten DDP Kosta Rikha lastig te vergelijken zijn met de waarde van de goederen in Rotterdam, terwijl ook onduidelijk is in hoeverre een dubbeltelling bestaat met de kosten waarvan Gammachim-I separaat vergoeding vordert. Voorts weegt mee dat Gammachim onvoldoende heeft toegelicht hoe de door haar gestelde rol van NMZHK als koper zich verhoudt tot de door Marvesa genoemde koper APT (die ook in de stukken van Gammachim voorkomt, maar naar de rechtbank begrijpt in andere hoedanigheid), en evenmin hoe de door haar gestelde verkoop aan NMZHK per 25 mei 2015 zich verhoudt tot de - door Marvesa gestelde en door Gammachim niet bestreden - confraternele mededeling van haar advocaat aan de advocaat van Marvesa op 22 april 2015 dat de goederen (toen al) waren verkocht en geleverd aan een derde.
Per saldo acht de rechtbank meest werkbaar om al deze onzekerheden te elimineren uit de schadebegroting en voor de gedaalde waarde van de goederen meer geabstraheerd uit te gaan van de FOB Rotterdam prijzen per 7 april 2015 die Marvesa, onderbouwd door een opgave van Wilmar Europe Trading B.V. , heeft gesteld en die Gammachim op zichzelf niet heeft bestreden. Marvesa noemt voor palmolie $ 712,50 per ton, conform het bericht van Wilmar. Voor palmstearine noemt Marvesa $ 720 per ton, terwijl Wilmar $ 725 per ton noemt. De rechtbank zal het door Marvesa zelf genoemde lagere bedrag aanhouden.
4.50.
De waarde van de goederen kort na de opheffing van het laatst liggende beslag wordt aldus begroot op $ 1.282.425,90 ($ 712,50 per ton x 1.799,896 mt) en voor de palmstearine op $ 1.295.940,96 ($ 720 per ton x 1.799,918 mt), in totaal $ 2.578.366,86.
Vergelijking met het bedrag waarvoor Gammachim deze goederen heeft aangekocht wijst uit dat de goederen $ 393.819,52 in waarde zijn gedaald ($ 2.972.186,38 - $ 2.578.366,86).
Deze waardevermindering wordt als schade aangemerkt.
juridische en advocaatkosten
4.51.
Gammachim stelt dat verkoper OFPR een bedrag van € 11.370,73 aan kosten heeft gemaakt terstond na het leggen van het beslag, onder meer ter bewerkstelliging van tussentijdse opslag. OFPR heeft deze kosten doorbelast aan Gammachim. Gammachim heeft terzake van de twee opheffings kort gedingen, de hoofdprocedure en de vele overige werkzaamheden een bedrag van in totaal € 161.568,99 aan advocaatkosten moeten betalen.
4.52.
Marvesa betwist dat OFPR de beweerde kosten heeft gemaakt en dat Gammachim die kosten aan OFPR heeft betaald. OFPR heeft zich er ten onrechte tussen geschoven als pretense eigenaar van de partijen palmolie en palmstearine. Kosten die OFPR in dat verband heeft gemaakt dienen voor haar rekening te komen.
De kosten voor rechtsbijstand van AKD zijn gemaakt ter instructie van de twee kort gedingen en komen niet in aanmerking voor vergoeding anders dan via de door Marvesa al betaalde proceskostenveroordelingen. Gammachim had haar administratie kennelijk slecht op orde. Zij had vier weken tijd en overleg met advocaten nodig om erachter te komen dat zij beweerdelijk eigenaar was van de beslagen zaken. Kosten gemaakt om deze duidelijkheid te verkrijgen hebben geen oorzakelijk verband met de gelegde beslagen en dienen voor rekening van Gammachim te komen.
4.53.
De rechtbank overweegt als volgt.
Namens Gammachim is ter comparitie verklaard dat zij kort na de beslagleggingen aan OFPR, als vertegenwoordiger van de verkoper ICOF, en diens directeur, de heer [persoon 6] , heeft gevraagd om de situatie te verduidelijken. OFPR heeft vervolgens onduidelijkheid gecreëerd over de eigendom van de partijen palmolie en palmstearine. Dit komt voor rekening van Gammachim. De kosten die OFPR in dit verband heeft gemaakt komen dan ook niet voor vergoeding door Marvesa in aanmerking.
4.54.
Uitgangspunt is, als gezegd, dat Marvesa gehouden is de door Gammachim ten gevolge van de beslagleggingen geleden schade te vergoeden. Dit geldt ook voor zover de geleden schade bestaat uit ten gevolge van de beslagen gemaakte proces- en advocaatkosten. Over de proces- en advocaatkosten die ten behoeve van de twee kortgedingprocedures zijn gemaakt is echter in de kortgedingprocedures al een beslissing genomen. Deze zijn vastgesteld conform het liquidatietarief en worden geacht daarmee gedekt te zijn. De proceskosten ten behoeve van de onderhavige procedure worden door de in deze zaak toe te wijzen vergoeding voor geliquideerde proceskosten gedekt. Een grondslag voor toewijzing van een volledige vergoeding van de daadwerkelijke proces- en advocaatkosten heeft Gammachim-I niet gesteld.
financieringsrente
4.55.
Gammachim stelt dat zij leningen heeft gesloten ter financiering van de in verband met het beslag gemaakte kosten. Het totaal aan het door Gammachim betaalde bedrag aan financieringsrente bedraagt omgerekend € 217.562,06.
4.56.
Marvesa voert aan dat mr. Molenaar, advocaat van Gammachim, op 22 april 2015 heeft verklaard dat Gammachim de zaken heeft verkocht en geleverd aan een derde terwijl de overeenkomst waarop Gammachim zich beroept dateert van 25 mei 2015. Gegeven het feit dat Gammachim zich pas op 28 november 2014 als pretense eigenaar van de goederen heeft gemeld, kan in redelijkheid financieringsrente van voor die datum niet voor rekening van Marvesa komen.
4.57.
De rechtbank overweegt als volgt. De financieringsrente over de periode van 28 november 2014 tot en met 4 april 2015 komt - als overigens onbestreden - voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank stelt dit bedrag aan financieringsrente aan de hand van de door Gammachim als productie 17 overgelegde kostenstaat vast op het totaal van de bedragen over de maanden december 2014 tot en met maart 2015, te weten $ 95.344,25.
slotsom omvang schade
4.58.
Gammachim is $ 125.145,72 aan commissie misgelopen en heeft schade gelden door waardedaling van de goederen groot $ 393.819,52. Zij heeft $ 95.344,25 aan financieringsrente betaald en heeft voor een totaalbedrag van € 335.309,31 aan annulerings- en opslagkosten gemaakt. De rechtbank stelt de schade dus op voormelde bedragen vast.
vermindering wegens eigen schuld?
4.59.
Marvesa heeft een beroep gedaan op artikel 6:101 BW en gesteld dat Gammachim volledige eigen schuld heeft aan het tot 4 april 2015 blijven liggen van de beslagen en aan de als gevolg daarvan beweerdelijk geleden schade.
4.60.
Uit artikel 6:101 lid 1 BW vloeit voort dat wanneer de schade mede een gevolg is van een omstandigheid die aan de benadeelde kan worden toegerekend, de vergoedingsplicht wordt verminderd door de schade over de benadeelde en de vergoedingsplichtige(n) te verdelen in evenredigheid met de mate waarin de aan ieder toe te rekenen omstandigheden tot de schade hebben bijgedragen, met dien verstande dat een andere verdeling plaatsvindt of de vergoedingsplicht geheel vervalt of in stand blijft, indien de billijkheid dit wegens de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten of andere omstandigheden van het geval eist.
4.61.
Marvesa stelt dat Gammachim was gehouden haar schade te beperken en dat niet heeft gedaan omdat zij heeft nagelaten:
  • bewijs van eigendom te leveren;
  • onduidelijkheid en verwarring te voorkomen en te verhelpen;
  • juist en voortvarend te procederen;
  • een bankgarantie voor een fractie van de beweerdelijke schade te stellen;
  • vervangende aankopen te doen;
  • Vopak te vrijwaren;
  • de vrijgegeven zaken FOB Rotterdam te verkopen.
4.62.
Gammachim-I betwist dat Gammachim eigen schuld treft. Een normaal, voorzichtig en redelijk persoon zou in dezelfde omstandigheden in redelijkheid dezelfde keuzes maken. Gammachim-I heeft aangevoerd dat Gammachim tijd nodig had om de hectische situatie na beslaglegging te analyseren, de beslagdocumentatie te laten vertalen naar het Russisch, de documentatie ter onderbouwing van haar stellingen te vertalen naar het Nederlands of Engels, en een procedure voor te bereiden.
4.63.
De rechtbank overweegt als volgt. Primair ligt de verantwoordelijkheid voor het ten onrechte gelegde beslag bij Marvesa. Door partijen palmolie en palmstearine te beslaan aan boord van een zeeschip heeft Marvesa welbewust het risico genomen dat daardoor zeer aanzienlijke schade zou ontstaan. De heer [persoon 4] heeft ter zitting verklaard dat op 5 november 2014 duidelijk was dat de partijen onder beslag lagen en dat er een rechtszaak nodig zou zijn om het beslag op te heffen. Gammachim heeft de bank verzocht om aanvullende financiering voor een dekkingskoop of bankgarantie waartegen opheffing kon plaatsvinden. Dit verzoek werd afgewezen. Als het beslag begin januari 2015 zou zijn opgeheven dan zou Gammachim nog aan haar contractuele verplichtingen hebben kunnen voldoen. Weliswaar met een beperkte boete maar dan zou de schade geringer zijn geweest. Omdat het beslag tot april 2015 is blijven liggen heeft de StroyOptCity geannuleerd. Aldus de heer [persoon 4] .
Gelet op deze - onweersproken - verklaring van de heer [persoon 4] faalt het eigen schuldverweer op het gebied van het stellen van een bankgarantie en het doen van vervangende aankopen.
4.64.
OFPR heeft ten opzichte van (de advocaat van) Marvesa onduidelijkheid gecreëerd over de eigendom van de partijen palmolie en palmstearine. Vast staat immers dat, nadat de heer [persoon 7] van Schutter aanvankelijk had gesteld dat Gamma-Trade eigenaar van de beslagen partijen was, vervolgens mr. [persoon 8] stelde op te treden voor Gamma-Trade, waarna mr. [persoon 9] meldde dat Schutter verkeerde instructies aan Van Traa had gegeven en OFPR eigenaar was en dat mr. [persoon 9] uiteindelijk eerst op 28 november 2014 aan de advocaat van Marvesa heeft bericht dat ‘
uit nader onderzoek (was) gebleken dat Gammachim als koper van OFPR de eigendom van de beslagen goederen verkregen heeft’. Vervolgens heeft mr. Molenaar zich op 28 november 2014 voor het eerst namens Gammachim bij de advocaat van Marvesa gemeld.
Ter zitting is duidelijk geworden dat Gammachim eind oktober 2014, al voor de beslaglegging, in het bezit was van de toondercognossementen.
Dat Gammachim pas duidelijk heeft gemaakt dat zij eigenaar was van de partijen palmolie en palmstearine na de uitdrukkelijke vragen daarover in de zittingsagenda van de rechtbank ten behoeve van de comparitie komt voor rekening van Gammachim. De gecreëerde onduidelijkheid over de eigendom van de beslagen zaken heeft echter niet in zodanige mate tot de schade bijgedragen dat de rechtbank aanleiding ziet om de schadevergoedingsplicht van Marvesa te beperken. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat Gammachim redelijkerwijs enige tijd nodig had om haar stukken te verzamelen en zich juridisch te laten voorlichten over de in Nederland gelegde beslagen, dat Marvesa zelf in het eerste kort geding de eigenaarspositie van Gammachim niet heeft bestreden en dat Marvesa desondanks - nadat het beslag ten laste van Gammachim was opgeheven - het beslag ten laste van Gamma-Trade niet heeft opgeheven waardoor de schade voor Gammachim is blijven oplopen. Het beroep van Marvesa op eigen schuld faalt.
4.65.
De slotsom is dat de vordering van Gammachim tot een bedrag van $ 614.309,49 en een bedrag van € 335.309,31 zal worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente zal als onweersproken worden toegewezen met ingang van de datum van dagvaarding.
kosten
4.66.
Marvesa zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. De kosten aan de zijde van Gammachim-I worden begroot op:
- dagvaarding: € 109,71
- beslagverschotten € 1.661,04
- griffierecht: € 3.946,00
- salaris advocaat:
€ 9.633,00(3 punten x tarief VIII ad € 3.211)
totaal € 15.349,75
Voor het beslagrekest is een punt aan advocatensalaris toegekend, de exploit- en overbetekeningskosten (verschotten) zijn afgeleid uit de producties van Gammachim-I voor zover zichtbaar betrekking hebbend op Marvesa (en niet op [gedaagde] ). Dit betreft zesmaal € 197,19 en zesmaal € 79,65 (in totaal € 1.661,04). De overige deurwaardersfacturen zijn niet te herleiden tot met beslaglegging ten laste van Marvesa gemoeide exploten. De door Gammachim-I gevorderde nakosten zullen worden toegewezen als na te melden. De wettelijke rente over de proceskosten en nakosten zal worden toegewezen als gevorderd.

5.De beslissing

De rechtbank
in de zaak van Gammachim-I tegen Marvesa:
5.1.
veroordeelt Marvesa tot betaling aan Gammachim-I van een bedrag van
$ 614.309,49 en een bedrag van € 335.309,31, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over die bedragen vanaf 9 januari 2016 tot aan de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt Marvesa in de proceskosten, aan de zijde van Gammachim-I tot op heden begroot op € 15.349,75, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt Marvesa in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Marvesa niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na de betekening van dit vonnis tot aan de dag van volledige betaling,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst af het meer of anders gevorderde;
in de zaak van Gammachim-I tegen [gedaagde] :
5.6.
wijst de vorderingen van Gammachim-I af;
5.7.
veroordeelt Gammachim-I in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 8.395;
5.8.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Sikkel, mr. P.A.M. van Schouwenburg-Laan en mr. J.W. Langeler en in het openbaar uitgesproken op 25 april 2018.
1573/1885/182