ECLI:NL:RBROT:2018:4450

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 juni 2018
Publicatiedatum
7 juni 2018
Zaaknummer
10/701236-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van mishandeling en bewezenverklaring van huisvredebreuk tijdens voetbalrellen

In deze zaak, die zich afspeelt in de context van de voetbalrellen tijdens de KNVB-bekerfinale tussen Feyenoord en FC Utrecht op 24 april 2016, heeft de rechtbank Rotterdam op 8 juni 2018 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van mishandeling en huisvredebreuk. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de mishandeling, omdat niet kon worden vastgesteld of de slaande beweging die hij maakte daadwerkelijk raak was. De rechtbank oordeelde dat de beelden en verklaringen onvoldoende bewijs boden voor de bewezenverklaring van dit feit.

Echter, de rechtbank vond de huisvredebreuk wel bewezen. De verdachte was het stadion van Feyenoord binnengegaan terwijl hem een stadionverbod was opgelegd. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet op de hoogte was van het stadionverbod, maar de rechtbank oordeelde dat het stadionverbod rechtsgeldig was betekend. De verdachte had de verantwoordelijkheid om zijn post te openen en was op de hoogte van het verbod.

De rechtbank legde een taakstraf op van 60 uren, met aftrek van voorarrest. De beslissing was gebaseerd op de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten. De rechtbank concludeerde dat de verdachte strafbaar was en dat de opgelegde straf passend was.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/701236-16
Datum uitspraak: 8 juni 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. J. Reisinger, advocaat te Utrecht.

1.Onderzoek op de terechtzittingen

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 23 en 25 mei 2018.
Op 25 mei2018 is de behandeling van de zaak hervat en heeft de rechtbank het onderzoek ter terechtzitting gesloten.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. van den Berg heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het tenlastegelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken met aftrek van voorarrest, waarvan 2 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4.Waardering van het bewijs

Feit 1

4.1.
Vrijspraak
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
Aangevoerd is dat op camerabeelden te zien is dat de verdachte een onbekend persoon een rake klap in zijn gezicht geeft. De man beweegt zijn hoofd naar achteren op het moment van de klap en even later voelt hij aan zijn tand of lip. Daarnaast heeft de verdachte aangegeven zichzelf te herkennen op de beelden en geslagen te hebben omdat hij even daarvoor zelf werd geslagen.
4.1.2.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting, waaronder de door de officier van justitie getoonde beelden, onvoldoende blijkt dat de slaande beweging die de verdachte richting de onbekend gebleven persoon heeft gemaakt, daadwerkelijk raak was. De rechtbank volgt de officier van justitie niet in zijn stelling dat uit de reactie achteraf van die persoon de conclusie kan worden getrokken dat die beweging raak was. De verklaring van de verdachte dat het wel zo zal zijn dat hij een klap heeft uitgedeeld, houdt - gezien de op de zitting daarbij gegeven toevoeging dat hij niemand heeft geraakt - geen erkenning in van het geven van een klap waarmee iemand daadwerkelijk is geraakt.
4.1.3.
Conclusie
Het onder 1 tenlastegelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Feit 2
4.2.
Bewijswaardering
4.2.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte niet op de hoogte was van het hem opgelegde stadionverbod, omdat deze naar zijn woonadres is verstuurd en niet naar de tussenvoorziening waar de aan de verdachte geadresseerde post naar toe wordt verzonden.
4.2.2.
Beoordeling
Blijkens het zich in het dossier bevindende exploot, heeft de deurwaarder op 31 maart 2016 het stadionverbod in de brievenbus van de verdachte aan de [adres verdachte] in Utrecht gedaan, omdat er op dat moment niemand thuis was. Het stadionverbod is hiermee rechtsgeldig aan de verdachte betekend. De verdediging heeft aangevoerd dat de post van de verdachte via een tussenvoorziening bij hem terechtkomt en hij om die reden zijn eigen post niet opent. Het feit dat de verdachte zijn post via een tussenvoorziening ontvangt, ontneemt hem niet zijn verantwoordelijkheid de in zijn eigen brievenbus aangetroffen poststukken te openen en te zorgen dat hij kennis neemt van de inhoud van voor hem bestemde poststukken ook als die eerst bij een tussenvoorziening terecht komen. Daarnaast heeft de verdachte aangegeven van meerdere mensen te hebben gehoord dat hem een stadionverbod was opgelegd.
4.2.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde feit heeft begaan.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
2.
hij
op 24 april 2016 te Rotterdam,
wederrechtelijk is binnengedrongen in een besloten lokaal gelegen aan het Zandvlietplein en in gebruik bij het stadion Feyenoord, welk binnendringen daarin bestond dat hij, verdachte, toen aldaar opzettelijk voornoemd lokaal is binnengegaan, althans daar heeft vertoefd, terwijl aan hem, verdachte, door of namens rechthebbende de toegang tot voornoemd lokaal schriftelijk was ontzegd voor een periode van 27 maanden, ingaande op 1 april 2016.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
in het besloten lokaal bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte is tijdens de KNVB bekerfinale tussen Feyenoord en FC Utrecht op 24 april 2016 stadion De Kuip binnen gegaan terwijl hem een stadionverbod was opgelegd vanwege een voetbal gerelateerd strafbaar feit, dat slechts een aantal weken eerder plaatsvond. Het stadionverbod is een instrument van de KNVB om herhaling van wanordelijkheden voor, tijdens en na voetbalwedstrijden te voorkomen. De rechtbank neemt het de verdachte dan ook kwalijk dat hij, ondanks het verbod waarvan hij rechtsgeldig en door mededelingen van anderen op de hoogte was, in en rond het stadion heeft vertoefd.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 23 maart 2018, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Inforsa, afdeling reclasseringheeft twee rapporten over de verdachte opgemaakt, het laatste gedateerd 18 mei 2018. Dit rapport houdt onder meer het volgende in:
De verdachte heeft geen hulpvragen en ziet geen meerwaarde voor contact met de reclassering. In november 2017 is het schorsingstoezicht opgeheven in opdracht van het kabinet rechter-commissaris. Hoewel de verdachte sinds een officiële waarschuwing begin maart 2018 zijn meldplichtafspraken beter nakomt, zijn de gesprekken nog altijd weinig inhoudelijk. De reclassering ziet, net als de verdachte zelf, weinig tot geen meerwaarde in reclasseringsbemoeienis.
Toegevoegd kan worden dat het goed lijkt te gaan met de verdachte. Hij is niet opnieuw in aanraking gekomen met justitie en er zijn geen aanwijzingen voor problemen rondom alcoholgebruik. Uit contact met de wijkagent blijkt dat de verdachte in de afgelopen maanden niet in beeld is gekomen bij de politie. De werkstraf inzake een ander parketnummer is positief afgerond. Op dit moment lijkt het recidiverisico laag gezien de verdachte zijn alcoholverslaving onder controle lijkt te hebben.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit zal de rechtbank een taakstraf van na te noemen duur opleggen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 22c, 22d, 63 en 138 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 60 (zestig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
54 (vierenvijftig) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
27 (zevenentwintig) dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M.H. Geerars, voorzitter,
en mrs. R.J.A.M. Cooijmans en A.A. Kalk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. drs. M.R. Moraal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij
op of omstreeks 24 april 2016 te Rotterdam
in het voetbalstadion Feyenoord, gelegen aan het Van Zandvlietplein, tijdens of na de KNVB-bekerfinale Feyenoord-FC Utrecht
een of meer tot op heden onbekend gebleven perso(o)n(en) heeft mishandeld door die perso(o)n(en) meermalen, althans eenmaal (telkens) (met kracht) in/tegen
het gezicht, althans op het lichaam te slaan en/of te stompen en/of te duwen
2.
hij
op of omstreeks 24 april 2016 te Rotterdam,
wederrechtelijk is binnengedrongen in een besloten lokaal gelegen op/aan het Zandvlietplein en in gebruik bij het stadion Feyenoord, althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, welk binnendringen daarin bestond dat hij, verdachte, toen aldaar opzettelijk voornoemd lokaal is binnengegaan, althans daar heeft vertoefd, terwijl aan hem, verdachte, door of namens rechthebbende de toegang tot voornoemd lokaal schriftelijk was ontzegd voor een periode van 27 maanden, ingaande op 01 april 2016;