In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 8 juni 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij openlijk geweld na de KNVB-bekerfinale tussen Feyenoord en FC Utrecht op 24 april 2016. De verdachte heeft samen met anderen geweld gepleegd tegen brigadier van politie Rotterdam-Rijnmond, [naam slachtoffer], door deze meermalen te schoppen en/of te trappen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft bekend en heeft dit zonder nadere motivering bewezen verklaard. De officier van justitie had een taakstraf van 240 uren geëist, maar de rechtbank heeft uiteindelijk een taakstraf van 200 uren opgelegd, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht.
De rechtbank heeft in haar overwegingen de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd in aanmerking genomen. Het geweld was gericht tegen een persoon die een publieke functie vervult, wat de rechtbank als onaanvaardbaar beschouwt. Dit soort geweld heeft niet alleen gevolgen voor de betrokken politieambtenaar, maar ook voor de veiligheid van andere burgers en de algehele maatschappelijke orde. De rechtbank heeft ook gekeken naar de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die geen eerdere veroordelingen had voor soortgelijke feiten en stabiele leefomstandigheden vertoonde. Op basis van deze overwegingen heeft de rechtbank besloten tot het opleggen van een taakstraf.